"SPERANZA"
1001
De fabriek van mijn vader
avonturen
met de
soetil
SING O'SING
Specifiek Banjoewangi'sch
Het was een macaroni- en vermecelli-
fabriek, in die tijd (1915) een unicum,
meen ik te mogen zeggen, in de niet-
Italiaanse wereld.
De Eerste Wereldoorlog woedde in
Europa, toen mijn vader met het ex
periment begon, dat naast de smaak
en de kleur in hoofdzaak gebaseerd
moet zijn geweest op de houdbaarheid
van een dergelijk meelprodukt. Ik dank
het aan mijn nieuwsgierigheid, een
kleuter van bijna vier jaar eigen, dat
ik zoveel details uit die periode te
weten ben gekomen, maar zeker toch
ook aan het feit, dat mijn vader mijn
gezelschap om zich heen duldde.
Ik volgde zijn bewegingen aandachtig,
wanneer hij in zijn werkkamer met
vloeistoffen en maatglazen en reageer
buisjes te werk ging. Het summum van
genoeglijkheid beleefde ik, wanneer hij
met de reageerbuisjes in een rekje
naar de achterkamer liep, (het was een
"gesloten huis" in Gg. Kleykamp te
Weltevreden en er waren derhalve
geen open galerijen) mijn moeders be
slagkom op de etenstafel neerzette en
er met een vork enige eieren in los
klopte.
Dan kwam er meel bij en later het
vocht uit de reageerbuisjes. Wat er
met het dusdanig verkregen deeg ge
beurde, had mijn belangstelling niet,
misschien, omdat ik telkens teleurge
steld werd in mijn verwachtingen, dat
er een lekker gebak voor ons uit zou
resulteren.
Dagen achtereen herhaalden zich deze
handelingen. Totdat er opeens "een
ding" midden in de werkkamer werd
gezet op vier hoge poten en met "een
wiel" helemaal in de top en er twee
mannen kwamen om te helpen.
Ik zag, dat mijn vader op een stoel
ging staan bij het ding en ik zag hem
er stukken deeg in stoppen, terwijl de
mannen een dunne plank vasthielden
tussen de vier poten.
Toen begon mijn vader aan het wiel
te draaien en te draaien en daar op
eens kwamen er voor mijn verbaasde
ogen witte buisjes tevoorschijn, die
steeds langer werden en toen zij de
plank bereikt hadden, riep mijn vader:
"Taa-rik!" en langzaam verplaatsten de
mannen de plank naar voren, zodoen
de de bos met witte slangetjes mee
trekkend, Uiteindelijk sneed mijn vader
de bos los.
Dat moest een groots moment voor
hem geweest zijn, immers, de eerste
macaroni van Indisch fabrikaat had
het licht gezien!
Daarna volgden de gebeurtenissen el
kaar snel op.
Mijn vader kreeg een compagnon-fi
nancier, de Heer Van Steede en wij
verhuisden naar het grote huis in Gg.
Pasar Baroe No. 21.
Wij bewoonden het paviljoen, terwijl
het hoofdgebouw bestemd werd voor
de fabriek (wat een diepte hadden die
huizen nog.)
Ik herinner mij, dat mijn vader de ma
chines zelf ontwierp, want avond aan
avond was hij met tekeningen bezig.
Als ik mij niet vergis, was het de ma
chinefabriek "Buys", die de fabriek
opzette, aanvankelijk met één grote
machine, maar al spoedig bleek een
uitbreiding nodig met nóg een machi
ne, terwijl al wat tevoren via handwerk
verricht werd, geheel werd gemechani
seerd, zoals het zeven van het meel,
het kneden van het deeg en het kar
tonnagewerk voor de verpakking. Het
geheel draaide op één krachtige motor.
Deze uitbreiding werd gefinancierd
door G. G. Van Limburg Stirum, welk
feit met zich meebracht, dat Zijne Ex
cellentie eenmaal per jaar de fabriek
bezocht, in gezelschap van de Gravin
en het nodige gevolg (telkens wisse
lende gezelschappen), bij welke gele
genheid het mannelijke en het vrouwe
lijke personeel in een speciaal wit kos
tuum werd gestoken, bestaande uit
resp. een kort schort kepie en een
lang schort plus kapertje. Om deze
kostumering was er begrijpelijk altijd
veel hilariteit onder het personeel.
Behalve macaroni en vermecelli lever
de de fabriek ook spaghetti en letter-
vermecelli, welke produkten door de
"K.P.M." ook naar de Buitengewesten
werden verscheept, maar dan in een
blikverpakking.
Gedurende de oorlogsjaren, toen de
import van levensmiddelen stagneerde,
draaide de fabriek op volle toeren en
moest er vaak overgewerkt worden,
om aan de vraag te kunnen voldoen.
Tot zijn eer mag vermeld worden, dat
mijn vader geen O.W.-er geweest is.
Helaas wist hij zijn financiën niet met
de nodige zorg voor slechtere tijden
te beheren, maar was dat niet het ge
val met vele particulieren uit die tijd?
Toen na de oorlog de import weer op
gang kwam van allerlei soorten van
levensmiddelen werd het voor mijn
vader niet lonend meer de fabricage
van zijn produkten voort te zetten en
in 1921 werd het bedrijf stopgezet.
Nadien probeerde hij het nog met de
fabricage van schoensmeer en zeep
en in 1924 introduceerde hij zelfs een
gloednieuw produkt, n.l. de "pakjes
soep!" Toen dit laatste via een labora
torium-onderzoek goedgekeurd was,
leverde mijn vader een proefzending
af aan het St. Carolus-Ziekenhuis te
Salemba, waarop enthousiast werd ge
reageerd. Helaas waren er in die na
oorlogse jaren geen brani's meer op
financiëel gebied, zoals voorheen de
Heer Van Steede, om mijn vader in
het zadel te helpen.
Hij stierf in 1929 en tien jaar later ver
scheen er in het weekblad d'Oriënt
een artikel met als titel: "Vermac",
de eerste macaroni en vermicellifa-
briek in Ned.-lndië!
Natuurlijk klom ik meteen in de pen
om de redactie van haar vergissing
op de hoogte te brengen.
Kort daarna verscheen op de eerste
pagina van het blad de rectificatie in
een artikel, waarin tevens posthuum
hulde gebracht werd aan de onder
nemingsgeest van de man, die mijn
vader was.
Gonnie Haccou-Ran.
Worteltjes, boontjes, reboeng als er
toevallig over is uit een blikje, ta'ogé,
lombok-idjoe groene pepers, peté-
boontjes voor de liefhebbers, een zak
je terie-nassi, een stukje timpih en soe
'oen; hoeveelheden, zelf maar kira-ki-
ra.
De timpih en de groenten in dunne
schijfjes of reepjes snijden. De stukjes
timpih en de terie, beide apart, knap
pend bruin bakken. Daarna, in dezelfde
olie, de boemboe.
Een grote ui of 4 a 5 sjalotten, twee
teentjes knoflook, (gesnipperd) een
knikkertje assem, een beetje trassi en/
of een vlees-tablet, een paar schijfjes
la'os of wat la'os-poeder, de peté,
sambal naar smaak en een heel klein
beetje ketjap. Denk er aan dat de lom
bok-idjoe dikwijls erg pêdês is maar
die van nóg meer houdt doet er ook
nog wat hele rawits bij. De boemboe
goed flenzen, kopje water opgieten.
Even laten stoven dan alle groente
toevoegen, worteltjes en reboeng 't
eerst, de ta'ogé 't laatst. Alles moet
knappend blijven.
Soe'oen, vooraf geweld, voor de sier.
Proeven en op smaak afmaken, met
zout, suiker en evt. nog een scheutje
azijn.
Voor 't opdienen de gebakken timpih
en terie er door heen scheppen. Een
gerechtje met "alles 'r op en 'r an".
Plantersvrouw
15
■imhitiiiin**'
IWIItlilillMIlJs