recht gewezen en dan maar weer van
voren af aan.
Kraaltjes rijgen, van die hele kleintjes,
de gaatjes waren voor mij altijd boen-
•tet (verstopt). De draad kauwde je
stuk om het dun te krijgen en dan
boendel (in de knoop gaan). Hopeloos,
ik heb het nooit tot een armband ge
bracht, laat staan een ketting; was te
ongeduldig; mijn oogst was summier
en alle kleuren door elkaar. Kleur bij
kleur was te moeilijk. Waarvoor, als
het gampang (gemakkelijk) kan. Eerst
die er met een natte vinger uitpikken,
die eenvoudig te rijgen zijn. In Matjes
vlechten was ik ook geen held; kon de
figuren nooit goed krijgen. Mijn lompe
handen waren te links. Het matje
scheurde, of het vlechtreepje bleef
hangen en door je geknoei trok je het
aan stukken.
Slechts eens heb ik mijn werkstuk
klaar gekregen met weinig fouten. Een
hele prestatie.
Tekenen, hou maar op; tjelorettan
(krabbels) eerste klas. Toen bestond
de abstracte kunst nog niet; anders
hadden ze misschien wat in mij gezien.
Ik had toen nog de gewoonte wan
staltige figuren op papier of lei te zet
ten, die nergens op leken. Maar wel
aangeduid met monsterachtige ge
slachtsdelen, geinspireerd door levens
grote schetsen van onbekende mees
ters, op muren en schuttingen. Dan
kippen, die wat lieten vallen of eieren
legden, kortom dieren, waar de ont
lasting in vorm van wormen of krulle
tjes uit hun achterwerk liep.
Arme juf; zij zal zich wel gechoqueerd
gevoeld hebben of gelachen om mijn
naïviteit. Nooit liet ze het merken, maar
Zij verbeterde met liefde.
Plakken nog mooier, de figuren nooit
tjotjok (kloppen), schots en scheef
door elkaar; djoenkir balik (onderste
boven), vol vlekken en snippers door
te veel lijm.
Met klei knoeien was ook heel leuk;
pispotten waren mijn hobby of pop
petjes, waarvan de armen of benen
eeuwig af vielen. Ook daarin was ik de
tijd ver vooruit. Heden ten dage had ik
een prijs kunnen winnen.
In spelen en ravotten was ik een mees
ter, maar kreeg heel zelden eep beurt,
omdat bilangja (ze zeggen) te ruw.
Wat kun je toch een pech hebben en
dan zo jong al. Het beloofde heel wat
voor later, maar het is allemaal nog
terecht gekomen, hoor.
Op een regenachtige dag heb ik op
een keer op de galerij als officier
mogen spelen met een steek op en een
sabel op zij. En een keer op een echte
speelgoedtrom mogen beuken bij een
liedje, dat ik nu vergeten ben, maar
het refrein klinkt ongeveer zo; "Teret-
tettet terettettet gaat de trompet, boem
boem luidt de trom en Jan is officier".
Ook dat van in een groen, groen knol-
leland (wist je veel, wat knollen waren),
zaten drie haasjes heel parmant, de
Het Kerkplein in Salatiga.
één die blies de fluit, etc. Wat ik aan
artistiek kunnen naar huis bracht, von
den de anderen bokèk (slecht) prul,
rotzooi, fysisch bezien radicaal fout.
Wisten ze vroeger veel, je kreeg de
waarheid te horen, klaar, af.
Alleen Ma had er waardering voor en
nènèk, die ze verzamelde; bij intuïtie
wisten ze wat een kind toekwam.
Zoals ik al opmerkte, was de school
ver van huis. Zodoende moest de stal
jongen mij iedere dag halen en bren
gen. Naar huis was het altijd gezellig.
Wij slenterden maar wat, hoopten wat
te beleven, maar nooit wou hij mij
gendong (dragen). Geen akal (feit) kon
hem daartoe overhalen. Doorzeuren
dorst ik niet.
Veronderstel dat hij dat thuis verklap
te, adoeh, dan was het niet best.
Wat ik nooit vergeten zal, is, dat hij
een paar keer te laat kwam. Ik mocht
bij de dames op de voorgalerij van het
andere huis op hem wachten. Zij ga
ven mij dan wat te drinken, of ik kreeg
fruit, of snoep, of een koekje, wat ik
braaf naar binnen werkte. Juf ging dan
soms met mij de voortuin in en liet mij
bloemen zien, maar plukken mocht ik
nooit. Een enkele maal eens een bloem
voor Ma zogenaamd; ik weet nog wel:
een gele peretum of galliarda. Onder
weg liet ik~"het misschien wel liggen,
of thuis kreeg Ma een gekneusd, slap
gevalletje, verwelkt tot wat eens een
bloem mocht heten.
Aangezien wij van huis uit geen brood
eters zijn, hoogstens alleen als ontbijt
en dan nog vrij zeldzaam, dan ook nog
in de vorm van plok-plok. (brood in
een beker proppen, veel suiker, weinig
thee, veel dikke gecondenseerde melk
en maar met je lepel prakken en op
happen) Zodoende had je op school
daar ook geen zin in. Het werd verge
ten weer meegenomen of weggegeven.
Ik kreeg op een keer, na lang smoezen,
van nènèh gedaan, dat ze mij wat ke-
tan (kleefrijst) met zoete sroendeng
(cocosgerecht) en katjang boeboek (of
boeboek kedele- (gestampte gebakken
sojabonen) mee gaf, waar ik zo gek
op was. Wist ik veel, dat ze daar aan
stoot aan zouden nemen!
Het gebeurde met ontspanning onder
de palaboom. Ik open mijn trommel,
haal daar de boengkoesan van pisang
blad (pak van bananenblad) uit en be
gin prins heerlijk met mijn vingers aan
de ketan. Komt me daar een stelletje
jongens, zogenaamd toeroet-toeroetan
(meegaan, meedoen), beschaafd mij
staan uitlachen, me met de vinger na
te wijzen en uit te schelden: "Loh, je
moet zien zeg, hij eet ketan, kaja een
Javaan; apa jou pa hij kan geen brood
kopen. Wah, hij kaja katjong (net een
jongen) uit de kampong". Op den lan
gen duur kon ik het niet meer ver
kroppen. Ik huilde het uit en de kring
om mij heen, werd hoe langer hoe gro
ter.
Eindelijk kwam juf Hamar op het gejoel
af, en mij ziende, deed ze heel wijs.
Gebiedend vroeg ze om stilte, nam mij
in de arm en troostte mij, zeggende:
"Eet jij maar, hoor!" en tot de anderen;
"Gaan jullie rustig je brood opeten, of
spelen en plaag deze jongen niet.
Schamen jullie je niet? het is laf om
met je zovelen één jongen zo te sarren
en wat hij eten wil, mag hijzelf weten,
of lusten jullie dan geen ketan? Ook
dat is goed eten."
Maar even goed kreeg de djongos or
ders van haar mee, of een briefje, dat
weet ik niet meer, maar nadien bleef
het bij brood en brood alleen, met jam,
hagelslag, muisjes of ontbijtkoek. Toch
is het mij veel later opgevallen, dat er
wel eens jongens waren, die sambal
katjang, ja zelfs stukjes gereh tussen
hun brood hadden.
Dat waren dan mijn eerste Fröbeljaren.
Hoe lang ik erop heb gezeten, weet ik
niet meer-. Dat gedeelte vergleed met
mijn kindsheid en al gauw zag ik mij
op de grote school gaan.
Rest mij nog te vertellen, dat Pak Pe-
ging, de boy, mij een keer helemaal
vergat op te halen. Toen was ik wel
genoodzaakt, de hele middag te wach
ten en hebben de beide dames zich
over mij ontfermd.
Victorien was de oudste van de Zus
ters. Toen die wegging, hielp Juliette,
Adelien weer met de school. Ik kan
best de twee jongsten verwisseld heb
ben.
J. Weites.
17