INDIAANSE HUMOR UIT
ZUID-AMERIKA
De tatu, de tapir en de yacaré
en restaurants. We lieten ons ook naar
boven rijden door het oude inheemse
gedeelte, waar de Oosterse sfeer je
al tegemoet kwam. Veel huizen, vlak
aan de straat gelegen, hadden hun
huisdeur openstaan, zodat we een blik
naar binnen konden werpen. Tot onze
verbazing zagen we verscheidene gan
gen bekleed met Delftse tegeltjes. Op
de markt, die aan een Indische passar
deed denken, stopten we even. Al
gauw kwamen enkele bloemenverko
pers naar ons rijtuig en werden de
dames omhangen met kransen.
's-Avonds om zeven uur, nu bij dalende
zon, vertrokken we, blij, dat de staking
ons tenminste ook iets aardigs had be
zorgd. We bleven nu vlak langs de
Afrikaanse kust varen en hadden de
volgende dag bij opkomende zon een
mooi gezicht op het bergland.
Verder verliep de reis normaal. Port-
Said met Simon Artz! Suez-kanaal,
Rode Zee, over een spiegelgladde In
dische Oceaan naar Colombo. Daarna
werd de zee wat woeligerl zodat de
boot een ietsje begon te slingeren, ge
lukkig niet stampen, zodat de verjaar
dag van Hare Koninklijke Hoogheid
behoorlijk gevierd kon worden.
De "Prinses Juliana" maakte nu pas
weer haar eerste reis naar Indië. Een
bootsman vertelde me, dat zijn schip
door de Amerikanen in beslag was ge
nomen, om troepen te vervoeren, naar
Europa. "O, o, wat zag mijn "Juliana"
er uit, toen we haar terug kregen. On
herkenbaar! Ach, die Amerikanen kun
nen niet met schepen omgaan." Aldus
de ontboezeming van deze zeerob. In
elk geval had 't lang geduurd, eer het
schip weer volledig was opgeknapt.
Bij avond arriveerden we in Sabang;
het eerste stukje Indië. Een vrolijk ge
zicht al die lichtjes van de huizen
tegen het heuvelterrein. De meeste
passagiers gingen de wal op; men ont
liep bij voorkeur het kolen-laden, wat
altijd een vuile boel met zich mee
bracht. Wie vooral dolblij waren, ein
delijk weer eens vaste wal onder de
voeten te krijgen, waren de weinige
Duitse en Oostenrijkse passagiers.
Hoewel de vrede toch al medio 1919
getekend was, mochten deze mensen
op last van Albion niet aan wal in de
toen nog door Engeland overheerste
havens, tot grote ergernis van de be
trokkenen natuurlijk. Dat waren dus
Port-Said, Colombo en Singapore. Een
kleinzielige daad van het grote Brittan-
nia!
In minder dan geen tijd was de soos
stampvol. Ook veel Sabangers waren
aanwezig, blij, dat ze na zeven weken
(de Rotterdamse Lloyd ging via Pa-
dang) weer een Hollandse mailstomer
zagen liggen.
Om 12 uur kwam de hofmeester bin
nen rennen met het bericht dat allen
zo gauw mogelijk naar boord terug
moesten, daar 't schip op de ree zou
gaan liggen. Later hoorden we de
reden daarvan. Er stond in de baai
zo'n deining, dat de boot telkens te
gen de steiger botste en deze al be-
Ma zag Rogier al aankomen en gniffelt om de schrik die hij straks zal ontketenen, terwijl de
kinderen nog in het "nymphenbad" ronddartelen. Inderdaad blijkt de plotselinge verschijning
van een "boeleh" (blanke) in de desa ver achter Tjitjurug voor heel wat jonge kinderen iets zó
ongewoons te zijn, dat ze meestal met wijd open ogen en mond het verschijnsel aanstaren.
(Het tafereeltje dateert van die wandeling bij Tjimelati in de Tong Tong van 1 Okt.).
schadigd had. Volgens zeggen was
zoiets nog niet eerder voorgekomen.
Zo mochten we de volgende ochtend
Sabang nog van verre bewonderen.
Passagiers, die hun eerste Indië-reis
maakten, waren er verrukt over en te
recht.
Een Javaanse dokter, die met zijn vrouw
tot mijn medepassagiers behoorde, had
nog kans gezien, naar de wal te gaan
en kwam terug met o.a. een sisir pi
sangs, waarvan ik er ook één kreeg,
een echte radja!
Na op de ree van Belawan enige pas
sagiers afgezet en Singapore bekeken
te hebben, ging 't nu op Tandjong Priok
af. Binnen de pieren werden we feeste
lijk ontvangen door een gepavoiseerd
stoombootje vol afhalers. Luid fluitend
voer het om de "Juliana" en haalde
deze, bijwijze van spreken, binnen.
Natuurlijk stond ook de kade vol men
sen. Eindelijk weer een Hollands mail
schip! Op 6 Mei!
Hoe lang de staking toen nog geduurd
heeft, ben ik vergeten maar in elk geval
ging ze met heel wat minder tam-tam
gepaard dan tegenwoordig!
B. v.d. E. - v. H.
De tapir en de krokodil, yacaré, ont
moetten elkaar op de oever van een
rivier en kwamen overeen om samen
aarde en water te beheersen. Maar de
tatu, die ze in zijn verborgen hol ge
hoord had, dacht dat deze samenspan
ning van twee zulke machtige wezens
niet veel goeds voor hem kon opleve
ren, en besloot er wat op te verzinnen.
Hij wachtte totdat de tapir alleen was
en zeide: "Machtig heer, ik heb uw
hulp nodig. In een poel aan de oever
zit mijn grootmoeder gevangen in de
modder; gij, het machtigste dier van al
le, zoudt ge mij en haar niet willen
helpen om er haar uit te halen?" "O,
jawel," zei de tapir, gevleid. En hij
kwispelde met zijn staart. "Als ik de
fluit blaas, dan maar trekken!" zei de
tatu.
"Bien!"
Toen haastte de tatu zich naar de
krokodil en prees hem als de machtig
ste der dieren. En hij vroeg hem ge
lijkerwijze, en ook de krokodil kwispel
de met zijn staart.
De tatu begon op zijn fluit te blazen en
beide beesten begonnen uit alle macht
te trekken, maar zij hadden blijkbaar
niet in de gaten dat zij aan elkanders
staarten trokken. Zo nu en dan trok
de yacaré harder dan de tapir, en dan
weer de tapir harder dan de yacaré. Zij
waren beide even ijdel en vastbesloten
om de grootmoeder van de tatu, tot
hun eigen eer, uit het slijk te halen.
Maar daar zat geen tatu of grootmoe
der van een tatu in, zij slingerden hun
staarten als het ware om hun eigen
ijdelheid, en zij werden er tenslotte ten
dode vermoeid van. Zij bleven vechten,
zonder goed te weten, waarom zij
vochten. De tapir koelde zijn woede op
de yacaré, en yacaré op de tapir. Zij
trokken en vervloekten elkaar, verge
tende dat ze elkaar nog zo kort ge
leden bondgenootschap hadden be-'
loofd. De staarten raakten eindelijk uit
elkaar. De tapir kroop moeizaam op het
droge en de yacaré dook onder in de
wateren. En zij zagen elkaar daarna
liefst niet meer
De tatu zat op de oever, en speelde
vergenoegd op zijn fluit
Naverteld door J.C.H.
19