OOK DE KAPODANG ROEPT "NOG EENMAAL" Zoals vele lezers van Tong Tong zich nog wel zullen herinneren, schreef in de Tong Tong van 15 september jl. Helly van Brink-Eweg in een artikeltje, getiteld "Vier Minuten voor Twaalf" een antwoord op een "uitdaging" van Tjalie aan zijn lezers, getiteld "Vijf minuten voor twaalf", hoe we onze houding het best konden bepalen nu het einde in zicht heet te zijn van de mensheid of in elk geval van ons ei gen leventje. In het slot van dat stukje vroeg ik namelijk: "Wat dóen we als we ons realiseren dat het al verschrik kelijk laat, misschien fataal laat, is? "Je als een dodelijk gewond dier af zonderen en de tijd doorbrengen met wenen? Of weet de lezer iets anders en beters?" Helly van Brink schreef nog eens haar herinnering aan haar leven op, het ons allen zo dierbare Indische leven, nochtans op een zó navrante wijze dat het sindsdien brieven is blijven stro men naar haar woonplaats, Heerde. De laatste soerat voor haar kwam nog onlangs, met Kerstmis, van de hand van Nico van Eek in Australië, die ik nog gekend heb als schooljongen, en van wie verwacht mag worden dat hij na zijn geslaagde emigratie naar Aus tralië een kwart eeuw geleden, totaal ongevoelig moet zijn voor zo'n warme stem uit Indiël Helly van Brink eindigde haar artikel met een gedicht, waarvan het thema zou kunnen heten: "Nog éénmaal". Alleen zeer weinigen weten dat dit ook de titel is van een gedicht dat ik ruim 25 jaar geleden schreef en welk thema sinds Tong Tóng bestaat nog duizenden malen het leidmotief is ge weest van prachtige herinneringen in proza en poëzie van Indischgasten (bruin en blank) die écht en essentieel geleefd hebben in die alhaast legen darisch geworden Gordel van Sma ragd. Aan de zuiverheid en essentiali- teit van dat Indische gevoel doet tus sen twee haakjes ook het feit NIETS af dat het Nederlandse volk in vier eeuwen samengaan met Indonesië dit gevoel geen seconde heeft waarge nomen, zodat in het Nederlandse cul tuurpatroon Indonesië volkomen ont breekt. Wat menige Indischman wel eens tot de overpeinzing gebracht heeft: "Kan ooit de Hollandse mus de stem van de kutilang waarderen?" We zijn hier beland in een fundamen teel patroon van het denken van de mens op aarde over alles wat leeft: is het eenmalig of komt het terug? We kunnen de tegenstelling van den ken in dit patroon het best vorm geven door een bekend gedicht af te druk ken, dat ons door F. F. Hornung werd toegestuurd, en dat met recht onze serieuze aandacht verdient. Hier is het: I'm a pilgrim, and I'm a stranger; I can tarry, I can tarry but a night Do not detain me, for I am going To where the fountains are ever flowing: I'm pilgrim, and I'm a stranger; I can tarry, 1 can tarry but a night. There the glory is ever shining O, my longing haert, my longing heart is there. Here in this country so dark and dreary, I long have wandered forlorn and weary: I'm pilgrim, etc. There's the city to which I journey; My Redeemer, my Redeemer, is its light. There is no sorrow, nor any sighing, Nor any tears there, nor any dying: I'm a pelgrim, etc. Het gedicht staat al een eeuw in het Christian Science gezangboek en werd geschreven door Mary Stanley Bunce. Spoort de toehoorder aan NIET te dralen, te toeven, maar voort te gaan op de weg naar een wérkelijk beter oord, een hoger bestemming. Het zijn woorden die het diepst begrepen zijn door mensen die, door een verschrik kelijk verlies getroffen, bij de pakken neer gingen zitten, vaak als het ware verlamd en totaal streefloos. Zij begre pen de opwekking (tot hernieuwd le ven) in de strofen: Ik ben een pelgrim, en ik ben een vreemdeling, Ik kan dralen, ik kan toeven een enkele nacht, Houd mij niet op - ik moet verder... En deze gedachte houdt Hornung bezig als hij Henny duidelijk wil maken dat wij verder moeten gaan en niet nutte loos omzien. Omdat inderdaad het le ven van de hele Indische groep erop schijnt te wijzen dat wij "verlamd ter neder liggen", ons niet interesserend in het Nederlandse leven en er niets stimulerends, opwekkends en vor mends in kunnen zien. Erger dan dat; in veel individuele gevallen verstard zijn in wrok, rancune of moedeloosheid. Omdat voor veler gevoel Europees leven betekent op een lager, althans materialistisch niveau leven. Waar heen men eenvoudig niet terug kan! Maar heeft terug zien dan in het ge heel geen waarde? Hier wordt een problematiek aangesneden, die het best waard is om dieper onderzocht te worden. Omdat dit inderdaad voeren kan tot een hoger begrip van het leven. Want wie Hornung kent, en zich dus realiseert dat hij niet alleen een fer vent en actief Tong Tonger is, maar als voorzitter van de Bond van Oud Steurtjes ook iemand die herhaaldelijk terugblikt op andere "voorbije" zaken, moet begrijpen dat hij op vele dingen in het verleden terugblikt omdat ze a. NIET voorbij zijn (al denkt men het in Holland nóg zo overtuigd) b. omdat ze in nieuwe gedaanten nieuwe taken hebben in de toekomst en dus min of meer de gedachte van de WEDERGE BOORTE of de HERRIJZENIS UIT DE DOOD symboliseren. Voor het werk van de BOS is dat zonder meer duidelijk, al vergeten he laas massa's mensen dat: omdat de mens sterfelijk is en omdat er dus altijd wezen zullen zijn, zullen er altijd levende mensen moeten zijn, die zich ontfermen over deze ouderloze kinde ren. Anders gezegd: het is een mense lijke plicht voor elk mens om zich altijd het lot aan te trekken van wezen. Juist in deze tijd met zijn ontelbare lijdende wezen in de ontwikkelingslanden van Viet Nam over Azië en Afrika tot aan Chili in Amerika toe (hun vreselijke portretten kijken haast dagelijks uit kranten en tijdschriften de welgevoede rijken in het Westen aan) kunnen wij menige boodschap uit het voorbije NIET vergeten, omdat zij ons des te sterker bewust maakt van de actuali teiten van heden en morgen. En omdat voortgaan naar onze eindbestemming vaak alleen mogelijk is als wij aan klagende verzuimen in verleden en he den móeten afdoen als er werkelijk een Duizendjarig Rijk bereikt wil wor den. Maar precies om dezelfde reden wil Helly van een definitief afscheid van Indonesië niets weten. En wil ook de grote groep Indischgasten die samen Tong Tong in leven houden, niets we ten van een "vergeet alles maar". Wij kunnen NOOIT vergeten. Voor de bes ten onzer heeft Indië de bewustheid gebracht van een levensband met an dere rassen en culturen van een wijder en diepgaander betekenis. Dezelfde roep van de Tropen die 2000 jaar ge leden ook een zekere discipel Thomas zijn schreden Oostwaarts heeft doen richten. Die die merkwaardige schrij ver Vasconcelos gebracht heeft tot het ontdekken van het woord (en be grip) Indologia: het intuitieve en eeu wige verlangen van de mens naar de Tropen omdat de mens ontstaan is in de Tropen en hij dus altijd "naar huis" verlangen blijft. Daarom is de roep van de Tropen voor elke echte Indischman even verrukke lijk als die jubelende, tuitelende roep van de kapodang, de gouden wielewaal van het Indonesische oerwoud. Niet de roep van één merkwaardige vogel, die na weerklonken te hebben, versterft, maar een roep die steeds herboren wordt omdat zij behoort bij de jungle en af en toe weliswaar toevallig de gedaante van gele vogel aanneemt, maar als klanken-accoord essentieel is. Zoals niet de golf, noch het water, noch het wier essentieel is voor de zee, maar de eindeloze herhaling, het refrein van de golfslag op de kust. Het leven in de tropen zegt voor ieder Mens die er waarlijk geleefd heeft nooit A Dieu, maar altijd Au Revoir. T.R. 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1974 | | pagina 8