LIEDJE VAN VERLANGEN KLEINE QUIZ In zijn brief uit Yogja, (T.T. No. 10) schrijft Dick Geldrop: "Voor oud-In disch gasten is een bezoek aan een onderneming een programma-punt dat zeker niet mag ontbreken". Ach meneer Dick, daar ben ik juist zo bang van. Terwijl, aan de andere kant, ik alleen daarvoor zou willen gaan. Drie en twintig jaar geleden verliet ik mijn geliefde bergen. En, heb ik wel eens heimwee gehad? Ik geloof niet dat ik 't zo mag stellen. Weemoed past beter bij wat ik voel als ik terug denk aan mijn 46 indische jaren. De eerste tijd hier verkeerde ik nog téveel onder de druk van de ont goocheling. Mijn periode na de oorlog 1948-1950, was n.l. één grote teleur stelling. Mijn man keerde wat eerder terug naar de onderneming; in '47. Be gin '51 waren we weer in Holland, ik, voor goed, hij voor een kort verlof. Tot '54 bleef 't harrewarren met de vakbonden en toen was 't ook voor hem niet langer houdbaar. In de loop der jaren zijn natuurlijk alle scherpe kantjes afgesleten. Ik zag in dat 't ook voor ons niet anders had kunnen lopen en wij hebben aanvaard. Drie en twintig jaar is een hele tijd. Maar als je me vraagt Tjalie, of ik in deze tijd een beetje van Holland ben gaan houden, zeg ik: Neen. Ik waar deer 't goede, maar ik sta er net zo ver van af nog altijd, als van alle an dere landen waar ik zo nodig in onze vacanties naar toe moest. "Houden" doe ik alleen van 't kleine wereldje dat ik in de laatste tien jaren om me heen heb gebouwd. Jullie kennen ons plekje, ik ben er erg aan verknocht, maar 't had net zo goed in Polen kunnen liggen, in Joego slavië, Portugal of waar dan ook. Zo dra ik 't hek uit stap, sta ik "in den vreemde". Als wij vroeger terug kwamen van een europees verlof, (waar ik overigens volle acht maanden intens van genoot) voelde ik van puur zaligheid een brok in mijn keel bij 't zien van alleen nog maar de schimmen van tjemara's op de rede van Sabang. Nü, als we de douane van Putte na een vacantie passeren ben ik alleen maar opgelucht dat we met tien minu ten de lange reis weer gehad zullen hebben. Thuis is 't toch wel weer fijn, hoewel ik altijd dagen nodig heb om er weer helemaal "in" te komen. Mijn ouders hadden een klapper-per ceeltje aan straat Bali. Mènêng, tien kilometer noordelijk van een stadje met een aromatische naam: Banjoe- wangi geurend water. Als kind vond ik 't heerlijk om, liggend op 't strand, omhoog te kijken naar de stormvogels in de lucht. Mijn fantasie met ze mee te laten gaan naar verre gebieden, 't Rijk van Boetó de reus, Têk-oêtek-oegêl de trollevrouw. In die dagen vertrouwden meisjes van negen, tien jaar nog zo vast op sprook jes. Tegen mijn moeder zei ik: "Als ik groot ben wil ik net als pappa óóóveral naar toe." Hij maakte als superinten dent bij een grote houtmaatschappij verre en lange reizen door de hele archipel en daar buiten. Ja, de hele wijde wereld moest ik zien Zo ver is 't nooit gekomen; ik heb er wel wat van gezien. Genoeg om te begrijpen dat we, iets dat alleen op zijn oude vertrouwde plekje te vinden is, ook nergens anders moeten zoe ken. Maar als ik nu mensen spreek die weer terug zijn geweest, dan kan ik er ook zo naar verlangen. Naar mijn ber gen, vooral de sfeer op een onderne ming die nooit helemaal kan verande ren al wordt 't beheer nu misschien anders gevoerd. Ik verlang naar de geur van koffie- bloesem, van börös-koentjie en tjem- paka-gondoh aan de bosrand. Van de gandar-soeli in mijn vijver, 't bitter zoet van stoute-jongens en tjikra-tjikri. Van mijn La France's met alle dauw droppels van de prille ochtend nog 'r op en 'r an. Of ruiken de rozen daar net als hier, ook alleen nog maar naar geld. Op Mênêng, heb ik me laten vertellen, staat nu een canadese blokhut. Eens, de naam zegt 't al, was 't er erg stil. Wij plachten op 't terras, tussen mijn moeders kêmbang-mèrak de lafenis van de komende avond af te wachten, 't Verre ge'-klieng-kloeng-klieng-kloeng van een angkloeng accentueerde de landelijke rust. Soms bracht de wind een vleugje geur van groene paddi naar ons toe van over de sawah. Muskus-achtig, als de lichaamsgeur van een loewak, vaag, heel uit de verte. Maar rooklucht overheerste. De scher pe rook van 't vuurtje van droge mest en klappervezels. Door 't tuin-perso- neel bij de stal aangelegd om hinder lijke vliegen en muskieten bij de koei en vandaan te houden. In de zuurzakboom ritselde 't van vo gels die zich klaar maakten voor de nacht. Een djalah-kötjie (katjêr) pre velde 't avondgebed. En, scherp afge tekend tegen een vlammend-rode zons ondergang, wiekten traag kalongs o- ver, van de Bali- naar de Java-wal. Om overvallen te plegen, op, o.a. onze kedong-dong en ramboetan-bomen. Dit is zo maar een kleine greep uit een grote doos met allemaal herinneringen. Weet U het (nog)? Dit keer meer algemene vragen. 1. Een van de bochtigste wegen op Sumatra ligt tussen en over een lengte van 80 kilometer maakt de wegbochten. 2. Waar ergens stond een zuil, die de evenaar markeerde? 3. Als teken, dat de dagelijkse vasten periode was afgelopen, werd er op de bedoek (gebedstrom) geslagen. Maar in de stad werd op dat tijdstip een vuurpijl met bom afge stoken. 4. Er waren onvoorzichtige jongelui, die de beklimming en verkenning zonder gids van de krater van de met de dood moesten beko pen. v 5. Tijdens de luchtrace naar Melbourne stopte de Uiver wel of niet in Bata via? 6. Bij aankomst in Australië moest de Uiver landen op een daarbij geholpen door 7. Wie was omstreeks 1924 kampioen middengewicht bokser van West- Java? 8. In het jaar speelde een Ned- Indisch elftal een wedstrijd tegen het Oranjeteam in Nederland. Jam mer genoeg was de "Indische" kee per te klein van stuk. Hij heette 9. Op Java waren twee bruggen met de naam: Rode Brug. Waar? 10. Vul in tot aardrijkskundige namen en zeg indien mogelijk, waar. koeion, te wetane, lor, te poetih, te merah, te biroe, te (zie voor de antwoorden pagina 13) HET NIEUWSTE FOTOBOEK VAN HEIN BUITENWEG "Het land waar de gamelan klinkt" 19,50 2,50 porto. Verkrijgb. bij Boekh. Tong Tong Ik kan misschien wel gaan en zien hoe alles daar veranderd is. (Gelukkig, an ders zou 't pijn doen.) Alle rancuneuse gevoelens heb ik immers al lang van me afgezet. Maar dit maakt 't juist zo moeilijk. Want hóe voel ik me straks weer hier? Zonder hart. Immers, als ik ga, dat weet ik wel zeker, zal ik deze keer dat oude apparaat daar wél achterlaten Plantersvrouw 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1974 | | pagina 10