Lof van de S.S. Hen 2 C 1 locomotief van de serie 1000 van de Staatsspoorwegen. Door afwezigheid nam ik eerst kort ge leden kennis van het artikel onder bovenstaande titel in Tong Tong nr. 4 van 1 sept. 1973 blz. 17. Dit artikel bevat zoveel onjuistheden, dat ik mij wel gedrongen voel om een en ander recht te zetten. Ik zal trachten het ar tikel daarbij op de voet te volgen. De locomotief op de foto was geen 2 C, maar een 2 C 1 - loc van de serie 1000, dus met nog een loopas achter de drie drijfassen. Over deze locomo tief wil ik nog het volgende mededelen. Zij werd, zo vertelde ir. Berg mij, in grote lijnen ontworpen door ir. Staar- gaard, de latere hoofdinspecteur der SS, ongetwijfeld in samenwerking met Werkspoor, waar zij werd gebouwd. Omdat deze fabriek nagenoeg geen ervaring had in het ontwerpen van nieuwe locomotieftypen (wel heeft zij veel bestaande typen nagebouwd), was het resultaat met de serie 1000 niet direct schitterend. De 2 C 1 - serie 700 vond ir. Berg veel beter, doch die kwam dan ook van de zeer bekende firma Winterthur in Zwitserland. Ir. Berg was de menig toegedaan, dat tractie-ingenieurs zich niet moesten in laten met het ontwerpen van locomo tieven, maar dat dit moest worden overgelaten aan de specialisten van locomotieffabrieken. De proefritten met de serie 1000 en het materieel serie 8000 werden in 1918, een jaar voordat ik bij de SS kwam, gehouden op een recht stuk van ongeveer tien km. tussen Pega- denbaru en Djatibarang, dat reeds voorzien was van railprofiel R 14 (41,52 kg per m.) en waarbij een topsnelheid werd bereikt van 124 km/u. Deze proefritten kan Mej. Berg zich onmo gelijk hebben herinnerd, omdat zij toen nog lang niet geboren was, waarschijn lijk evenmin als de heer Schardijn en zijn heel goede vriend, de machinist van de proefritloc. 12 Dergelijke proefritten voor locomotie ven werden doorgaans gereden met een klein aantal rijtuigen: het meetrij- tuig en een bagagerijtuig achter de loc en daarachter één of meer rijtui gen. Deze proefritten werden als regel over een korte afstand gehouden, om dat de baan, cq de bovenleiding aan zwaardere eisen werden dienstbaar gemaakt. In het begin der vijftiger ja ren zag ik op de spoorwegexpositie te Lille, waar een spoorwegcongres werd gehouden, de twee locomotieven, een BB en een CC, die kort tevoren op een kort traject met rechte strekking ver scheidene proefritten hadden gehou den met opklimmende snelheid en die beide bij hun laatste rit een snelheid van 331 km/u. hadden bereikt. Het te berijden baangedeelte was voorzien van zware betonnen dwarsliggers en de bovenleiding was extra versterkt, terwijl ook aan de locs een en ander was verstevigd; zo waren zij voorzien van vaste wielen zonder wielbandages. Maar na de laatste proefrit met elke loc, was de bovenleiding volkomen on bruikbaar geworden en moest zij ge heel worden vernieuwd. Dat de machinist van de proefrit in 1918 een heel goede vriend van de heer Schardijn was, meen ik te mogen betwijfelen; zij moesten dan beiden thans een eerbiedwaardige leeftijd hebben bereikt. Evenmin kan ik aanne men, dat de heer Schardijn een oud- spoorwegman is. Hij spreekt n.l. over "bochten" in plaats van "bogen" en van "wagons" instede van "rijtuigen", terwijl hij voor het ontwerpen van lo comotieven civiel-ingenieurs inscha kelt. Hij vergist zich als hij aan de machinist twee stokers toevoegt. De SSIocs serie 1000 hebben altijd met één stoker gereden. Twee stokers op de loc kwamen wel voor bij de Ned.- Ind. Spoorweg Mij en bij de Semarang- Cheribon, als er met hout werd ge stookt. Mejuffrouw Berg vergist zich als zij werkelijk heeft ge, .eend, dat haar va der - mijn goede vriend ir. Berg, de beste tractie-ingenieur, die ik ooit heb gekend - droomde van een electrisch spoorwegnet op Java. Ir. Berg zag veel te goed in, dat uitbreiding van het electrische spoorwegnet zeer onren dabel zcu zijn, omdat de frequentie op de meeste lijnvakken veel te gering was om de hoge kosten voor boven leiding, onderstations en nieuw rollend materieel te kunnen motiveren. Boven dien bleek de beschikbare hoeveelheid waterkracht op Java tegen te vallen en de energie uit calorische centrales zou veel te kostbaar zijn. Ir. Berg was dan ook de mening toe gedaan, dat hij de oplossing voor de toekomst moest vinden in de diesel- tractie, aangezien deze economischer is dan stoomtractie, vandaar zijn stu diereizen naar de V.S. en Japan. Het was heel jammer, dat er in de begro tingen geen gelden voor dieseltractie werden toegestaan, aangezien 'n groot aantal stoomlocomotieven reeds voor afschrijving in aanmerking kwam. Ir. Berg zette er zich dus eerst toe de stoomlocs te verbeteren, teneinde die nog langer in dienst te kunnen houden. Om een eclatant voorbeeld te noemen, hoe ir. Berg erin geslaagd is, om de prestaties van de stoomlocs te ver beteren,, vermeld ik de wijziging van de 1 D-goederenlocs met sleeptender der serie 900 met een drijfwieldiamèter van 1100 m.m., waardoor deze machi nes geschikt werden om snel- en ex- prestreinen te vervoeren met een maxi mum snelheid van 90 km/u. Van de verbeteringen in de treindienst noem ik in de eerste plaats het inleg gen van de Eendaagse Expres in 1929 op het ongeveer 825 km lange traject tussen Batavia en Surabaja, via Kroja en Jogjakarta, rijtijd ten slotte 111/2 uur. In 1934 volgde de invoering van fre quente snelverbindingen tussen Bata via en Bandung, afstand 170 km. Deze "Vlugge Vier" zijn geheel het werk van ir. Berg. Ik was toen expl. Chef van de Zuid-Sumatra-Spoorwe- gen en kwam toevallig in de gelegen heid om - vol bewondering - één der proefritten mede te maken en ik kon mij verbazen over de kritiek en de weerstand, die van spoorwegzijde door ir. Berg werd ondervonden, maar die hij met glans wist te overwinnen. De "Vlugge Vier" werd een groot succes. Ditzelfde geldt voor de "Vlugge Zes", die - eveneens in 1934 - tussen Sura baja en Malang, afstand plm. 100 km., werd ingevoerd en die zo'n succes had, dat de frequentie van deze ver binding later zelfs werd opgevoerd tot 14 sneltreinen v.v. In 1937, toen ik expl. Chef was van de Oosterlijnen, kon de rijtijd aanzienlijk worden be-

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1974 | | pagina 12