DE BLINDE WAARZEGGER
3ntuition
Tegen eind October in het jaar 1940,
op een zondag tegen één uur s mid
dags kreeg ik bezoek van een blinde
man die aan een stok werd geleid door
een vrouw. Ik woonde toen als klein-
landbouwer op mijn land in Bodja. Ik
dacht dat ik te doen had met een be
delaar, nam uit mijn beurs een dubbel
tje om het hem te geven. De vrouw zei-
de tot mij dat zij geen bedelaars waren,
maar vroeg of zij even bij mij mochten
uitrusten en vroegen verder om een
glas water. Ik had medelijden met de
twee en liet hen binnenkomen. Zij ver
telden mij dat zij twee uren hadden
gelopen en gaarne wat wilden uitrus
ten. Verder vertelde zij dat haar man
blind en stom was, maar dat hij de
kracht van God heeft gekregen om de
toekomst te voorspellen. Ik geloofde
niet aan voorspellingen, maar was toch
wel een beetje nieuwsgierig, en daarom
vroeg ik haar wat het moest kosten.
Niets, zei de vrouw, alleen als U over
hebt, een bordje rijst.. Ik gaf hen ieder
een kopje koffie, en zei goed.
De vrouw vroeg om een kleine spiegel
en wierook om te branden. De vrouw
ging zachtjes bidden en toen zij er
mee klaar was waarschuwde zij haar
man met haar vinger en gaf hem de
spiegel. Ik moest hem mijn linkerhand
geven die hij krampachtig vast hield.
De man maakte een sembah( groet)
en begon dan aan de voorspelling. Hij
begon met zijn vingertaai en stootte
met moeite en pijn klankgeluiden uit.
De vrouw legde mij uit wat dit beteken
de en zei, Mijnheer U gaat binnenkort
weg van hier en zal een zeereis maken,
maar kort van duur en U komt in bos
sen waar U plezierig werkt... Maar
daar blijft U niet lang, hoogstens een
jaar dan gaat U weer weg over zee.
Deze keer is het een lange reis terwijl
U alleen gaat en Uw gezin achterlaat.
In het land waar U terecht komt spreekt
men een andere taal en hier zal U vele
jaren blijven. Het land heeft hoge hui
zen en brede wegen.
Na vele jaren komt U weer terug in dit
land, maar dan is alles erg veranderd
en U zal Uw vrouw verliezen maar de
kinderen komen bij u terug. Ik denk
dat ik U niet meer terug zal zien.
U zal met Uw kinderen voor de derde
keer een zeereis maken waar U voor
goed zal blijven. Dit is dan het einde
van de voorspelling. Ik gaf hem een
paar afgedragen kleren, waarvoor hij
erg dankbaar was en na het eten vroe
gen zij permissie om weg te gaan.
Eerlijk gezegd geloofde ik niet aan die
voorspelling.
In die tijd waren de prijzen van de kof
fie erg slecht, maar mijn Pisang leverde
nog genoeg voor mijn bestaan, dus
dacht ik er niet aan om mijn land te
verlaten.
Begin November 1940 kreeg ik bezoek
van de Commandant van de Veldpolitie
van Kendal, den heer F. Oosterman, die
thans in Holland zit, (Berg en Dal), en
hij vroeg mij of ik verstand had van de
Rubbercultuur. Natuurlijk zei ik, en toen
vroeg hij mij of ik genegen was tegen
een goed salaris te werken in Sumatra,
bij de rubberrestrictie.
Hij vertelde mij dat je daar goed kon
jagen op groot wild en dat je van de
Dienst een Motorboot kreeg om naar
je werk te gaan, enz. enz. Ik dacht toen
bij mijzelf, als ik daar voor een paar
jaren werk en goed spaar kom ik te
rug met veel geld en kan ik dan een
nieuw huis op mijn landje bouwen, dus
ging ik tenslotte accoord.
Het was meer een beschikking van
God om weg te gaan van Bodja. Ik zou
dan spoedig wat van die baan horen.
Een week later kwam de heer Ooster
man terug met een getikt request, dat
ik moest tekenen. Ook hij tekende voor
goed gedrag, en zo werd mijn request
verzonden. Ik dacht even aan de blinde
waarzegger, maar ik dacht dat het een
toeval was.
Binnen 14 dagen kreeg ik een oproep
van het postkantoor te Bodja, om een
aangetekend stuk te halen en 1,50
mede te nemen.
Het was een besluit dat ik aangesteld
was als Restrictie ambtenaar voor de
Rubber in Oost Sumatra, met een be
geleidend schrijven, waar en tot wie ik
mij moest melden om de reis te rege
len.
Ik kreeg 100,voorschot voor de
treinreis naar Batavia en logeerkosten
en op 5 januari 1940 moest ik op Priok
zijn voor inscheping op de M.S. Plan-
cius. Ik nam afscheid van mijn broers en
zuster en zei erbij: "Tot over een jaarl
Ik wist toen niet dat het een afscheid
was voor altijd. Mijn oudste broer die
net gepensioneerd was als Machinist
van de suikerfabriek Barongan (Jogja)
liet ik mijn land beheren en van hem
kreeg ik een boek mee, om Engels te
leren.
Met de Plancius voer ik dan met mijn
gezin naar Singapore. Na een verblijf
van zeven dagen in Singapore vertrok
ik weer met een KPM-er naar het
eiland Bengkalis.
De huizen in Bengkalis waren voorzien
van regenbakken om het regenwater
op te vangen. Dat was ons drinkwater.
Na vijf dagen vertrok ik met een motor
boot naar Sumatra waar ik terecht
kwam in een dorp ,,Haer hitam" (Zwart
water). Het water uit de bron was zwart
en leek wel koffie water en dit water
werd gedronken.
In Sumatra zat ik een jaar, toen op 8
december 1941 de oorlog uitbrak met
Japan.
Wij werden ingelijfd bij het leger in
Pakanbaroe en op 15 februari 1942
vertrokken wij met de s.s. van Heems-
kerck uit Padang naar Australië voor
bewaking van 550 Jappen (geinterneer-
den).
In Australië konden wij niet meer terug
naar Java, omdat intussen Java was ge
vallen en moesten wij dus in Australië
blijven, terwijl mijn vrouw en kinderen
toen in Fort de Koek zaten.
Als ik in Australië naar de hoge huizen
keek, dacht ik aan de Blinde waarzeg
ger. Na 4 lange jaren moest ik dan te
gen het einde 45 terug naar Ned. Indië
om daar mijn oude baan weer te aan
vaarden.
Tenslotte kwam ik in Bangka terecht
en pas in 1948 kreeg ik mijn kinderen
terug terwijl mijn vrouw reeds met een
ander was getrouwd omdat de Jappen
hadden gezegd dat ik dood was. Zij
had reeds kinderen bij haar nieuwe
man zodat ik haar niet terug kon ne
men.
In de oorlog waren mijn broers en zus
allen overleden, behalve mijn jongere
broer die in Burma terecht kwam en
thans nog in Surabaja woont. In 1953
vertrok ik naar Nederland, dus mijn
derde zeereis en zit thans met mijn
gezin in Amsterdam.
De blinde waarzegger heb ik nadien
nooit meer ontmoet.
F. M. Taylor
In de regenwouden langs de evenaar
is de humusgrond zwaar looizuurhou-
dend, waardoor het water diep donker
bruin, bijna zwart, is - Red.
M.y intentions are good, I use my
intuition.
It takes me for a ride
But I never understood other people's
superstitions.
It seemed like suicide
And as 1 play the game of life
1 try to make it better each and
every day
And when I struggle in the night
The magic of the music seems to
light the way.
Intuition takes me there
Intuition takes me everywhere
Well my instincts are fine
I had to learn to use them in order
to survive
And lime after time confirmed an old
suspicion
It's good to be alive
And when I'm deep down and out and
lose communication
With nothing left to say
It's then I realize it's only a condition
Of seeing things that way
Intuition takes me there
Intuition takes me anywhere.
Dit is een nieuwe song van de Beatle
John Lennon, waaruit mag blijken dat
ook jongere mensen (naast b.v top-
denkers van de Club van Rome) ge
tuigen dat rationeel denken niet vol
doende is en de mens zijn intuïtie nog
steeds niet missen kan.
16