CULTUURPRAATJE
"IK BEN HIER EEN BARBAAR,
WANT NIEMAND BEGRIJPT MIJ."
Ovidius)
Zo'n tien, twaalf jaar geleden schreef ik onder deze titel ook al over het lot van
de Indischman in Nederland. Dat verhaal is natuurlijk al lang weer vergeten.
En veel mensen denken dat het zo maar een overdreven Indische gedachte is,
waar dat blaadje Tong Tong als eenzame idioot een laatste drager van is. Een
paar duizend lezers maar. "Forget it
Maar wie goed kranten leest of men
sen aanhoort over radio of TV en ont
houdt wat hij hoort, krijgt in de loop
van vele jaren een merkwaardig in
zicht: dat er in Holland niet alleen "die
paar duzend van Tong Tong" zijn, die
Indië nooit vergeten kunnen, maar dat
er over heel Nederland (en overal in
de wereld waar Indischgasten zitten),
tienduizenden, ja honderdduizenden
zijn die "somber" zijn, die ergens diep
verborgen een knagend verdriet met
zich mee dragen, soms een onbegre
pen golf van pijn, vaak een obsessie,
waarvan alleen God weet hoe enorm
veel wilskracht en moed het vereist
om naar buiten "gewoon" te schijnen.
Soms pakken we er uit eenbeschei
den blad ergens in het Oosten des
Lands (het Deventer Dagblad van 19
Januari) twee tegelijk, die met diep be
grip en met momenten van ontroering
geschreven zijn (God zegene de schrij
vers), en waaruit wij maar een paar
fragmenten overnemen:
BARBAAR No. 1
Eerst uit een interview met een liedjes
schrijver en zanger, van wie velen óók
denken (zoals van zoveel Indischgas
ten) dat hij een pessimist en zwart
kijker is, en waarop deze liedjesschrij
ver antwoordt:
Uw collega schreef in zijn krant, dat
ik een somber mens ben.
Welnu, die zienswijze bestrijd ik.
U mag me wel een opgewekte pessi
mist noemen. Er zijn namelijk momen
ten, dat ik me erger aan deze wereld.
Als ik lees, dat de Amsterdamse po
litie slechts 15 procent van de ge
pleegde misdrijven opheldert, word ik
verdomd boos. Ik geef dat ruiterlijk
toe. Maar zoiets impliceert nog niet,
dat ik de godganselijke dag schuim
bekkend rondloop.
Soms voel ik een steekvlam van woede
in mij oplaaien, maar korte tijd later
ga ik toch weer over tot de orde van
de dag.
En:
Ik heb jaren lang [geleefd] in Indonesië.
En als Nederland momenteel nog een
koloniale mogendheid was, zou ik
waarschijnlijk nog steeds in Djakarta
wonen. Mijn verblijf in dat land heeft
me namelijk een overstelpend heim
wee bezorgd, dat ik nooit meer kwijt
zal raken. Ik houd van de betovering
van de tropen. Van de stijl, de eigen
melodie van het landschap. Indonesië
is niet alleen erg mooi, maar daarnaast
is het ook griezelig geheimzinnig. De
natuur daar is mild en dodelijk tegelijk.
Als je er gevoelig voor bent, kun je
ook niet langer westerling blijven. Je
wordt door het land opgezogen en
overweldigd. Ik was er reddeloos ver
loren.
BARBAAR No. 2
En dan een interview met een toneel
speler, vaak op de planken geweest,
soms ellendig "mislukt" maar weer
branie overeind gekomen, van wie nie
mand ooit geweten heeft dat hij uit
Indië komt. Hier is hij in enkele ge-
spreksflarden aan het woord:
"De laatste drie jaar van de oorlog
heb ik bij de Jap achter de tralies ge
zeten. Ze hadden me bij Moeder in
het vrouwenkamp van Semarang ge
stopt, omdat ik minderjarig was. Toen
heb ik als jongetje van acht, negen,
gewoon te veel gezien. Je zag mensen
honger lijden en voor je ogen op de
ordinairste manieren sterven. Zo'n
syndroom raak je je leven lang niet
meer kwijt.
Vader heeft aan de Birma-spoorweg
gewerkt. Hij was onder-luitenant van
het KNIL. Een fijne man. Beslist geen
dienstklopper, maar wel een militair in
hart en nieren. Geen fratsen. Aan lang
haar heeft hij nog steeds de gloeiende
pest.
Ik werd in Holland als jongen van elf
in de tweede klas van de lagere school
geplaatst.
Ik heb me jaren als een ouwe zak tus
sen die blagen van kinderen gevoeld.
Ik was al zestien, toen ik eindelijk op
de middelbare school kwam. Ik heb
het er precies drie jaar uitgehouden.
Ik werd daar uitgescholden vanwege
mijn Indische accent. "Pinda lekka
adoe", werd er geroepen, als die slun
gel het schoolplein opkwam. Na drie
jaar ben ik gevlucht. Ik kon er niet
meer tegenop. Ik ben gaan zwerven.
Was een tijdje meubelmaker, daarna
tapijtontwerper en dijkwerker. Ik heb
ook nog als pompbediende bij een
garage gewerkt.
Toch is er een tijd geweest, dat ik
Kerstmis een prachtig feest vond. In
Indië vertelde Moeder op Kerstavond
altijd de wonderlijkste verhalen en toen
ik in Nederland aankwam, wist ik dan
ook beter dan jij, wat sneeuw was. We
zongen toen ook nog samen Stille
Nacht en schaamden ons er niet voor.
Helaas, dat sfeertje kun je op de 40ste
nooit meer nabouwen
„INCOGNITO"
De eerste barbaar gaat zelfs "incog
nito" door het leven als „Drs. P." On
langs was hij nog even op de TV:
een zonderling man met zonderlinge
liedjes. Een kunstenaar? Een caba
retier? Een voordrachtkunstenaar? Hij
laat zich nergens bij indelen. Net als
zoveel Indische schrijvers, die zich niet
bij de schrijvers in Nederland laten in
delen, en zich koppig "alleen maar
verteller" laten noemen. Omdat ze
eigenlijk in geen van al die pienter uit
gedachte vakken van soorten auteurs
thuishoren en zich eigenlijk meer op
hun gemak voelen tussen de poeha-
loze vertellers van de verhalen van
Sindbad, Scheherazade, Turken, Per
zische en Javaanse volksvertellingen.
Ach, litteratuurlariekoek! Hu-uh,
dus tóch een barbaarDrs. P's
liedjes zijn op gramofoonplaten overal
te krijgen.
Barbaar No. 2, waar het "Deventer
Dagblad" over schreef, is bekender;
hoofdzakelijk door zijn periodieke ver
schijning voor de TV, omdat hij toneel
speler is. En over het Nederlands to
neel (en film) zijn veel Indischgasten
niet bepaald happig, zodat de kans
tóch groot is dat de meeste lezers niet
weten wie deze barbaar is: Willem
Nijholt. Overigens kan men hem bin
nenkort weer op TV zien ("De Stille
Kracht", op 1 April) in de rol van Leo.
Maar echt op de planken hebben maar
zeer weinigen hem gezien, want de In
dischman, laat ons het zó zeggen:
"houdt niet zo erg van toneel in Hol
land". Krijg daarN in hemelsnaam geen
minderwaardigheidscomplex van, want
vele van de allerbeste kunstkenners
hier zijn het met U eens. En luister naar
wat Nijholt zélf ervan zegt:
"Toch dacht ik serieus dat to
neelspelen een roeping was. Ik
zag alleen het klatergoud en ge
noot ervan. Pas na jaren kreeg
ik door, dat het een straf van
God is om in dit land toneel te
moeten spelen. Wij zijn nu een
maal een volk zonder enige the
ater- traditie. Wij tellen niet eens
mee, worden nergens voor een
festival uitgenodigdEnz.
enz.
Ach ja, we hebben allemaal voor de
TV "De zwanen van de Theems" ge
zien en nog een ander "Indisch" stuk,
die letterlijk kreunden van leugenach
tigheid en onwaarachtigheid, maar ijs
koud als Kunst gepresenteerd werden.
Plus applaus, plus eerbetoon, plus dui
zelingwekkend hoge honoraria. Maar
lees verder volgende pagina, le kolom