schreven tekst van een in 1894 op
Lombok buit gemaakt (en bijna ver
brand) manuscript, waaraan reeds me
nig geleerde van naam (ik noem
slechts dr. Brandes, prof. Keru, prof.
Krom) zijn krachten had gewijd. Dr. Pi-
geaud leverde een zo juist mogelijke
tekst (extra moeilijk, omdat er maar
één handschrift van bestaaa), een ver
taling en een commentaar.
Bovendien werd nog een aantal oude
oorkonden op dezelfde wijze behan
deld en verrijkte de schrijver dit alles
met belangwekkende beschouwingen
over de Javaanse cultuur in de tijd van
Hajam Woeroek, Madja-Pahit's vorst
in zijn bloeitijd, leder die zich in de
toekomst met deze vermaarde periode
van Java's geschiedenis zal bezig hou
den, mag het werk van dr. Pigeaud
zeker niet negeren. Het vormt een eind
en hoogtepunt bij onze studie der Ja
vaanse Middeleeuwen.
Enige jaren geleden (1968-1970) vol
tooide de onvermoeide schrijver een
driedelig werk: Literature of Java 900 -
1900. Dit wordt aangekondigd als een
beredeneerde Catalogus der Javaanse
manuscripten in de Leidse Universi
teitsbibliotheek (L.U.B.) en andere o-
penbare boekerijen in ons vaderland.
Het is echter veel meer. Slechts het
tweede deel bevat een uitvoerige be
schrijving der duizenden gecatalogi
seerde handschriften, doch het eerste
geeft een boeiende samenvatting der
gehele Javaanse letterkunde geduren
de tien eeuwen, terwijl het laatste illus
traties en facsimilé's bevat, zo mede
kaarten en een algemene, voortreffe
lijke klapper op namen en onderwer
pen.
Naast deze drie reuzenwerken staan
nog talrijke kleinere publicaties, die
hier kortheidshalve worden overgesla
gen, ofschoon in verschillende baan
brekend werk is verricht.
Natuurlijk zijn deze prestaties bij vak
genoten wel bekend, doch het lijkt mij
wenselijk, dat ook buitenstaanders,
die zich met Indië verbonden voelden
èn voelen, hiervan iets vernemen. Te
zeer overheerst de opvatting, dat wij
op Java slechts cultures hebben ge
sticht, en men vergeet dat er ook wel
eens wat aan cultuur gedaan is. Het
bovenstaande levert van het laatste
een mooi voorbeeld. Bovendien is voor
al dit werk nooit bijzonder reclame
gemaakt. Terecht zong de tekenaar
rijmelaar Wilhelm Busch:
Bescheidenheit ist eine Zier,
Doch weiter kommt man ohne ihr.
terwijl ik een minder bekende figuur,
de taalkundige dr. Hoogvliet eens heb
horen zeggen: Een mens moet zich
niet weggooien. Niemand raapt je op!
Daarom acht ik het juist indien eens
wat licht geworpen wordt op dit
in stilte tot stand gekomen reuzen
werk, waarvan nog vele generaties van
geleerden zullen profiteren.
Door deze uitweiding over de naar zijn
aard bescheiden auteur, had ik bijna
vergeten, wat hij ons in zijn "Volksver-
een feestelijk galmen van veel
bronzen gongs en ritmisch bonzen van
inheemse trommels, een zangerig ge
kweel van bamboefluiten het hoog en
klagend neuriën der rebab.
uit: De gamelan speel)
"Kraton" door Johan Fabricius
f 3,90 inclusief porto
toningen" over de barongan mede
deelt.
Tot dusver was de aandacht der Java-
nici of bestudeerders der Javaanse cul
tuur vooral gericht op de glorieuze ui
tingen daarvan aan de Vorstenhoven
van waaruit deze zich in minder bril
jante vorm onder het volk verspreid
den: de wajang, de muziek en de dans.
Dr. Pigeaud had echter oog en belang
stelling voor hetgeen er in het Javaan
se land bij de grote massa was ont
staan en in leven gebleven, waarvan
slechts een deel aan de hoven was ver
fijnd en veredeld. Door eigen waarne
ming, lectuur en rondgezonden en in
gevuld geretourneerde vragenlijsten
verzamelde hij een ontzaglijke massa
materiaal, dat in het dikke boek der
Volksvertoningen systematisch werd
verwerkt, en bestudeerd. Niet slechts
vertoonde het verzamelde een grote
schilderachtigheid en verscheidenheid,
doch tevens kwam in Pigeaud's boek
de diepere zin en betekenis naar vo
ren, die aan het gewone volk, en zelfs
aan de vertoners, in de loop der tijden
was ontgaan. Sporen van sedert eeu
wen verdwenen toestanden, instellin
gen en religieuze opvattingen kwamen
naar voren. Dit was ook het geval met
de barongan. Twee maal brengt hij dit
onderwerp in zijn boek ter sprake.
Vooreerst beschrijft hij de barongan-
vertoningen, naar plaats van voorko
men gerangschikt, in de eerste vijf
hoofdstukken. In de volgende vier
vindt men diepgaande beschouwingen
over dit onderwerp. Wilde men alles
weergeven, wat hij over de barongan
en aanverwante onderwerpen ter spra
ke brengt, dan zou een hele aflevering
van ons tijdschrift niet voldoende zijn.
Bovendien worden nog tal van andere
soorten Volksvertoningen besproken.
Gelukkig helpt de schrijver ons een
beetje, door in par. 385 een beknopt
samenvattend overzicht te geven van
alle Javaanse mommen. Hij onder
scheidt niet minder dan 19 soorten,
waaronder drie barongan genoemd
worden, tw.: 1e een dierlijke monster
mom, vaak door twee man gedragen,
b.v. in de vorm van een tijger (dus één
man in de kop en no. 2 in het achter
lijf). Behalve barongan heet dit beest
ook wel singabarong of matjanan.
2e reuzenmommen, meestal een paar,
man en vrouw, die soms door meerde
re mannen (4 of 3) moeten gedragen
worden. Behalve barongan heten zij
ook wel gendroewo enz. Ons plaatsje
geeft een voorbeeld van zulk een waar
dig echtpaar, anderhalve eeuw oud,
uit Grissee.
3e de mom van de wildeman, met een
duivelsmasker, een wildemanspruik en
een geducht wapen. Hij kan barongan
heten, maar draagt ook wel andere
namen, naar de streek, waar hij op
treedt. Tegenover de eenheid van be
namingen van dat deel der Javaanse
cultuur, waarvoor de hoven van Soe-
nan of Sultan zich interesseerden b.v.
het schimmenspel, de hofdansen, de
gamelan, staat juist de veelheid van
aanduidingen bij deze volkskunst, waar
elke streek zijn eigen namen voor de
zaken heeft.
Wat de vertoning op de plaatjes in
deze en de vorige aflevering betreft,
deze geven voorbeelden van de twee
de groep, de reuzenmommen, die blijk
baar nog een lang voortbestaan be
schoren is, daar zij nu nog springle
vend schijnen te .zijn en de Japanse
bezetting, de revolutie en Soekarno
overleefd hebben.
Waarschijnlijk moesten deze reuzen
mommen oudtijds, héél lang geleden,
goden, geesten of voorouders voor
stellen, wier aanwezigheid en bijstand
heilzaam, nuttig of zelfs ontontbeerlijk
voor de dorpssamenleving werden ge
acht. Deze geesten vertegenwoordig
den de hogere orde in de wereld, waar
mede men rekening diende te houden.
Ten einde hun heilzame invloed, die
van hun verschijnen uitging, te ver
spreiden, leek het de gewone mensen
van weleer het best, als men hun uit
beeldingen, hoe primitief wellicht ook,
in statige ommegang rondvoerde. Van
daar dat deze statige optochten zelfs
nu nog vaak plaats vinden bij over
gangen, dus bij bruiloften, besnijdenis
feesten, voor bedevaarten en dorps
jaarfeesten, en nu ook bij de overgang
van oud naar nieuw.
Tegenwoordig weet men van déze bo
vennatuurlijke betekenis niets meer af,
lees verder volgende pagina
7