Aantekeningen van een Birdwatcher in Australië
In Tong Tong Nr. 9 van 15 November
1.1. werd onder het ingezonden stuk
"Totok en nog wat over ]ava vogels"
(noot van de Red.) gevraagd om meer
opstellen over dieren en stuur ik jullie
onderstaand artikel; misschien vinden
jullie het goed genoeg voor plaatsing
in ons lijfblad. Tevens sluit ik een foto
in van één van de frogmouths of kik-
kerbekvogels in onze assemboom, die ik
met veel moeite heb kunnen nemen
(zie mijn beschrijving van dit dier).
Grete Verhey.
Met grote belangstelling volg ik de in
gezonden stukjes, geschreven door
o.a. Hr. Maurenbrecher, betreffende de
vogels van Java. Verschillende van de
door hem beschreven ijsvogelsoorten,
zoals de Alcedo m. meninting en de
Alcedo caerulescens komen hier in
tropisch Noord-Queensland ook voor
en onze welbekende Australische lach
vogel, de Kookaburra (Dacelo gigas)
behoort tot dezelfde soort. Deze lach
vogels leven in familie-verband, vaak
zitten er een stelletje bij elkaar; grap
pige dieren zijn het om te zien. Ze zijn
vrij plomp gebouwd, hoogte ongeveer
45 cm., hebben een grote kop en een
sterke snavel. Zodra er één begint te
lachen, vallen de anderen in en dan
schateren ze het uit dat het horen
ervan op je eigen lachspieren gaat
werken. De kop gaat dan achterover,
snavel in de lucht en met hun staart
slaan ze de maat, tenminste daar lijkt
het op. Dan nog even nagrinneken en
dan vliegen ze verder. Zij voeden zich
met muizen, slangen en grote insecten,
soms ook wel met jonge vogels, wat
ik persoonlijk minder leuk vind.
En dan nog even over een pracht
exemplaar, ook behorende tot de ijs
vogels of de z.g. "Kingfishers", zoals
ze hier genoemd worden. Het is de
white-tailed kingfisher (tanysiptera syl-
via). Deze vogel wordt ongeveer 30
cm. groot, is van boven schitterend
hardblauw gekleurd, met een kaneel
kleurige borst en oranje-rode poten.
Ook de snavel is opvallend oranje
rood gekleurd, maar het mooiste vind
ik de staart. Van de tien gekleurde
staartveren zijn de middelste twee wit
en heel lang en smal en als ze vliegen
lijken het net twee lange, wapperende
zijdén linten die in de staart gestoken
zijn. Elk jaar omstreeks October zie ik
ze hier weer in ons regenwoud terug
komen uit Nieuw-Guinea en begint de
broedperiode. Zij maken hun nesten
in termietenheuvels, vrij laag bij de
grond. Het zijn schuwe vogels maar
met mijn verrekijker kan ik ze toch
duidelijk waarnemen.
De kikkerbekvogel of Papuan frogmouth
Kikkerbekvogels.
Momenteel wonen er in onze assem
boom twee hele lelijke, maar heel Heve
vogels waar ik graag naar kijk, juist
omdat ze zo lelijk zijn. Dit paar, een
mannetje en wijfje, komt ook uit Nieuw-
Guinea maar is hier nu al twee jaren.
Het zijn twee kikkerbekvogels of de
Papuan frogmouth (podargus papuen-
sis), te onderscheiden van de andere
soortgenoten door hun rode ogen. Het
zijn nachtvogels, vrij groot, ongeveer
50 cm. met een kop waar je werkelijk
even van schrikt als je ze voor het
eerst ziet. Overdag slapen ze, dicht
tegen elkaar aangedrukt, maar tegen
zonsondergang worden ze wakker. Dan
beginnen zij hun veertjes uit te schud
den en weer netjes over elkaar te
schikken, strekken langzaam hun vleu
gels uit, daarna eerst de ene stijfge-
worden poot, dan de andere, kijken
nog even om zich heen en ineens
laten zij zich als het ware van hun tak
vallen, slaan hun grote brede vleugels
uit en beginnen hun nachtvlucht. Wel
drie of vier keer cirkelen ze laag over
ons huis heen, grote schaduwen val
len over het gazon en weg zijn ze. Als
ik heel vroeg in de morgen buiten
kom, zitten ze er al weer, roerloos
tegen elkaar in diepe rust. Merkwaar
dig gevormde vogels met hun spook
achtig uiterlijk.
Een voorbeeld van ouderliefde heb ik
waargenomen bij één van de nectar-
etende vogels, in de volksmond de
leernek-vogel genoemd (philemon-cor-
niculatus), groot circa 30 cm. met een
volkomen kale nek waar geen veertje
op te vinden is en dat zich zelfs voort
zet tot het achterste gedeelte van de
kop. De "leatherneck" heeft een forse,
gebogen snavel, is licht- tot donker-
grijs gekleurd en maakt de gekste
roepgeluiden die moeilijk onder woor
den te brengen zijn. Als onze spatho-
dea-boom in bloei staat, zie ik ze bij
bosjes neerstrijken en tijdens de
broedperiode komen ze tot vlak bij
het huis hun nesten bouwen. Iets heel
moois hebben we eens meegemaakt.
Vlak achter onze slaapkamer had een
paartje hun nest gebouwd in een um
brella tree (brassaia actinophylla) en
de eitjes waren uitgekomen. Wij slapen
altijd met open deuren en ramen en
speciaal in de broedtijd slaap ik heel
licht, omdat wel eens boomslangen de
jonge vogels uit de nesten halen en wij
dan bij het minste piepgeluid naar
buiten gaan, gewapend met een eve-
ready, een groot kapmes en een lad
der om te proberen de vogeltjes nog
te redden. Op een kwade nacht werd
ik wakker door geritsel in die bewuste
boom en zag ik al gauw dat het nestje
een eind naar beneden gezakt was,
met de jonge diertjes er nog in, maar
de moedervogel lag op de grond en
was gewond. De belager was nergens
te zien. We hebben alles binnenge
haald en de volgende morgen het
nestje plus inhoud weer in de boom
teruggebracht, de moeder had het
helaas niet overleefd. Al gauw zagen
wij het mannetje aan komen vliegen,
heel voorzichtig en schuw keek hij
rond, zag toen de hongerige bekjes
uit het nest steken, maar geen spoor
van zijn vrouwtje. Wij zagen hem toen
naar de spathodeaboom vliegen waar
de andere soortgenoten aan het eten
waren en voor zeker langer dan een
half uur hoorden we de vogels tegen
elkaar schreeuwen en zagen wij ze
heen en weer vliegen. En toen opeens
kwam het mannetje terug naar het
nest en bracht een nieuwe moeder
mee om zodoende samen verder voor
de jongen te kunnen zorgen. Ik had
nog nooit tevoren een dergelijk geval
van ouderliefde gehoord of gelezen; de
kleintjes, drie waren het er, zijn verder
veilig en wel het nest uitgevlogen.
Tot besluit nog een grappig voorval
dat mijn zuster die hier met haar man
vlakbij woont, heeft meegemaakt. Met
hun beiden zijn zij jaren geleden be
gonnen om de in de omgeving rond
lopende casuarissen eten te geven in
de tijd dat er in het bos weinig voor
hen te vinden was, met het resultaat
dat die dieren hun kamp niet ver bij
het huis vandaan hebben opgeslagen
en nu het hele jaar door gevoerd willen
worden. Mijn zwager gaat geregeld bij
de bananenboeren langs om overrijpe
14