De verdieping van Hotel van Aart bij de achterpoort. Mevrouw van Aart tussen de gasten.
V. I. van de Wall schrijft "Katie-Katie"
en mensen uit Ambon zeggen "Katé-
Katé", hetgeen "klein" betekent.
De prachtige schelpen en schelpjes uit
het "Rariteitenkastje van Himpies" met
o.a. de Harpe Amoret, de parelmoeren
Nautilus, het dubbele Venushartje en
de grote appelbloezeme Tour de Bra
waren in de boedelbeschrijving ge
waardeerd op: 3 gulden.
Het porcelein en glaswerk op: 174 gul
den. Er waren wel kasten vermeld en
een schrijftafel, maar de prachtige
bank: "Uit de collectie van Aaart-Over-
dijk" op Plaat 59 in Van de Wall's boek
stond er niet bij.
Een jong meisje, Trudi van Dissel,
werd in 1923 als onderwijzeres in Am-
bon geplaatst. Ook zij kende Mevrouw
van Aart heel goed en werd vaak gast
vrij ontvangen op Katé-Katé. Ook zij
hoorde haar graag vertellen over aller
lei gebeurtenissen uit haar veelbewo
gen leven.
Zoals het verhaal van de visser, die
zijn netten had uitgelegd juist op de
plaats, waar haar privé-prauw moest
afvaren naar de "Thuyn" aan de Bin-
nenbaai.
"Weet jij niet, dat dit mijn speciale
plek is?" vroeg zij hem. "Jazeker,
Njonja Besar" antwoordde hij en be
gon de netten bij elkaar te halen. "Ont
houd het goed, man!" zei zij. Een week
later kwam de visser bij haar en
smeekte haar de harde woorden terug
te nemen, hij had de hele week niets
gevangen. Zij keek hem aan en zei:
"goed!"
")k heb een "mulut panas", zei Me
vrouw van Aart". "Wat ik soms in
boosheid zeg, kan wel eens kwalijk
uitkomen." Zij zag ook wel eens din
gen.
In het boek vraagt Felicia aan haar
Grootmoeder: "U ziet wel eens dingen,
Grootma, is het niet?"
Zo waakte zij eens bij het bed van een
stervende vriendin. Zij zag de deur
opengaan en kleine kinderen kwamen
binnen; zij gaven elkaar een hand en
dansten in het rond. Eerst dacht zij,
dat zij droomde en keerde voorzichtig
haar hoofd naar haar slapende vrien
din. Toen zij weer naar de kinderschaar
keek, kraakte de stoel en weg waren
de kinderen. Zij stond op, keek naar
buiten door de open deur, maar zag
niets dan een maanlichte tuin. Zij deed
de deur dicht.
Dan het verhaal van de Bibi in Maria
Dermoüt's boek: deze had schelpen-
snoeren meegebracht, glanzend witte
porcelana schelpen. Het jongetje Him
pies had een paar snoeren uit de mand
van de Bibi genomen en om gedaan,
een snoer was een paar maal om zijn
hals gewonden - een ander om zijn
ene arm van onder tot boven, nog een
ander hield hij in beide handen voor
zich uit omhoog, het lange witte snoer
hing in een boog tot bijna op de grond.
Hij had alleen een wit hemd aan en
een opgeknoopt wit broekje. Hij keek
niet links of rechts, stond onbeweeg
lijk stil, met wijdopen ogen, angstig en
tegelijk verrukt.
Aan de ene kant de donkere gebogen
gestalte van de vreemde oude vrouw,
di aldoor zachtjes zei: "mooi- mooi-
mooi". Achter hem zijn donkere vriend
je Domingoes in een donkerblauwe
hansop, die toekeek en telkens riep
:"Himpies, niet doen, niet doen".
Het waren schelpensnoeren, die de
Bergalfoeren op Ceram omdeden, als
zij op sneltocht gingen en achter een
boom verscholen een pijl op hun
slachtoffer afschoten.
De oude Grootmoeder was zeer boos
op de Bibi, zij moest onmiddellijk weg
gaan en mocht nooit meer op Katé-Ka
té komen.
Jaren later werd de oudste zoon van
Mevrouw van Aart op een patrouille in
Ceram door de pijl van een Bergalfoer
in de hals getroffen, hij stierf, toen zijn
mannen hem op een draagbaar naar
de bivak terug droegen.
Deze zoon Cornelis had zijn opleiding
gehad op de K.M.A. in Breda en werd
in 1903 als Tweede Luitenant van de
Artillerie in Malang geplaatst. Hij was
in Nederland getrouwd met Maria Su-
zanna Albertine Boers. In 1904 werd
hun eerste dochtertje geboren Suzan-
na Caroline. Na de dood van haar man
ging de jonge vrouw terug naar Hol
land, waar in 1909 het tweede dochter
tje Cornelia Albertine geboren werd,
dat nooit meer naar Indië is terug ge
weest.
Op een der grote foto's staat het klei
ne meisje Susanna Caroline bij haar
Grootmoeder in de "Thuyn" Katé-Katé