FONTEIJN van DJOKJA juwelier 1 c zAuquótde BARNSTEENHORST 386, Den Haag, Tel. 070 - 85 51 34 A Rangkohk of neushoornvogel We hebben 't in Tong Tong zo veel gehad over prendjahk's, over 'mpritjes, Pietjes-van-Vliet. Mag ik nu eens een heel ander soort vogel bij de lezers introduceren Tjalie? Dit was August. Zondags, want door de week heette hij gewoon "Ahk-oehk", naar de klanken die hij uitstootte. De rangkohk, gógósan, (op Borneo zeiden ze er "anggang" tegen) was in volksverhalen de lambang, 't zinne beeld van eeuwige trouw. Mijn August had, naast deze voor beeldige eigenschap, zo ver ik weet, twee minder deugdzame. Hij was dom en plaagziek. Deze kostten hem uit eindelijk ook 't leven. We woonden aan de bosgrens. Op 't achtererf stond een grote gondang, (fam. van de loh wilde vijg) de ge- meenschaps-boom in de vogel-wereld. Vooral als de vruchten rijpten, wee- zoet, in grote trossen vast geplakt tegen de stam en de takken, was 't de hele dag een komen en gaan van honderden vogels. En 't was daar boven een getjetter dat horen en zien je verging. Djö'ans en bergems klaag den, kepodangs jodelden, kedjelens kwetterden. En 't geruzie van grote zwermen slindits hoorde je boven alles uit. Maar ook de neushoorn-vogels lieten de hapjes hun geweldige sna vels niet voorbij gaan. Deze verenig den 't nuttige met 't aangename. Als ware prominenten staken ze de wijze hoofden bij elkaar, op de horizontaal groeiende takken. Om om de beurt een luid "ahk-oehk" te laten horen. Op een middag zag ik ineens een zwarte schaduw naar omlaag dwarre len; als een lajangan-pedot, een op drift geraakte vlieger. Als ik me over 't zwaar mishandelde dier heen boog, wapperde hij even nog lamlendig met een vleugel, dan gingen de gordijntjes neer voor de licht-blauwe ogen. Moe- pit haalde een hoge rubberkist, waarin we 't gehavende dier neerlegden. Om in vrede te sterven. Maar hij wilde niet sterven; hij verkoos 't leven. Vroeg wèl blijvend asiel. Wat had hij gedaan, deze jeugdige bandiet, dat hij zijn soortgenoten niet meer onder de ogen durfde komen? Zich te grote vrijheden gepermitteerd? Gegluurd? Bij een broedend wijfje om de deur? Hij kreeg er een ongenadig pak ransel voor, dat was wel zeker. August bleef. Hij sloot vriendschap met Juno de hond, Jeannot, mijn tamme kidang en de twee zwarte paarden, Item en Kombang. Bij welke hij ook de nachten doorbracht op één van de afsluitbalken van de stal. Zijn kostje haalde hij op bij kokkie in de keukem Rijstballen. Hij vrat iedere dag ook een sisir pisang en elke andere rijpe vrucht die hij te pakken kon krijgen. Hij was dol op alles wat glansde. Als Marsiah de was stond uit te han gen, beet hij haa„r in de enkel in een poging de bienggel te bemachtigen, de zware ring van zilver die ze om allebei haar enkels droeg. "Körang-adjar, be'en Oehk" - schold ze, uithalend met een natte luier. wsj... wsj...wsj; vloog hij op naar de rand van 't dak, van waar hij bleef gluren, de kop scheef. Om 't na een geruis loze glijvlucht naar omlaag, nog eens te proberen. Op een keer zag ik hem enkele keren 't spoelhuisje van mijn naaimachine omhoog gooien, alvorens 't in te slik ken. We sloten hem op, totdat 't ding terug gevonden was. 's-Morgens stond onder de djeroek boom de box met Rob er in, van één jaar. Non, iets ouder dribbelde er om heen. En terwijl ze oppaste sneed gendoh-Mienten karretjes voor de kleintjes uit de sponzige schillen van de djeroeks. Iemand liet een windje. "Bang bang toet, tjendèla oewa-oewa, sapa baoe kentoet, di toembah radjah- toewa"zong Mienten over de ou de koning, die geen poepjes duldde. Non schaterde 't uit, hoewel ze er geen woord van verstond. Van boven in de boom kakelde August, a-oehka-oehkAls de kinderen buiten waren, was hij altijd bij hen in de buurt. Blééf hij alleen maar vlak bij huis. Maar hij vloog ook verder, naar de koelie-woningen, waar hij op de daken de tampah's schijfjes ketella-pohong en rijstrestanten omver kiepte. Dat vonden de mensen niét zo aardig. Op een morgen kwam hij zijn balk niet af. Zijn snavel en de luchtblaas er onder waren bleek, kleurloos. Z'n uit werpselen, bloederig. "Wah ndoro, tamtoe die ratjoen orang, Ahk-oehk." Hij was vergiftigd, dacht Moepit. We legden hem op een gonnie-zak in één van de goedang-kamertjes, waar hij zieker en zieker werd. Ik streelde hem over de kop die he lemaal scheef was weggezakt. "Arm dier... jij domme, domme vogel. August..." "Ahk-oehk..." antwoordde hij zwak. Nog éénmaal sloeg hij de blauwe ogen open. Met zijn grote snavel aan mijn voeten, stierf mijn "symbool van eeuwige trouw". Plantersvrouw Reeds eerder hebben wij in Tong Tong onze lezers de levensbronnen van ons blad genoemd. Zonder de voortdurende brieven- en copy- stroo?n uit zijn lezerskring kon Tjalie zijn matjes wel oprollen. Want andere bronnen van nieuws en begeestering hebben wij niet. Onze bronnen komen in een eeuwige pantjo- ran in het beekje van dit blad uit. Er hoeven geen kranen open of dicht gedraaid te worden het water hoeft niet met fluor aangevuld te worden noch met welke andere chemicaliën voor welk doel ook. Het is oerzuiverbronwater, gefilterd door de humus van ons voorbije leven, direct uit de natuur zonder zuiverings- basins en zonder waterlei din gsm aak. Dat deze pantjoran nog jaren en jaren klateren mag! 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1974 | | pagina 11