MIJN KORTE LEVEN OP (IV)
door LILIAN DUCELLE
Kennismaking met
mensen en dieren
De plaats waar ik woon, wordt aange
duid met Kampong Sangla en ligt tus
sen Den Pasar en Benoa. Meer naar
de kant van Den Pasar, waar ik de
hemel voor dank, want ik moet per dag
minstens een maal naar DP om mijn
post te halen en eventuele boodschappen
te doen. Dat is 3 km. heen en 3 terug.
Dat is niets zult U zeggen, maar in de
brandende zon en het kan in DP gloei
end zijn) valt het niet mee. Ik kan nooit
voor 11-en terecht voor mijn postbus
en dan is er van de verrukkelijke och
tendkoelte niets meer over. Aan de an
dere kant is het ook prettig van de
koelte te profiteren door de huiselijke
karweitjes op te knappen (ik ben altijd
om 3 uur al op) en dan na een lekker
bad en ontbijt (zelf geoogste en gebak
ken ketella en mijn tweede glas koffie,
dit keer met een scheut zoete melk)
fris op pad te gaan. Telkens overvalt
me een gevoel van overweldigend ge
luk, ik weet niet hoe ik het zeggen
moet - van vrijheid, door en door, van
het ontdaan zijn van alle piekerans over
de toekomst, over morgen zelfs. Een ge
luk. dat soms gewoon pijn doet in je
hartstreek. U zult dat soort "geluks-
pijnook wel eens gehad hebben, met
daarna, in een ondeelbaar kort ogenblik
de gedachte: dit kan nooit voortduren.
Gek, juist die gedachte heb ik in mijn
leven op Bali nooit gehad.
Mijn erf wordt aan drie zijden begrensd
door klapperbos en daar tussen wonen
de buren.
Je kunt niet, als in de stad spreken van
linker-over-achter-rechter-buur, maar
je moet ze hier bij naam en toenaam
noemen, anders kun je je deerlijk ver
gissen in de aanduiding.
De eerste avond dat ik hier zat, was
het al "kijk-avond". Het was mijn ei
gen schuld, want ik had mijn typema
chine voor de dag gehaald, omdat ik
dringend wat correspondentie had af
te doen. Op het getik kwamen ze alle
maal kennismaken. Die kennismaking
was nogal eenzijdig in het begin, want
ze bleven zonder een woord te zeggen
op vijf meter afstand staan "nonton-
nen."
Onderling werden de nodige op- en
aanmerkingen gemaakt in het balinees.
Ik probeerde de conversatie met en
kele woorden Maleis, maar niemand
scheen wat te verstaan. Tot er een
donkere, stevig gebouwde Balinees
naar voren kwam, die zich in vrij dui
delijk Maleis voorstelde als Pah Ramin.
Hij woonde links schuin achter in die
hoek van het klapperbos en kwam ook
eens kennismaken. Als ik wat nodig
had, dan moest ik hem maar roepen.
Daarna fungeerde hij zo'n beetje als
tolk voor de andere buren. Of ik werk
te? Of ik getrouwd was? Of ik hier al
leen bleef wonen? Of ik dit huis ge
kocht of gehuurd had en voor hoeveel?
Of ik van plan was katjang te ver
bouwen of padi? Of ik de katjang, die
nu te velde stond, wilde verkopen en
voor hoeveel? Of ik van Java kwam?
Waarom ik geen grammofoon had, in-
plaats van die schrijfmachine? Enfin,
het waren zo ongeveer dezelfde vra
gen, die je uitgebreid moet beantwoor
den op je werknemersformulier voor
het vaststellen van je basissalaris. O
ja, dan was er nog één zakelijke vraag
van een Chinese buurman; of ik geen
copra wilde maken. "Neen", zei ik,
daar pieker ik niet over!"
Nou, anders hij wel. Deze buurman
maakt copra, dag en nacht. Overdag
staan de stukjes copra buiten te dro
gen en als de zon niet fel genoeg
schijnt en 's nachts, gaat alles in de
droogschuur onder gloeiende zinkpla
ten. Van de lege batoks maakt zijn
vrouw areng (in Bali kent men geen
areng van hout.) U begrijpt, het rookt
dus dag en nacht naast mijn huis.
En deze rook jaagt me nog steeds de
stuipen op het lijf, als ik van de stad
terug kom, want uit de verte denk ik
altijd, dat mijn huis in brand staat. Atap,
gedek, bamboe en riet, U begrijpt
brandgevaar is hier niet denkbeeldig.
Mijn buren lijken me vriendelijke, be
hulpzame mensen, erg vrijmoedig, zoals
alle Balinezen nu eenmaal zijn. Ze vin
den het b.v. iets heel normaals, om
ongevraagd naast me te komen zitten
op de bank of tegenover me op een
stoel. Ik zou het onder de omstandig
heden, waaronder ik nu leef - ik woon
en leef immers precies als zij? - ook
niet erg vinden, als ze maar wat scho
ner waren en schoner kleren droegen.
Een van mijn buurvrouwen b.v. loopt
enkel met een vies vodje karoeng om
haar lendenen geknoopt (van boven
kleding verwacht ik van de Balinese
vrouwen niet al te veel!). Ik gaf haar
als vriendschapsgebaar een sarong
cadeau, die ze dankbaar aanvaardde,
maar die ze tot nu toe geen enkele
keer gedragen heeft. Ik hoorde van
een andere buur, dat haar man visser
was op Benoa en dat hij op de pasar
vaak voor meer dan 100,vis ver
kocht.
De buren zijn allemaal heel verschil
lende typen met heel verschillende
eigenschappen. Maar drie dingen heb
ben ze gemeen: ze bezitten allemaal
honden, varkens en kippen. En dat is
hier in Bali voor iemand, die die bees
ten zelf niet bezit, maar wél een bloe-
men-en groententuin, het ergste wat
haar overkomen kan!
Ik zou een nieuw spreekwoord kunnen
lanceren: een leven leiden als een
varken in Bali. Een varken in Bali heeft,
wat je noemt voor de volle 100% Mer-
deka. Voor hem bestaan geen grenzen,
geen omheiningen, geen belemme
ringen. Alles is van en voor hem, tot
hij opgepakt wordt en in een krandjang
gestopt naar de opkopers wordt gepi-
kold en uiteindelijk per pond op onze
tafel verschijnt.
Maar o wee de tijd, die tussen zijn
geboorte en zijn sterven ligt!
Er zijn maar heel enkele Balinezen die
hun varkens in omheinde ruimten hou
den. Een Balinees varken loopt vrij en
vrolijk rond als een hond of een kat.
Hij vreet zich vol aan wat zijn snoet
kan vinden en wat hij lekker vindt. Het
doet er niet toe, of het nu de met zo
veel zorg geplante katjang, djagoeng
of ketella van de buren is. Het is eet
baar; hij kan erbij, dat is alles.
Natuurlijk ga ik niet accoord met deze
opvatting en ik heb het mijn buren dan
ook in alle toonaarden en fortissimo's
uitgelegd.
"Jaagt U mijn varkens dan weg juf
frouw" is het vriendelijke advies. "Dat
doe ik ook, maar hoe kan ik slapen,
als die stinkbeesten (er is geen vrije
Balinese vertaling voor dit woord) ook
's nachts in mijn tuin zitten!" huil ik.
Ja, dat is natuurlijk erg beroerd. Var
kens moeten ook leven. Daarvoor
brengen ze de baas straks 30 ringit
klenting (ongeveer 150,op. Als
hij ze in een hok opsluit, moet hij ook
voor voedsel zorgen en voedsel voor
een varken kost geld. Als hij (het var
ken) daar nu zelf voor kan zorgen, dan
moet de baas wel gek zijn, om hem
(het varken) in een hok op te sluiten.
Wat doe je tegen deze redenering.
Smijten. Met aardkluiten, met stenen,
met bakstenen. Ik kan niet smijten,
d.w.z. ik kan niet raken. Ik moet altijd
eerst 10 meter dichterbij komen, an
ders mis ik. En de varkens weten dat.
Ze lachen zich een ongeluk met dat
ruitewisserstaartje en ze laten me kalm
10 meter dichterbij sluipen en dan
20