MIJN KORTE LEVEN OP BALI (IV)
door LILIAN DUCELLE
POËZIE EN PROZA
OM EEN VALLENDE KLAPPER
Tarr!
Uit een diepe slaap glijd ik wredelijk
terug naar wakker-worden. Dat is een
sniperschot, richting Semampir of
Modjoroto. Ach welnee, ik ben niet
meer op Kediri; ik zit op Bali, waar
's nachts alleen de honden blaffen, de
kikkers om regen kwaken, af en toe
een klapper met een doffe smak neer
ploft en de diepe tonen van een legong
in de verte klinken.
Deze knal zal een klapper zijn, die net
op de rand van een put of van een
poeramuurtje terecht gekomen is.
De honden slaan niet aan, de nacht
blijft stil. Maar ik ben wakker, klaar
wakker.
Hoe laat zou het zijn? Sinds ik op Bali
zit, leef ik zonder tijd; een horloge bezit
ik niet, mijn wekker is stuk. Overdag
leer ik al aardig naar de schaduw van
de zon te kijken en de hanen waar
schuwen me wel, wanneer de dag be
gonnen is, maar in de nacht weet ik
geen tijd, alleen dat het tijd is om te
slapen.
Met mijn flashlight scharrel ik naar mijn
slippers. Als ik buiten ben, knip ik het
licht weer uit. De nacht, donkerblauw
als een flesje Soir de Paris (hoe ruikt
dat toch ook weer?) koepelt van het
klapperbos achter mijn huis tot aan
het klapperbos aan de horizon.
Onder deze koepel ligt het land met
mijn huisje erop. Alles lijkt zo anders
in het nachtelijk waas. De bedden met
terongs, de tere plantjes in de kweek
bedden, de rijen katjang en de bloe
men in de voortuin lijken op planten en
bloemen uit een maquette. Stijf en
strak net of het licht van de maan alles
heeft doen stollen.
Ik loop om het huis heen, halverwege
het paadje naar de grote weg op. De
oude Hitam ligt als een verwarde klu
wen touw in een zandkuil gekronkeld;
zijn verfromfaaide staart zwaait een
keer heen en weer als ik hem passeer,
dan slaapt hij door.
De tegallans zijn kurkdroog; in de
koelte van de nacht schijnen de plan
ten voor een korte tijd te herademen
en moed te verzamelen voor een nieu
we droge dag. Waar ik 's middags
begoten heb, is de aarde donker en
ruik je de planten. Verder is de nacht
reukloos en stil, verrukkelijk stil.
De maan en de enkele sterren staan
helder, dus moet het een uur of drie
zijn. Ja, daar heb je de vroege haan al.
Nog één; heel in de verte nog één.
Maar die eerste haan is een tikje "van
slag", dat schijnen de andere kraaiers
wel door te hebben. Het wordt weer
doodstil.
Ik moet nog een paar uurtjes slapen.
Straks wacht me weer een dag vol
werk, bovendien wordt het koud.
Ketip wacht me hoopvol bij de kamer
deur op. "Krijgen we eten?". Ik pro
beer haar spitse kop te aaien, maar
Ketip weet handig de aai te ontwijken.
De lucht in de kamer is na de avond
lucht ineens erg warm en bedompt.
Een muis schiet voor mijn voeten weg,
klimt via het toiletrakje de gedekwand
op.
Over een paar uurtjes is het weër dag.
Ik moet naar de stad, post halen, naar
de pasar en mijn distributie regelen.
Dan moet ik nog een artikel schrijven
en de put schrobben.
Het dagprogramma staat klaar en hel
der in mijn hoofd. Ik moet slapen,
slapen; alleen met een uitgerust
lichaam kan ik veel werk verzetten.
Ineens kriebelt mijn neus. Ik nies twee
keer. Nu kriebelt het in mijn keel, ik
nies nog eens. Vlug duik ik onder de
deken. Herejee, laat me niet verkouden
worden. Laat me hier in deze eenzaam
heid nooit ziek worden, alsjeblieft niet.
Ziek worden en in de put vallen, twee
dingen, die je liever niet moeten over
komen als je alleen bent.
(slot volgt)
DE RANDOE
Bambax Malabaricum, D.C., fam. Bom-
bacaceae. Dangdeur (Soend.), Randoe
alas (Jav.)
Reusachtige boom, die van Brits-lndië
tot Oost-Java vrij algemeen in de vlakte
en in het lagere bergland voorkomt, en
de aandacht trekt door de geweldige
afmetingen van stam en kroon.
Op Java staan in de Oostmoesson de
bomen gedurende vele maanden bla
derloos, zijn dan getooid met vele grote
vuurrode bloemen, en dragen tegen
October vrucht.
Ze zijn dan gemakkelijk te herkennen
aan de grote hoeveelheden "kapok",
die uit de opengesprongen vruchten
waait. Op Java bestaat een grote vrees
tegen het gebruik van die kapok, o.a.
omdat ze jeuk zou veroorzaken.
Het hout is weinig duurzaam en wordt
zo goed als niet gebruikt.
(Encyclopeadie van Ned. Indië, 1917))
Het verdriet van mislukte foto s heb ik mezelf altijd bespaard door nooit een fototoestel te
hebben bezeten. Mooie foto's worden toch wel door anderen gemaakt. Zoals deze briefkaart
die toevallig genomen werd ter hoogte van mijn huis in Bali. Links nog een glimp van de
woning van mijn copra-producerende buurman, mijn domijn staat vooraan links, onzichtbaar.
Deze zwaarbelaste vrouwen zag ik dagelijks passeren, richting Benoa. Nooit die beeldschone
wezens met kleurrijke offermanden, zoals ze op affiches en briefkaarten touristen plachten te
lokken, maar stoffige schamelgeklede vrouwen, met strakke gezichten, voor wie alleen het
einddoel ontspanning brengt: het neerzetten van die vracht op hun hoofd. Heeft U wel eens
10 aarden kemarons gedragenZwaar! De Balinees is pienter genoeg om met minder uitputtende
bezigheden zijn kost te verdienen: hanengevechten, gokken, handel en het kunstbedrijf. Maar
zo is hier een ieder geboren met een aangeboren gave en een plichtsbesef. Want leven is werken,
ook in Bali. Alleen touristen denken dat het louter plezier is. Daarom zwijmelt men altijd over
een Paradijs. IJ ant heeft U ooit Adam met een patjol in zijn hand gezien en Eva met zoveel
aardewerk op haar hoofd
20