BIJ DE VOORPLAAT AFSCHEID VAN TJALIE MIJN GELUKKIGE, RIJKE LEVEN MET TJALIE De gelukkigste en rijkste episode in mijn leven is rnet het heengaan van mijn man afgesloten. Geluk hebben wij nooit gevonden in welstand of voordeel maar altijd in het zoeken en vinden van levenswaarden waarop wij trots konden zijn, in Indië, in Amerika, in Nederland. Onze rijkheid bestond uit het delen van deze waarden met onze kinderen en met U, lezers van Tong-Tong. Zo bezien is Tjalie gestorven als een gelukkig en rijk man en alle tegenslagen, verdriet, ziekte en ongemak zijn ver effend met de erfenis die hij U en mij heeft nagelaten. Het is voor mij, die altijd naast hem geleefd heeft met het motto "poekoel teroes" op dit ogenblik nog moeilijk, maar ik hoop zijn spirit, zijn idealen ook in de toekomst te kunnen blijven uitdragen. Dank voor Uw ongelooflijke vriendschap en trouw, voor al Uw brieven, voor al die duizenden gebaren van oprechte genegenheid. Dank namens Tjalie en Lilian Ducelle 2 "De kleine jongen van voorheen is een grijsaard geworden en kijkt terug op een leven van vele dwalingen en fou ten, van triomfen en nederlagen. Dat was zijn voorbeschikking. Maar hij tawart niet." Getawart heeft Tjalie niet en nooit en misschien zou zijn meest toepasselijke grafschrift zijn: Hier ligt een man, die nooit marchandeerde. Hij heeft dat ook niet gedaan, toen zijn gezondheid stil- lekens aan achteruitging en de dood hem overviel op 22 april 1974. Hij wist al jaren, wat er dreigde, maar bleef zijn idealen trouw en stierf met de pen in de hand, wetende, dat dui zenden van hem vriendschap, bemoe diging, troost verwachtten. Hij was het middelpunt geworden van een vrien denschaar over alle windstreken ver spreid. Die schare van Indo's en totoks, die Indië hebben liefgehad en Indone sië nog liefhebben. Zij mochten zijn idealen - het behoud van de Indische identiteit - delen of verwerpen, allen bewonderden de moed, de vasthou dendheid van de talenten, die hij ge bruikte of liever: verbruikte - in de jaren, die hem gegeven waren. Hij was het prototype van een man, die de beste kwaliteiten van de Indo in zich verenigde: hoe scherp zijn pen soms ook, nooit zou hij bewust iemand kwet sen. Onze relaties dateerden al van de twintiger jaren, toen een jonge onder wijzer bij de hoofdredacteur van het Bataviasch Nieuwsblad kwam sollici teren: hij wou wel eens wat anders dan lesgeven. Ik prijs mij nog altijd geluk kig, dat ik Jan Boon's sollicitatie ac cepteerde. Er waren altijd wel gega digden, die zich aangetrokken voelden tot wat zij veronderstelden een avon tuurlijk beroep te zijn. Ik weet niet wat Jan bezielde, bij het Nieuwsblad aan te kloppen. Ik weet ook niet meer waarom ik besloot deze stille en bescheiden jongeman een kans te geven. Wij hebben geen van beiden ons besluit betreurd. Maar achter het schijnbaar rustige front verborg zich de avonturier, die hij ook altijd is geweest en gebleven. Na enige jaren verdween hij: hij wilde wel wéér eens iets anders. Niet in de jour nalistiek. Toen kwam de oorlog en de gemobili seerde Jan Boon verdween nu geheel uit de gezichtskring; ik meen, dat hij als krijgsgevangene in Singapore werd opgeborgen. Maar hij was inmiddels al voor de dag gekomen met enige proeven van bekwaamheid op literair gebied. Na de oorlog keerde hij, nog steeds als militair, in Indië terug, om spoedig te worden geroepen. Van de ene dag op de andere gesierd met drie sterren, werd Jan hoofdredacteur van "Wapenbroeders", het blad voor de Nederlandse troepen in Indië. Maar ook in die functie bleek hij niet te willen - of moet ik zeggen - niet te kunnen tawarren. Bladen als "Wapenbroeders" worden geredigeerd volgens het beginsel: ver tel alle goeds van je eigen mensen en alle kwaads van "de vijand". Moet ik uitleggen, dat dit Jan, levende op de grens van twee werelden, niet lag? Een apocrief verhaal wil, dat de generaal Spoor, die hem kende en graag mocht, hem met de vreemdste mutatie, die ooit in een militair personeelsdossier is terecht gekomen naar huis zond: ontslagen wegens ongeschiktheid on der dankbetuiging voor de vele diens ten, den lande bewezen. Als het niet waar is, is het toch goed gevonden. Een nieuw hoofdstuk in dit veelbewo gen bestaan was een verblijf in Sampit, of all places. Lilian had daar gesolliciteerd bij Bruynzeel als winkel juffrouw (I). Jan volgde haar en kreeg ook een functie bij Bruynzeel. Maar de houthandel en wie zich daarmee bezig hielden waren bepaald niet hun stiel. Wel slaagde Jan erin de Indo-europese groep die daar woonde en werkte wat levensvreugde te geven door de orga nisatie van bijeenkomsten en feestjes. Waardoor Sampit in deze levensge schiedenis van Jan zal blijven voort leven is, dat Tjies, zijn meesterwerk, er werd geschreven. Het werd pas vele jaren later gepubliceerd. Van al deze avonturen wist ik niets, totdat tot mijn grote verrassing op ze kere avond in 1950 Jan het kantoor van Nieuwsgier kwam binnenstappen en mij aanstonds duidelijk maakte dat hij Ja karta en de krant prefereerde boven Sampit en de houthandel. Dan breekt de tijd aan van de Pieke- rans, de befaamde feuilletons Zater dagmorgen in Nieuwsgier, later ook in een Surabajase krant. Ze worden ver slonden. Jan's pseudoniem, Tjalie Ro binson, gekozen naar de familienaam van zijn moeder, wordt nu zijn "han delsmerk" en zal het blijven, behalve wanneer hij later Tjies (bekroond met de prijs van de stad Amsterdam) en Tjoek zal publiceren. Voor wat hijzelf als literatuur beschouwt, kiest hij het pseudoniem Vincent Mahieu. Maar alweer na een paar jaar, besluit hij met vrouw en kroost naar Neder land te gaan. leder zag de bui wel aan komen, maar waarom het nu juist Tja lie, met alle vezelen verbonden met het land van herkomst moest zijn, die naar negeri-koud vertrok vóór de nood drong, weet ik niet. Werd de zwerver in hem weer wakker? Ik weet zoveel niet over de diepere gronden die men sen beweegt. Vast staat intussen, dat in Nederland zijn fijnste werk verscheen: het be kroonde Tjies in 1958 en Tjoek in 1960. EnTong Tong. Deze regels hebben niet de pretentie een karakterschets te geven, noch zelfs ook maar een poging tot een levensbeschrijving. Zijn eigen versie op de gebeurtenissen in zijn leven heeft hijzelf saamgevat op de omslag van de "zoveelste druk" van beide bundels Piekerans en wel aldus: "Tjalie is dus een "hopeloos geval" en zal het blijven ook. Evenzo is deze (lees verder volgende pag. Ie kolom onderaan

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1974 | | pagina 2