TENTOONSTELLING VAN IN JAPANSE KAMPEN
GEMAAKTE TEKENINGEN EN VOORWERPEN
'Chinese Cultuur
vroeger en nu
Een jaar geleden stelden de redactie
van "Tong-Tong" en "De Indische Pen-
sioenbond" mij in de gelegenheid aan
dacht en medewerking van haar lezers
te vragen voor een door mij onderno
men poging om stelselmatig na te gaan
wat nog is overgebleven aan door
Nederlanders in Japanse kampen ver
vaardigde tekeningen en bijzondere
voorwerpen, o.m. met de bedoeling
zo mogelijk te komen tot een beschei
den tentoonstelling van een selectie
uit dit materiaal. Aan die mededeling
werd een lijst toegevoegd van namen
van personen (c.q. hun nabestaanden),
wier adressen in dit verband gezocht
werden.
Met voldoening kan worden geconsta
teerd dat van vele zijden positief op
deze oproep is gereageerd, zowel door
toezegging en tijdelijke overdracht van
materiaal waarom het te doen was,
als door verstrekking van adressen of
aanwijzingen die tot de tijdelijke ver
werving van zulk materiaal leidden en
al is het wel te betreuren dat heel
wat interessante zaken voorgoed ver
loren zijn gegaan en dat een enkeling
er niet toe kon komen zijn bezit voor
korte tijd uit handen te geven, toch is
de oogst van dien aard, dat de ver
wezenlijking van de tentoonstelling
vaststaat.
Om aan mijn werkzaamheden een ste
viger basis te geven, heb ik me in
verbinding gesteld met het bestuur van
de Stichting Cultuurgeschiedenis van
de Nederlanders Overzee, gevestigd in
het Rijksmuseum te Amsterdam, die
zich ten doel stelt "het bevorderen van
de kennis en het behoud van de voor
werpen, monumenten en documenten,
welke herinneren aan het verblijf van
de Nederlanders en aan de Neder
landse vestigingen buiten Europa, of
welke onder invloed van Nederlanders
aldaar zijn ontstaan" en dit lichaam
heeft zich bereid verklaard mijn initia
tief met zijn autoriteit te dekken, zodat
de expositie onder de vlag van de
Stichting C.N.O. zal varen. Hierdoor
werd mede bereikt dat ze van start
zal kunnen gaan in een gedeelte van
de Afdeling Nederlandse Geschiedenis
van het Rijksmuseum in Amsterdam.
Het ligt in de bedoeling de tentoon
stelling ook in Den Haag, Arnhem,
Breda en eventueel ook in een plaats
in het noorden des lands te brengen.
Hierover volgt t.z.t. nog nader bericht.
De tijd van opsporing en registratie
nadert nu haar einde. Er is, onder
voorzitterschap van het hoofd van de
Afd. Ned. Geschiedenis van het Rijks
museum, een kleine commissie inge
steld (waartoe ook de odg. behoort),
die tot taak heeft in de komende maan
den een keuze te doen uit het voor
handen materiaal en tevens te zorgen
voor enige achtergrondinformatie be
treffende het tentoongestelde, zonder
hetwelk dit onvoldoende toegankelijk
en begrijpelijk zou zijn, vooral voor de
toeschouwer die Indië en de kamptijd
niet uit eigen ervaring kent. Na be
ëindiging van deze arbeid wordt het
resultaat ervan overgedragen aan de
museuminstanties, aan welke de ver
dere voltooiing is toevertrouwd.
Daar 1 mei a.s. wel als "deadline" is
te beschouwen voor inzending van bij
dragen, verzoeken we degenen die
door tijdelijke afstand van hun bezit
nog tot verrijking van de expositie
willen bijdragen, hiervan zo spoedig
mogelijk melding te doen aan: P. M.
Adriaanse, Cronenburg 134, Amster
dam, tel. 020 - 42 92 03 (doch na 6 uur
's avonds als regel 020-71 46 59). Dit
geldt ook voor degenen die ons kun
nen helpen aan de adressen van de
in de hiernavolgende lijst opgesomde
personen of hun nabestaanden, zo
mede hun bekende eigenaars van in
aanmerking komende stukken.
Allen die mij tot nu toe door bijdragen,
aanwijzingen of aanmoediging hebben
gesteund, zeg ik oprecht dank.
P. M. ADRIAANSE
Wie kent het adres (z.m. met telefoon
nummer) van onderstaande personen
of hun nabestaanden?
Mw. De Baat Doelman;
Mw. G. J. Bakker - Engels (jaarmarkt
Soerabaja, boerderij Makassar);
Mw. M. de Boer - Polak (Lampersari);
Dr. Borstlap;
Frits Brookman (Bangkong, bootjes-
bouw Semarang);
Coronel (vader en zoon);
Frantz, tekenleraar (Burmakamp);
De Haag (Bangkong);
C. J. Hoekendijk, boormeester (L.O.G.);
Hofstede (Tjikoedapateuh);
Georg Hove, scheepsbouwer Australië;
Jasski, leraar biologie;
W. Kaptein en zoon Piet (L.O.G.);
Madlener, tandarts;
Dr. J. E. Quintus Bosz, apotheker
(Bangkong);
Eva Sandor (Tangerang, Adek, Lam
persari);
Schoof, planter;
Spring in 't Veld (Struiswijk);
Ir. L. Tuckermann, lid Alg. Rekenkamer;
M. C. Tuyn (Japan);
R. J. de Vries (Singapore, Japan);
Weygers (illustrator "Bushido");
John White (Kesilir, Tjikoedapateuh,
Banjoebiroe);
H. L. Zwitser (Celebes);
Onder dit motto zal van 26 april tot
19 augustus 1974 in het Museum van
Onderwijs, Hemsterhuisstraat 2 E in
Den Haag een tentoonstelling worden
gehouden van Chinese kunst in verle
den en heden.
De opening werd verricht op 25 april
jl. door de Haagse wethouder van
Onderwijs en Kunstzaken, Drs. H. J.
van Wilzen in de aula van het Museum.
De organisator van de tentoonstelling
is Drs. W. G. van der Weiden, waar
nemend directeur van het Museum en
bemiddeling werd verleend door het
Sun Yat Sen Center in Den Haag onder
leiding van de Heer J. Haalebos.
Het National Museum of History in
Taipeh, Taiwan stelde de geexposeerde
voorwerpen beschikbaar; brons, cera
miek, lakwerk, gesneden steen en jade,
stammend uit de opeenvolgende dy
nastieën. De contemporaine kunst is
vertegenwoordigd met schilderijen,
beeldhouwwerk, ceramiek en houtsnij
werk, terwijl de vooruitgang op'Taiwan
wordt uitgebeeld in 120 foto's.
Het ligt in de bedoeling dat na Den
Haag deze tentoonstelling ook in en
kele andere steden van Nederland zal
worden gehouden.
Het belang van de tentoonstelling is
gelegen in het feit dat de Chinese
cultuur uniek is in die zin dat het de
enige cultuur is die zich sedert de
Oudheid heeft gehandhaafd en zich
tot op heden zonder onderbreking ver
der heeft ontwikkeld.
De belangrijkste kunstwerken - voor
zover vervoerbaar - werden in 1949
van het vasteland naar Taiwan over
gebracht met de bedoeling ze te be
hoeden tegen vandalisme, waardoor
een zeer groot deel van de Chinese
cultuurschatten werd gered. De wijs
heid van dit beleid trad duidelijk aan
het licht toen tijdens de "beelden
storm" van de zg. Culturele Revolutie
onder meer het schrijn van Confucius,
dat niet te vervoeren was, door rode
gardisten werd verwoest.
De grote verantwoordelijkheid van het
in stand houden en verder ontwikkelen
van de Chinese cultuur valt dus ten
deel aan de Republiek China op Tai
wan.
Wie ooit een tentoonstelling van Chi
nese kunst heeft bezocht, zal genieten
van de zuivere lijnen, vormen en kleu
ren van het tentoongestelde - een ver
ademing na alle smakeloosheid, wan
staltigheid en gedrochtelijkheid van de
producten van de "culturele revolutio
nairen" van eigen Nederlandse bodem.
Wij raden iedereen aan, die in de ge
legenheid is, deze bijzondere tentoon
stelling te bezoeken!
Ch. Manders.