De Sourabaya diepten
Een populair wetenschappelijk voorstel betreffende een
deel van Indonesië, dat in de nabije toekomst van onmetelijk
belang zal zijn
Door Pradiko Reksopranoto.
De tegenwoordige moderne technolo
gie maakt exploratie en exploitatie mo
gelijk van bodemschatten die een enor
me waarde hebben en die zich be
vinden in de aangrenzende zeebodem,
b.v. de exploitatie van petroleum en
aardgas.
Volgens internationale conventie heeft
een land het uitsluitende recht om de
natuurlijke hulpbronnen in het aan
grenzende continentale plat te gebrui
ken, ongeacht de afstand ervan van
zijn kusten. In Zuid-Oost-Azië, bevin
den wateren dieper dan 100 vadem
(het criterium van diepzee kan op ver
schillend terrein zeer uiteenlopen) zich
voornamelijk in het centrale deel van
Indonesië en de Philippijnen.
In de naaste toekomst kunnen ze van
enorm belang worden voor de trans-
oceanische scheepvaart (voor zeer
grote schepen van een millioen ton of
meer), tengevolge van de uiterst ge
ringe diepte en het relatief hoog tempo
waarin de smalle Straat van Malakka
nog ondieper wordt.
Bovendien is het duidelijk, dat dit nog
onbenoemde gebied, dat de schrijver
voorstelt Sourabaya of de "Sourabaya
Diep-zeëen" te noemen - het laatste is
merkbaar afgekort tot de "Sourabaya
Diepten" - zeer belangrijk is op ten
minste drie terreinen: geologie, zoöge-
ografie en geophysica.
I. NUSANTARA
Nusantara, dat tegenwoordig "eiland"
en "tussen" betekent, is de naam van
de archipel die gelegen is tussen twee
oceanen, nl. de Stille Oceaan en de
Indische Oceaan, en twee continenten,
Azië en Australië.
Westerse geleerden hebben verschil
lende namen aan deze archipel gege
ven. De meeste belangrijke behalve
Indonesia, zijn Australaziatische archi
pel, Indo-Australische archipel, Indo
nesia en aangrenzende archipel en
Indische archipel. De groep zeëen die
Nusantara omringt, wordt de Austral-
Aziatische Middellandse Zee genoemd.
In de historische atlas die door Prof.
Moh Yamin werd uitgegeven, wordt de
westelijke groep van deze zeëen de
Nusantara zeëen genoemd.
II. DE NUSANTARA ZEËEN
De schrijver stelt de naam Nusantara
zeëen voor als substituut voor Austral-
Aziatische Middellandse Zee - op deze
wijze het gebied dat door Prof Moh.
Yamin werd voorgesteld uitbreidend.
Dit vergrote gebied strekt zich uit van
Sumatra tot Nieuw-Guinea en heeft
grote verschillen wat diepte betreft.
Het verschil in diepte van de zeëen is
duidelijk op een topografische onder
zeekaart van Indonesia.
Beschouwt men de diepten, dan kun
nen de wateren van Indonesië verdeeld
worden in drie gebieden: de Westelij
ke-, Oostelijke-, en Centraal-Nusanta-
ra-zeëen.
A. De Westelijke Nusantara-zeëen.
Deze zeëen bestaan uit de Straat van
Malakka, het zuidelijke en zuid-weste
lijke deel van de Zuid Chinese Zee,
de Java Zee en het westelijke deel van
de Straat van Makassar. Alle zijn ze
ondiepe wateren die een continentaal
plat vormen (waarschijnlijk noemt prof.
Moh. Yamin dit plat de "Lautan Nusan
tara" of de Nusantara zeëen). Dit plat
werd door G.A.F. Molengraaff Sunda
Shelf of Soenda plat genoemd.
B. De Oostelijke Nusantara zeëen.
Deze zeëen bestaan uit de Baai van
Carpentaria, de Zuid Timor Zee en
de Alfoeren Zee. Ook dit zijn ondie
pe wateren die een continentaal plat
vormen. Dit plat werd door Molen
graaff Sahul Shelf of Sahoelplat ge
noemd.
C. De Centraal- Nusantara zeëen.
Deze zeëen, gelegen tussen de twee
hierboven genoemde platten bestaan
uit de Sulu Zee, de Celebes Zee, de
Straat van Makassar, de Floris Zee,
de Molukken Zee en de zeestraten van
de Molukken, de Banda Zee etc. Dit
zijn alle diepe wateren die tot nu toe
zonder een officiële verzamelnaam zijn
gebleven op zowel gewone als weten
schappelijke kaarten.
III. De veranderingen van het niveau in
de Nusantara-zeëen.
Gedurende de Plio-Pleistecene periode
daalde het zeeniveau over de gehele
wereld verschillende malen tot 200 tot
500 voet beneden het tegenwoordige
niveau. Deze fluctuaties hadden de
volgende resultaten:
A. Het Sunda plat verenigde de eilan
den Java, Borneo en Sumatra met het
Maleise schiereiland.
Zuid-Oost Aziatische dieren die de zee
niet konden oversteken kregen nu een
goede kans om naar deze drie grote
eilanden te trekken. Als gevolg hiervan
stamde de fauna van deze eilanden
bijna geheel van Zuid-Oost Azië. De
fauna op deze eilanden wordt in de
moderne zoögeografie geclassificeerd
als "Oosterse Fauna".
B. Het Sahul Plat verenigde Nieuw-
Guinea, de omringende eilanden en de
Aru eilanden met het noordelijke deel
van Australië.
De dieren in Australië die de zee niet
konden oversteken, waren nu in staat
naar deze eilanden te trekken. Als ge
volg hiervan, stamde de fauna op deze
eilanden bijna geheel van Noord Aus
tralië.
In de zoogeografie wordt ze geclassi
ficeerd als de "Australische Fauna".
C. In het centrale gebied bleven de
zeëen bestaan, met alle eilanden erin
slechts een weinig groter dan tegen-
[Z{JIB CgiNEESCHE,
Sumatra -b
orogeert.'
•ken orogeen.
IA ND A SS t
PLORESZKl
e orogeen.(Jn
Centraal Borneo.
VE R K LARING
Verloop van het Sart Ja
Onsluitingen van het
HQ Verloop van het Molukk
Ontsluitingen van het Mateische
Embaluh complex van noordelijk
Z one met pre-Neogeene ultrabasische en zure intrust va en pre.
Tertiaire sedimenten in Oost - Haf ma he/ra en Noord Nieuto Guinea.
,T Pre-Tertiair, niet nader geclassificeerdReeks van uitgedoofde en actieve vulkanen in de Molukken.
.3 Orootere massieven van krist allijne schist en in en naby het Molukken orogeen.
*- Overschuivingsricht/ngen in het Sumatra en Molukken orogeen.
10