MIJN KORTE LEVEN OP BALI (VII)
door LILIAN DUCELLE
KATJANG
KIMM Indische spekkoek
Van één zorg ben ik sinds een paar
dagen bevrijd: mijn katjang is gerooid.
En verkocht ook nog! En dat zonder
dat ik er iets voor heb hoéven te doen
eigenlijk. Pak Roesli zag ik op een dag
midden tussen de katjang-bedden staan
en vervolgens hurkend krabbelen tus
sen het groen. Daarna liep hij peinzend
bedachtzaam naar me toe.
"Uw katjang is rijp, U moet ze laten
oogsten," zei hij. "Hoe?" Dat was goed
nieuws, hoe eerder hoe beter, hoewel
ik geen flauw idee had wat ik dan op
die leeggekomen lap zou planten.
"U vraagt aan een willekeurige voor
bijganger of hij katjang wil kopen, le
dereen wil katjang hebben," zei Roesli
beslist.
"Goed, iemand wil katjang kopen, en
dan wat?" Ik ben bereid elk advies
van deze Balinese Padanger op te vol
gen, mits binnen de bevattelijkheid van
mijn bescheiden verstand.
"Kijk, U vraagt aan de man of hij Uw
katjang wil oogsten. Als hij wil dan
vraagt U, voor hoeveel. Ik schat 60
gulden klenting (zilveren guldens) of
200 rupiah (Bali had in die tijd nog zijn
eigen geldswaarde en koers. Zilvergeld
was toen 3 maal zoveel waard als
rupiah's. L.) Als U met de prijs accoord
gaat, dan betekent het ook dat ze het
voor U rooien." "Prachtig! Maar ik ge
loof nooit dat een Balinees dat zomaar
voor niets zal doen."
"Klopt," zei Roesli," want ze vragen
daarvoor een derde van de oogst
cadeau!"
Toen heb ik even zitten rekenen. Maar
daar klopte niets van, vraag het maar
aan mijn onderwijzer uit de 4e klas
lagere school. Neen, visuele mathema
tiek heeft me altijd beter gelegen. Ik
zag me daar al kruipend over een halve
bouw grond, katjang uitrukkend, in
manden doen, sjouwen naar de empe-
ran. Neen, oké, 20 pop klenting eraf,
dan hou ik nog genoeg geld over om
een maand te leven.
De eerste beste brave landman op de
weg die ik voorbij zag komen schoot ik
aan. Natuurlijk verstond hij geen woord
van mijn bahasa en hij gunde me ver
der geen blik waardig.
Nog eens geprobeerd, weer vernieti
gende ongeinteresseerdheid. Verdorie,
wat verdoe ik hier mijn tijd door wild
vreemde mannen aan te schieten, is
niet netjes ook. Stommeling die ik ben,
zijn het geen vrouwen die meer voor
stellingsvermogen, meer energie be
zitten, als het om mouwen opstropen
gaat? Nou dan.
Binnen vijf minuten zaten er een stuk of
zes Balinese vrouwtjes op mijn veran
da. En ik maar gesticuleren en uitleg
gen. Roesli kwam zowaar weer aange-
slenterd en binnen een half uur was al-
20
op Pasar Malam A'dam stand 103
Stort 12,— op giro 158225 en
U ontvangt een spekkoek van ca.
500 gram, in speciale verpakking,
franco thuis.
"KIMM", Joh. Verhulststraat 98,
Amsterdam-Z. Tel. 020 - 72 84 61
les aan het werk. Men vroeg manden
die ik niet had, maar Roesli wel. Waar
of ze de katjang zouden leggen? Nog
minstens drie dagen drogen, want de
grond was nat geweest door een on
verwachte regenbui.
Eindelijk was alles geregeld en zat ik
als opper-plantagemeesteres vanaf de
veranda naar het gekrioel op de te-
gallan te kijken. Wat een heerlijk ge
zicht dat oogsten! Maar zag mijn oog
het goed? Niet 6 maar 11 vrouwtjes
waren bezig met rukken, schudden en
in manden stoppen. Hoe meer zielen
hoe meer vreugd, of vele varkentjes
maken de spoeling dun? Enfin, ze zoe
ken het maar uit dacht ik. Ik maakte
een grote ketel stroop, zette mokken
klaar en wees hun dat ze konden drin
ken als ze dat wilden.
Na een uurtje gooiden ze de manden
leeg onder mijn wijde emperan en ik
vroeg aan Roesli of hij wilde vragen
of ze de boel ook een beetje wilden
schoonmaken. Ja, dat wilden ze wel.
Eindelijk was het dan gebeurd, de kat
jang vrij schoon, netjes uitgespreid om
nog wat op te drogen. Hoeveel kran-
djangs zou het geven? 15, 20, 25?
"Vanavond komen de honden en ze
zullen veel van de katjang opeten,"
voorspelde Roesli blijmoedig.
"Honden eten geen katjang," riep ik,
"vooral niet als ze nog in de schil zit!"
"Andjing Bali soeka katjang," ver
klaarde Roesli en ik geloofde het di
rect. Onheilstijdingen moet je altijd ge
loven. Maar zover was het nog niet.
Ik moest met de vrouwen afrekenen.
Wie was de opkoopster?
Het bleek een tenger, spits uitziend
vrouwtje te zijn. Ze haalde uit haar
oedet (buikband) een rolletje rupiahs
en wat zilvergeld. "Ik betaal in ru
piahs," zei ze en telde 100 rupiahs
voor me uit.
"Dat is te weinig," protesteerde ik, "we
hadden 40 gulden klenting afgemaakt
en dat zou 120 rupiah zijn, dus koerang
20 rupiah!"
O neen, dat had ik verkeerd berekend,
want een heleboel katjang was boe
soek, kijk maar, dus de oogst was klei
ner geweest dan ze gedacht had. Goed,
goed dan maar. De katjang zou over
morgen worden weggehaald, ze zou
dan karungs (jutezakken) meenemen,
een handkar en haar man. Het viel me
op dat ze de dingen in volgorde van
belangrijkheid opsomde, echt een da
me die het wel rooien kon.
Ik dacht dat de handelsconferentie nu
wel afgelopen was, maar had buiten
de vijf vrouwtjes gerekend die in alle
bescheidenheid toch resoluut om een
"persèn" voor de hulp bij het rooien
vroegen. Dus schoof ik nog eens 15
rupiah af.
85 Rupiah, nog geen 30 pop voor een
akkertje katjang! Ze moeten in Holland
nog eens geringschattend praten over
pinda-chinees! Hier zit de Pinda Ko
ningin van Kampong Sangla!
Tijdens mijn mijmeruurtje bij het on
dergaan van de zon heb ik met een
gevoel van weemoed naar de grote
lege plek van mijn landje gekeken.
Dag katjang, dag varkens, wat zullen
jullie je nootjes missen, rotbeesten.
Ach leven en laten leven, zeg ik altijd
maar.
Hoewel ik de volgende twee nachten
wel vijf keer ben opgestaan om de
honden te verjagen die inderdaad op
de katjang afkwamen.
"Ajo, hiernaast ligt lekkere copra van
de buurman," vertelde ik ze. Maar
andjing Bali vreet wel alles, maar ver
staan doen ze niets!
(wordt vervolgd)
Het is begonnen met een glatik.