ESCAPADE in jong fiscaal verleden Om met de deur in huis te vallen: Ik claim het geestelijke vaderschap voor een stukje van het in ons land bestaande belastingstelsel, ledereen weet, dat belasting betalen een nood zakelijk kwaad is. En bijna iedereen heeft er wel direct of indirect mee te maken (gehad), dat bij de inkomsten belasting een gecombineerd aangifte biljet wordt uitgereikt: zo'n vragenlijst waarop moet worden ingevuld, wat het afgelopen jaar aan inkomen naar beste verwachting zal worden genoten. Daar op volgt dan een voorlopige aanslag, uit de inkomsten van het lopende jaar te betalen en een definitieve naheffing betreffende het afgelopen jaar, zijnde een definitieve afrekening. Welnu, die gecombineerde aangifte en te corrigeren voorlopige aanslag heb ik voor ons land bedacht. Nu is elke bewering gemakkelijk, maar zij moet ook aantoonbaar zijn. Daarom heb ik een korte fiscale speurtocht ondernomen. In dat verband zijn mijn gedachten primair uitgegaan naar mijn oud-collegae, de belastinginspecteurs en belastingaccountants uit het vroe gere Ned. Indië. Wij komen nog steeds ééns per jaar bijeen met een uiteraard geleidelijk slinkend groepje in een oer gezellige sfeer van (letterlijk) "ouwe jongens onder mekaar", waar vanzelf sprekend vooral oude indische herin neringen worden opgehaald. In die kring herinnert menig bejaarde zich nog wél, dat mijnerzijds in ons vakblad het toen revolutionnaire idee werd ge lanceerd van een koppeling van de aangifte (en aanslag) van het lopende jaar op voorlopige basis, met die van het afgelopen jaar op definitieve basis - e.e.a. met betrekking tot de inkom stenbelasting. Maar het verband met de nu bestaande belastingpraktijk blijft duister. Ook bij enige navraag bij de belastingdienst en het ministerie van financiën kom ik niet verder dan het algemeen vermoeden, dat het nu be staande systeem wel overgenomen zou zijn in- en door de duitse bezetting. Met deze algemene mening wil en kan ik niet volstaan, omdat ik wéét, dat van nederlandse zijde reeds vóór de oorlog eigen ideeën terzake zijn ontwikkeld. Dus heb ik wat doorge snuffeld. Via art. 13 van de 'Alg. Wet Rijksbelastingen 1964' en art. 44 van het (voormalige) "Besluit op de Inkom stenbelasting 1941" - die de formele totstandkoming van duitse zijde wel aannemelijk maken - kom ik bij de vraag, welke eigen nederlandse over tuiging heeft geleid tot aanvaarding en goedkeuring van het nu ingeburgerde systeem. In mijn herinnering had dat iets te maken met ene (vooroorlogse) "belastingcommissie Bruins". Dat bleek achteraf niet juist, maar bracht me wel op het goede spoor bij het Fiscaal Instituut in Leiden. Daar wer den mijn eerste aanknopingspunten ge vonden in de geschriften van de Ver eniging voor Belastingwetenschap (1931-1935). In een bijlage van No. 16 (1931) over: het begrip "inkomen" vin den we op pag. 87 een lovende ver wijzing naar de indische belasting-or donnantie, waarbij nader verwezen wordt naar het Maandblad V.I.F. (ver eniging van inspecteurs van financiën) waarin ik destijds heb geschreven. No. 18 (1932) bevat een voordracht door prof. mr. G. W. J. Bruins over "in ternationale dubbele belastingheffing", hetgeen ik ten onrechte in gedachten verbond met bestaande aanslagrege lingen. No. 30 (1935 en men lette op dit jaartal) laat het eerste duidelijke licht in deze materie schijnen middels het rapport van de commissie voor de inkomsten belasting: "Het verband tussen het be lastingjaar en; het tijdvak waarover het inkomen wordt genoten". Het voorzit tersschap van die cie. werd in die ja ren, ook bij No. 16, bekleed door prof. dr. W. C. Mees, nu woonachtig in Apel doorn. De slotzin van dit geschrift No. 30 luidt als volgt: Teneinde de hoofd conclusie van dit rapport nog eens samen te vatten, zij hier herhaald, dat onze commissie, na de voor- en nade len der verschillende mogelijkheden te hebben overwogen, in meerderheid tot het besluit is gekomen, dat een stelsel van naheffing met voorlopige aansla gen moet worden aanbevolen. En daar mee is m.i. de brug over de duitse be zetting naar een vroeger fiscaal ver- ledem geslagen. Maar nu kunnen we nog verder terugzoeken. Leiden ver wijst mij naar Amsterdam: het Interna tionaal Belasting Documentatiebureau in de Muiderpoort, Sarphatistr. 124. Daar maak ik kennis met een weten schappelijk medewerker, de hulpvaar dige hr. Jap (indo-chinees) die - n.b. - de belasting historie van Indonesië be studeert. Niet alleen blijkt hij van "mijn" oude vakblad goed op de hoog te te zijn, bij verder praten blijken wij ook nog gemeenschappelijke kennis sen uit het oude "Indië" te hebben. En dan zit ik opeens niet zonder enige emotie met mijn eigen oorspronkelijke idee in mijn handen, geschreven in het Maandblad van de V.l. F. van April 1932 (let wel: 1932), getiteld: Hetreeële stelsel met tweevoudige heffing. Zon der franje betekent dat: een voorlopige aangifte en aanslag betreffende de in komstenbelasting van het lopende jaar, gekoppeld aan een definitieve nahef fing betreffende het afgelopen jaar. Dus juist zoals ook nu nog het geval is. Ter wijl ik mij realiseer, dat de ned.cie voor ink. bel. in 1935 (zie No. 30, pag. 20) reeds op de hoogte was van de in voering van soortgelijk stelsel in Duits land, is het wel zeker dat die gedachte in 1932 voor ons land een novum was. Hiermee meen ik te hebben aange toond, dat de grondgedachte van het nu bestaande stelsel is geboren in het koloniale Nederland. mr. F. Jansen 'Si Onno wordt altijd een beetje mata-gelap als hij mijn rekeningen ziet! 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1974 | | pagina 15