Henri Emile Charles Poortman
Portret van een dienende mens (I)
Hoe zou ik dat land vergeten
Dat hen die er wilden zweten
Gelukkig en groot heeft gemaakt
Misschien zullen sommige lezers van
Tong Tong het wat vreemd vinden,
dat wij een flink deel van onze
plaatsruimte in dit en het volgend
nummer ter beschikking stellen van
een dochter, die haar vader zeer be
wonderde en deswege een korte bio
grafie over hem schreef.
Een levensschets van een man, die
niet kon bogen op ambtelijke of so
ciale belangrijkheid, maar wiens le
ven nochtans rijk en vruchtbaar was.
Maar Tjalie, die kort voor zijn dood
met de schrijfster correspondeerde,
vond, dat juist een levensschets als
deze in Tong Tong thuishoorde, want
het zijn tenslotte "de duizenden, mil
joenen persoonlijke levens, die het
grote "algemene" historische beeld
scheppen van een tijdvak en die er
het geestelijke levensklimaat van
bepalen". Hier volgen dan de aan
tekeningen die zijn dochter maakte
ter kenschetsing van het leven van
Ing. Henri Emile Charles Poortman
(9-7-1895-21-12-1973)
Vader begon zijn carrière als electro-
technisch ingenieur bij de HEEMAF in
Hengelo in de herfst van 1919, 24 jaar
oud en kersvers getrouwd. In februari
1921 werd hij naar Soerabaja uitgezon
den voor deze firma, die zich daar veel
met het leggen van telefoonkabels be
zighield.
Het loon was echter zeer karig en de
prijzen (vooral de huishuren!) hoog, re
den waarom mijn ouders heel zuinig aan
moesten doen en in korte tijd driemaal
van woning verwisselden: V. Heutsz-
straat, H.B.S.-straat en Melati-weg. Re
den ook, waarom mijn Vader alles aan
pakte om de huiselijke condities wat te
verbeteren, vooral voor mijn moeder,
die weldra het leven schonk aan een
eerste dochtertje in Aug. '21 en aan
een tweede in Maart 1923. Dit beteken
de, dat hij zich meldde voor die kar
weitjes, die zijn oudere collega's van
zich af schoven en wel in het bizonder,
de opdrachten, die in de buitengewes
ten uitgevoerd moesten worden, t.w.
op Sumatra en Borneo, Lombok en Bali
en waarvoor een afwezigheid van huis
van vele weken nodig was. Hij vond
dat allemaal best en gooide zich met
élan in het werk, terwijl mijn moeder,
die het drukkende klimaat al moeilijk
verdroeg, heel erg leed onder die ge
forceerde separaties, zo zeer, dat haar
lievelingszuster - de latere Mevr. H. -
besloot naar Soerabaja te komen ais
lerares om haar en de kinderen: ge
zelschap te komen houden. Zo ge
schiedde dan ook en zij zou later bij
mijn Vader achterblijven toen mijn
moeder ernstig ziek naar Europa moest
terugkeren- met de beide baby's (mijn
zus en ik).
Mijn Vader was bezield met een dy
namisme dat ik zelden in een mens
waargenomen heb; hij leek een uur
werk wiens veer altijd opgewonden was
en op maximum rendiment stond; een
pijl op een gespannen boog, klaar om
weg te schieten, de ruimte in; een volle
gummiebal die overdreven omhoog
schiet als je 'm maar even laat kaatsea
Zijn uiterlijke verschijning was daar
ook naar, slank en pezig, gestroomlijnd
zou je kunnen zeggen met z'n vroeg-
kale bol, terwijl hij zich voortbewoog
altijd op een holletje, huppelend of
springend, hoofd licht achterover, de
prominente gebogen neus naar de
hemel gepunt.
Daarmee werd hij dan ook geregeld
(dierbaar) geplaagd door de zijnen:
"Hansje-kijk-in-de-lucht" heette het, of
"Hansje-spring-in-'t-veld". Behalve zijn
benen: gebruikte hij met voorliefde de
fiets - weet je wel, een aanloop-holletje
en dan met een zwaai op het zadel -
ook in de gloeiende middaghitte.
Want met dat ingeboren snelle tempo
was 't hem onmogelijk zich aan het
indische slome rythme aan te passen.
Aan middagdutjes deed hij niet, hij
kwam om één uur thuis van kantoor -
tenminste in Bandoeng, als wij uit
school komend hem gingen- halen, in
de sluwe berekening dat hij dan Amat,
de chauffeur van de zaak, zou vragen
ons alle drie naar huis te rijden - maar
om twee uur was hij de deur al weer
uit.
In Soerabaja nam hij zelfs op z'n hol
lands een boterham-trommeltje mee
en werkte aan één stuk door van 7 uur
-'s morgens tot vijf uur 's middags. In
die gewoonte was hij absoluut de
enige tot niet geringe ergernis van de
collega's die daarin een teugelloze ar-
riveerders-natuur zagen. In werkelijk
heid heeft hij nooit naar hoge ambten
of commando-posten getaald, hij
moest gewoon die innerlijke drang tot
werken en bezigzijn bevredigen, een
drang die onveranderd intact gebleven
is tot vlak voor zijn dood. (en die be-
toel aan gene zijde niet ophoudt.
Die natuur maakte hem dikwijls een on
gemakkelijk heer voor zijn medewer
kers: hij kon van ongeduld trappelen,
van wanhoop briesen als de onder
geschikten: niet dadelijk begrepen waar
hij op doelde of wat hij uitlegde en
kon tenslotte opvliegen en uitvaren als
men zijn opdrachten niet stipt uitvoer
de. Maar het was altijd een tempera
mentskwestie, zijn woede goldt nooit
de persoon en was altijd van korte
duur, 't was zó weer vergeten. Integen
deel, in zijn medemens, onverschillig
tot welke rang of stand die behoorde
- collega's, personeel, bedienden -
zag hij uitsluitend een vriend en een
broeder, een adik kort gezegd.
Die aard van hem bracht hem dan ook
al spoedig in contact met broeder
schapsbewegingen, zoals de Vrijmetse
larij, de Theosofische Vereniging, de
Vrij Katholieke Kerk, waarin hij sinds
die eerste jaren in Soerabaja tot aan
zijn dood toe actief werkzaam was.
(Er zou ook nog eens een geschiedenis
geschreven moeten: worden over die
zeer bepaalde geestelijke zijde van het
vroegere indische leven!)
Na enkele jaren Heemaf, ging hij over
naar de Firma Gebr. Van Swaay, voor
Ing. Poortman (in het wit) aan de rechterkant bij de ingang naar het erf van het kantoor van de Heemaf in Soerabaja.
8