IN DE RIMBOE VAN SUMATRA (IV) KIMM Indische spekkoek GAARNE CONTACT GEZOCHT 9 welke hij electrische centrales ontwer pen en uitvoeren moest in alle uithoe ken van de Archipel: Bandjarmasin, Balikpapan, Sabang, Pontianak, Pand- jang, Bagan Si Api Api, Menado, Den Pasar, enz., enz. Altijd op reis, altijd onderweg, in trein, auto, vliegtuig (ja, al in de eerste lu cifersdoosjes van Fokker) per boot, te paard; ik herinner me niet anders; d.w. z. ik herinner me mijn Vader in Indië uitsluitend als iemand die soms even neer kwam strijken, soms een paar avonden thuis was en dan liedjes met ons zong bij de gitaar of luit die hij bespeelde, (als student componeerde hij zelf liedjes), of verhalen voorlas uit de kinderbijbel en beroemde kinder boeken. Vanaf 1928 waren wij in Ban doeng en dan reden wij dikwijls mee met Amat naar Andir om hem van 't vliegtuig te halen; verhit, verwaaid, met verkreukelde pakean en altijd het zelfde oude koffertje, kwam hij onder de vleugels van de dubbeldekker van daan op ons toestevenen: "Dag meine- kes", haastige omhelzing (naar mijn smaak toen veel te haastig!) en weg in de auto naar huis, voor een verfrissen de mandi-beurt! Ja, ais ik zo terugdenk, komt hij me voor als een soort Hermes, boodschap per met gevleugelde voeten;, ook al, omdat hij inderdaad hermetisch was wat zijn eigen persoon betrof; nooit een woord over zichzelf, hoogstens verrukte beschrijvingen van de land schappen die hij gezien had, nooit een klacht van vermoeidheid (en toch had hij twee maal in zes jaar een instorting van oververmoeidheid die hem aan de rand van de dood bracht) en vooral nooit een woord van opinie betreffen de andere mensen, laat staan van kri tiek of van afkeur. Uiterst loyaal, maar ook uiterst ontoe gankelijk wat zijn persoonlijke sfeer tetrof, reden waarom er toch altijd iets van een vreemdeling om hem bleef hangen, al bleef hij nog zo trouw ge hecht aan vrienden en familieleden. In zijn aanwezigheid had je dikwijls het gevoel, dat zijn eigenlijke Zelf ver afwezig was, maar waar hij dan wél was wist geen mens. Hij verloor zijn eerste vrouw in 1926, ge durende zijn verlof in Nederland. Keer de alleen terug naar Soerabaja; werd toen spoedig overgeplaatst naar Ban doeng en liet de kinderen overkomen met een gouvernante. Schipperde voort met gouvernantes tot hij weer terug moest naar Soerabaja en ons achterliet - vanwege de scholen en het betere klimaat - in de hoede van een bevrien de familie. Deze familie werd in 1934 overgeplaatst naar Djogja, waarheen wij volgden, nadat ondergetekende met goed gevolg haar toelatingsexamen voor de HBS had afgelegd. In Djogja kreeg ik een levensgevaar lijke infectie en belandde in het zieken huis, terwijl hetzelfde gebeurde met mijn Vader in S. Ook mijn zusje was er niet al te best aan toe en zo ge beurde het, dat wij in September van dat jaar met spoedverlof naar Negeri Hieronder vervolgen wij de serie jeugdherinneringen van Sumatra van Mevrouw Ziesel-Schmidhamer, waar van de drie eerste delen in de No's 1, 2, 3 verschenen. - Red. EEN AVOND OP DE TALANG Wij waren zolang ondergebracht in een oude pasanggrahan, ergens aan de bovenloop van de Ogan. Mijn man was werkzaam bij de rubberrestrictie en moest soms diep de bossen1 in. Ik ging vaak met hem mee, want ik hield van de rimboe. Het was bergachtig terrein en de be volking deed aan z.g. roofbouw. Als ze een ladang wilden maken, begon nen ze het bos te kappen en zoveel mogelijk takken en bomen naar de kant te slepen. Stronken en grote stuk ken lieten ze liggen. Dan staken ze de boel in brand. Vanaf onze pasanggrahan konden we vaak de vuren zien tegen de berg hellingen. Vooral 's avonds was het een mooi gezicht. De as vormde met de vruchtbare grond een prachtige bo dem, waarop ze van alles verbouwden. Rijst, mais, ketella, tjabé en van alles wat men zoal gebruikte voor het le vensonderhoud. Soms ontstonden hele complexen van huisjes,, die zo af en toe bewoond werden, als de mensen naar hun rub bertuinen wilden. Vaak werden de huis jes in een kring gebouwd, met de voor kant naar het midden. Op palen,, dus je moest via een trapje naar boven. Wilde men gebruik maken van die huisjes, dan kon dat. Ze waren voor zien van kookgerei en soms ook van etenswaar, zoals rijst en zout. Ook liepen er wel kippen rond. Men kon al les gebruiken, mits men maar later de voorraad aanvulde of de eigenaars schadeloos stelde. Als wij zo'n talang in gebruik namen was het soms een hele belevenis. Ik Belanda vertrokken, alle drie hinkend met zwaar verbonden benen of voeten. De H.'s, die toen al lang in Batavia gevestigd waren - tante Pom was le rares Frans aan de CAS, terwijl haar echtgenoot ambtenaar was aan het De partement van Financiën - brachten ons naar de boot, de "Johan van Oldebar- nevelt". Aan de reling geleund, met toegesnoerde keel keek ik en keek, naar Tandjong Priok dat onherroepelijk kleiner werd en naar de klappers langs de kustlijn van Java, zinderend onder een witte hemel, langzaam verzinkend in een wit-metalen' zee, tot niets over bleef dan een geweldige ruimte ge vuld met een overweldigend, bijna tast baar licht. Ik voelde heel duideïijk, dat ik dit schouwspel van mijn geboorte land nooit weer zou terug zien. Roline Frouke (slot volgt) Stort 12,— op giro 158225 en U ontvangt een spekkoek van ca. 500 gram, in speciale verpakking, franco thuis. "KIMM", Joh. Verhulststraat 98, Amsterdam-Z. Tel. 020 - 72 84 61 ging dan, net als het vrouwvolk, baden met een over de borst geknoopte sa rong. Want er was altijd wel een; ri viertje of iets dergelijks in de buurt. Het manvolk hield zich dan ver van de plaats en toonde zich zeer discreet. Iets waar menig Westerling een voor beeld aan kon nemen. Ons eten bestond heel eenvoudig uit rijst met zoute vis (baloer), tjèngèh fijn gewreven met gebrand zout, of mee gebrachte roessip. Soms corned beaf en haring in tomatensaus. Groenten vonden we wel op de velden. Poetjoek oebi e.d. Soms een gepanggangde kip met zout ingewreven. Vooral na een vermoeiende dag een heerlijke maal tijd. En we hadden altijd honger. Na het eten werd er een groot vuur ontstoken in het midden van de open ruimte voor de huisjes. Wij gingen dan op de traptreden zitten om wat te relaxen. De mantri's begonnen over de dingen van de dag te praten en te lachen. Grapjes §n kwinkslagen vlogen over en weer. Eén van de lui had een snaarinstrument en, begon op een zan gerige toon te vertellen over dingen die ze die dag hadden meegemaakt en over nog veel meer onderwerpen. Zich zelf begeleidende op het instrument. Wat af en toe gelach en commentaar veroorzaakte. Wij luisterden dan maar en genoten van de primitieve sfeer. Men was ge lukkig. De buitenwereld met al zijn problemen bestond niet meer. Alleen wij en de stilte van het bos, die ons omsloot als een veilige mantel. Als het vuur begon te doven gingen we slapen. Gewoon op een matje op de van bamboe gevlochten vloer. En we sliepen als een roos. Om heel vroeg weer op te staan voor een vol gende etappe. Ergens naar een volgen de talang, of naar huis. E. A. PH. ZIESEL-SCHMIDHAMER met voormalig kamphoofd van grote Jap. Vrouweninternerings kamp in Bandoeng ca. 1943-1945 en iedereen, die inlichtingen kan geven over Mejuffrouw M. B. Nijhoff; ca. 1944 overleden in dat kamp. Inlichtingen aan: P. Münnich, Postbus 6401, Rotterdam.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1974 | | pagina 9