BURUNG ANIS
Wanneer ze precies gekomen zijn, weet
ik niet meer, maar plots na een regen
achtige dag hipten zij rond in het ach
terste gedeelte van de koffietuin, waar
altijd de paardemest werd uitgestrooid.
Het leken net katjers, alleen groter en
oranje met zwart en wit gekleurd; een
vogel, die wij nog nooit eerder hadden
gezien.
Wie hen eigenlijk het eerst ontdekte,
was ook een raadsel. Ze waren er zo
maar, de één waarschuwde de andere.
Nènèh, de alwetende, werd door Ma
meegetroond, om het wonder te aan
schouwen, want zelf had zij ze ook
nog nooit eerder gezien.
Nènèh, als soldatenvrouw, overal ge
reisd hebbende, bracht licht in de duis
ternis. "O dat, die vogels komen in de
Soenda veel voor. Het is de Anis, zoals
ze die daar noemen. "Pa, door Ma in
gelicht, ging op een middag, na de
thee, ook eens kijken. Ze lijken net
eksters, alleen de kleur is heel anders
en hij begon zo maar over zijn jeugd
te vertellen; over eksters en andere
vogels, die in Holland leefden.
De sierlijke vogels hipten en schar
relden nog enigszins schuw in de mest
rond;; pikkend en krabbend naar voed
sel. "Wee je gebeente, als je het lef
hebt één van die dieren te katapullen
of te schieten. Ik laat geen bot in jullie
heel en waarschuw je vrienden maar
vast vooruit, want wee diegene; die
breek ik subiet de nek. Die vogels zijn
vanaf dit moment taboe, begrepen. Je
laat ze lopen, hebben jullie het ge
snapt?" "Ja Pa," kwam het er enigszins
benepen uit, want als Pa begint met
zoiets te verbieden, Soedah, je wordt
bang. Zijn gezicht zo streng, zijn han
den zo sterk en zijn ogen kaja matjan
(net een tijger).
Aangezien de vogels geen kwaad
werd gedaan, gingen ze al gauw aan
ons wennen en werden enigszins mak;
in zoverre, je kon ze heel dicht nade
ren. Af en toe werd er wat voedsel
voor hen neergelegd en ze hadden
een leven als een radja (koning).
Doch het duurde nog heel lang, voor
dat ze zich vast bij ons in de tuin ves
tigden en daar hun slaapboom uitzoch
ten.
Tweemaal hebben ze genesteld; he
laas door mijn nieuwsgierigheid heb
ik ze, tegen beter weten in, verjaagd
en zodoende de dieren gedwongen tot
verhuizing naar veiliger tuinen. Voor
mij een heel zware les aan de lijve
ondervonden, want Pa heeft de roede
niet gespaard, en spijt dat ik had! Ik
wist me niet te bergen, want iedereen
was in die tijd tegen me; ik kreeg
haast afschuw van mezelf.
De eerste maal lag ik met mazelen en
steenpuisten in bed, de anderen waren
allang weer beter en ik moest in bed
de opwindende verhalen horen van het
nestelen; later van de eieren en de
jonge vogels in de koffieboom. Je weet
vlakbij de rampelas (een boom met
20
ruwe bladeren, waar je schuurpapier
mee kon vervangen. Hij kreeg ook
bessen als de waringin.) Op een mid
dag, het had juist geregend en het hele
huis sliep, werd het mij te machtig. Ik
kroop uit bed, maakte het venster open
en na goed uitgekeken te hebben, liet
ik mij door het venster naar beneden
zakken; sloop als een dief met blote
voeten de tuin in naar de aangeduide
boom. Inderdaad, op een rechte lage
tak was een nest en ik kon één van de
vogels met kop en staart er net boven
uit zien. Mijnheer, nog niet tevreden,
moest nog meer zien. Zonder erbij te
denken, klom ik de boom in. Door het
heftig schudden vloog de vogel weg.
Ik was nog wat slap; de takken waren
glad, een misgreep en ik gleed uit.
Met beide handen een andere tak op
het nippertje gegraaid, amper maar
djatuh (vallen).
Maar door de heftigheid van beweging
werd het nestje uit de boom gewipt en
kwam op de grond terecht. Bevend liet
ik mij zakken en half snikkend zag ik
de ravage aan; twee waren er direct
door de val gedood; één lag met een
gebarsten buik met wijd open bek naar
leven te happen. Ik hield de scheur nog
bij elkaar; het rose bloed sijpelde op
mijn vingers en wat heb ik gebeden.
Hals over kop moest ik verdwijnen. Ik
zag niemand verschijnen. Sluipend en
dekkend van boom tot boom-sloop ik
langs de pagger achter de stal langs,
zo de badkamer in, waar ik mijn voeten
ging wassen. Als een geest vloog ik
de achtergallerij over het huis in naar
de slaapkamer. Ging op het bed zitten
met de benen buiten boord, om ze op
te laten drogen. Inwendig verging ik
van de angst voor wat komen ging.
Nou, lang duurde het niet, of de daad
was ontdekt en aan mijn voetsporen,
domme jongen, die ik was, konden ze
zien, wie de dader was. Mijn natte
voeten waren al zo het bewijs. Als
rollende donder ging de mare door het
huis en kwam bij Pa. Pas thuisgeko
men, want hoogst zelden sliep hij in
de middaguren, in optocht naar de
plaats des onheils meegetroond, om
de slachting in ogenschouw te nemen.
Opgewonden stemmen drongen tot mij
door en voetstappen, die naderbij kwa
men. Ik was tot het uiterste gespannen
en nderedek (rilde) van angst. Weglo
pen of verstoppen was onmogelijk; je
kreeg je straf toch, dus maar lijdzaam
afwachten. Als een engel der wrake
kwam hij de kamer binnen. Ik begon
bij voorbaat al te huilen, te jammeren
en te brullen. Wat helpt het dan nog
te vertellen, hoe het kwam. Ik was
schuldig en had straf verdiend. Ziek,
of niet ziek, hielp geen zier. Hij sleurde
mij van het bed af, over de knie en
daar ging het. Minta ampoen (vraag
vergeving) net padi in de besoeng (net
rijst in het rijstblok, waar de bolster
uitgestampt wordt); zou die ook zo'n
pijn hebben? De anderen gnuifden van
leedvermaak, bij de deur samen ge-
troept en glurende. Geen detail ont
snapte aan hun ogen. "Genoeg Pa, dat
jong is ziek," kwam Ma er tussen. Pa
greep mij bij kop en kont en legde mij
op bed. "Hopeloos kind, hoe kon je zo
ongehoorzaam zijn. Leer je dan nooit
te luisteren naar goede raad?" Ja Pa
was heel rechtvaardig. Als hij sloeg,
was het raak, maar nooit in drift, altijd
beheerst en op je achterwerk, hoger
of lager kwam hij nooit. Amechtig
lag ik gebroken na te snikken; de an
deren kwamen zo nu en dan door het
venster gluren. "Lekker ja, die beuk,
moet je maar niet zo tambeng (brutaal)
zijn." Ik liet ze maar kletsen. Nènèh,
goede ziel, sloop als een schim de
kamer binnen met limoen (limonade) en
wat lekkers. Wiegde mij heerlijk in
slaap; haar grote hart wist te troosten
en hoe heerlijk ontspannen gleed je
weg in het land der dromen.
Tegen de ochtend ging één van mijn
steenpuisten door; bloeden, pus bij
stromen. Ma, bijgestaan door Nénèh
zorgden voor de behandeling. Ma kon
geen bloed zien en gaf aanwijzigingen.
Op die zelfde dag was er een grote
aardbeving; de Goenoeng Merapi
stookte zijn vuren op.
De andere keer ging het haast net zo,
maar toen viel ik met tak en al bijna
bewusteloos. Ik was toen niet ziek
meer, ook toen weer een flink pak
rammel.
Waarom ben je als kind toch zo hope
loos eigenwijs en nieuwsgierig; zo
hardleers als het maar kan!
Na dit tweede geval waren de vogels
plotseling verdwenen en lieten zich
niet meer zien.
Heel veel later in de Preanger hebben
wij er één gehad, maar in een kooi, een
heel mooi en heel lief beest. Ik. voor
mij, geloof, dat Ma een zwak had voor
dit soort vogel. Misschien herinnerde
ze haar aan Salatiga, koffiebloesem
en aan toen van vroeger.
J. Weites
Correspondentie kaarten met
leuke Indische vignetten
In 4 kleuren: grijs - wit - groen -
chamois. 10 kaarten met bijbe
horende enveloppen 1,50 porto
60 ct. Op 2 stel 90 ct. porto.