De begraafplaats van de regenten van Surabaja op Batospoetih, nabij Pegirian.
(Foto: J. H. von Faber, Oud-Soerabaja)
paganda van de kunstschilder Nieu-
wenkamp. Tegen deze onkunde en on
verschilligheid heeft overigens de
reeds genoemde Heer Von Faber reeds
tientallen jaren geleden met grote ijver
de wapens opgevat. Aan hem danken
wij, dat Soerabaja zelfs een Museum
rijk is, het Universeel Cultureel Cen
trum voor Volksontwikkeling. Ik hoop,
dat het in de Japanse tijd niet te veel
geleden heeft. De Heer Von Faber,
die ik persoonlijk zeer waardeer, heeft
er mij de levenslange toegang toe ver
leend, waarvoor ik natuurlijk zeer dank
baar ben, doch waarvan ik na de oor
log helaas nooit meer gebruik heb
kunnen maken.
De opvallendste overblijfselen van het
oude Soerabaja vindt men N B. in de
z.g. Arabische kamp, bij de heilige
moskee van Ampèl. Daar werd de
eerste Moslimse Gemeente gesticht en
verzorgd door de wali raden Rahmat
van Ampel-Denta. Het terrein moet
toen nog buiten de stadswallen, doch
bij de haven gelegen hebben, een uit
gezochte plaats dus voor vreemde Is
lamitische kooplieden om er zich te
vestigen. Thans wordt de buurt voor
namelijk door Arabieren bewoond en
is een der schilderachtigste wijken van
Soerabaja. Het is aardig om te zien
hoe, wanneer 's middags om 12 uur,
als de oproep tot het gebed weerklinkt,
velen zich in de nauwe straatjes en
wegjes moskeewaarts spoeden, om de
voorgeschreven gebedshandelingen te
verrichten.
Langs de hoofdweg der grote moskee
bereikt men deze pas door grote ste
nen poorten, in oud-Javaanse vorm,
rechtstreeks afstammende van de vroe
gere Hindoe-Javanen, maar dan zonder
beeldhouwwerk van koppen of figuren,
zoals men nu nog in Bali aantreft.
Reeds ds. Franpois Valentijn, die wel
degelijk belangstelling voor de In
heemsen koesterde, bracht in 1706 een
bezoek aan de moskee en de graven,
en passeerde ook de poorten. Ze wa
ren, zo schrijft hij in het 4e deel van
zijn boek Oud en Nieuw-Oost-lndiën,
opgemetseld van "rode moppen", dus
van grote, rode bakstenen. Van die
rode kleur bespeurt men thans niets
meer, omdat de poorten netjes met
cement en witkalk behandeld zijn.
Is men een paar poorten gepasseerd,
dan ziet men de grote moskee voor
zich. Volgens ds. Valentijn was deze
zeer groot, "en op hunne wijze zeer
prachtig". Van die pracht is veel ver
dwenen, omdat de moskee in de vo
rige eeuw een vernieuwing heeft on
dergaan, waardoor hij niet fraaier zal
geworden zijn. Wel vindt men er nog,
volgens ooggetuigen, verdiepingen in
aangebracht, zoals ook in de allerhei
ligste moskee van Demak, en mis
schien ook wel elders. Op die zolders
moet vroeger godsdienstonderwijs zijn
gegeven. Toentertijd mocht geen onge
lovige er in, ook al waste hij zijn voe
ten in de bij de moskee aanwezige
waterbak. Thans is men toleranter ge
worden. Bovendien heeft ds. Valentijn,
alvorens de moskee te bereiken, een
smal watertje moeten passeren, waar
over men pas d.m.v. een bruggetje of in
het water gelegen grote stenen, heen
kon komen. Is dit watertje soms te
vergelijken met de ondiepe grachten,
die thans nog de Vorstenlandse mos
keeën omringen?
De z.g. "opperpriester" (de islam kent
geen priesters!), die ds. Valentijn ont
ving, wordt door deze Tambah-hadji
genoemd, hetgeen volgens mijn geleer
de vriend dr. Th. Pigeaud een verbas
tering zou kunnen wezen van Tanbih
udDin (Opwekking van de Godsdienst),
een passende naam.
Heiliger nog dan de moskee zijn de
daarnaast aangetroffen graven, in het
bijzonder dat van de grote wali radèn
Rahmat uit de 15e eeuw. Merkwaardig
is, dat zich boven het graf geen graf
huis of afdakje bevindt, zoals wij dat
bij vele heilige graven op Java aan
treffen. Het ziet er doodeenvoudig uit.
De "opperpriester", die ds. Valentijn
begeleidde, maakte echter evenals de
hem vergezellende regentenzoon Ang-
ga-Djaja, alvorens het graf te naderen,
drie diepe buigingen, de laatste maal
het diepst. Vervolgens vertelde hij aan
onze leergierige predikant, dat het de
wens van de overledene was geweest,
zonder uiterlijke praal ter aarde te wor
den besteld. Dus geen grafhuis, zelfs
geen afdakje met klamboe, zoals men
nu nog wel op bijzondere graven aan
treft. Toen men eens probeerde, door
een klamboe het heilige graf voor pro
fane blikken te behoeden, zouden de
Engelen zelve het in brand hebben ge
stoken. Ook zou een hevige storm
eens een "heedijke Tent", die men
over het graf "heen had gespannen,
hebben weggevoerd. Het zou een hoge
eer zijn, om tot dit graf te worden toe
gelaten en ds. Valentijn, wie alle valse
schaamte vreemd was, merkt zelfvol
daan op, dat die eer hèm, ds. Valentijn,
bewezen was! Maar, merkte hij voor
zichtig op, "hieromtrent iets onreins te
brengen ofte wateren, is niet an
ders dan met zijn leven te spelen".
Ook de moderne bezoekers mogen dus
gewaarschuwd zijn.
Bij het graf van de heilige man liggen
die zijner leerlingen en trouwste volge
lingen, 60 in getal, helaas zonder op
schriften, gelijk meestal op Java. Wat
zouden wij niet meer van Java's, ver
leden weten, als de Moslimse graven
op Java ook grafschriften bezaten. Nu
moet men maar afgaan op hetgeen een
of andere brave djoeroekoentji be
weert, wiens goede wil vaak beter is
dan zijn kennis.
Na de graven der heiligen, die der be
stuurders. Wij treffen er twee aan.
Een kleiner op Bibis, bij het hoofdsta
tion, een stil en vredig plekje na de
drukte van het verkeer, en een ander
aan de overzijde van de Kali Pegirian,
reeds aan ds. Valentijn bekend. Het
bevat een groot aantal statige poorten
die gelijk de naam aanduidt, netjes wit
gekalkt zijn. Bovendien heeft de aan
wezige grafbewaker, een man die orde
en regel geleerd had, elk graf voor
zien van een zinken naambordje, waar
op de naam van de overledene voor
komt. Ik heb aan deze man de prettig
ste herinneringen. Hij was wat groter
dan de gemiddelde Javaan, zodat hij
wellicht enig Arabisch bloed in de ade
ren had.
Ik mocht foto's nemen van hem en
zijn graven en toen ik vanuit Solo, waar
ik toen woonde, hem enige afdrukken
toezond, met op het adres: Kepada
Toean Djoeroekoentji dari Paserejan
Batoe Poetih (zijn naam is mij helaas
ontschoten) kreeg ik een vriendelijk
bedankbriefje terug met na de onder
tekening: Tida Djoeroekoentji tetapi
Boekhouder dari (volgde de naam van
een Soerabajase handelsfirma).
Hij beschouwde zijn functie bij een
Hollandse, "kapitalistische kolonialis
tische onderneming" als van meer be
tekenis dan zijn zorg voor de regen
tengraven.
Behalve bij deze grote begraafplaatsen
zijn er nog meer schilderachtige poor-
(lees verder pagina 9, 3e kolom)
7