INDISCHE OVERLEVERINGE ik door LARMOYEUR Abonnee worden van Tong-Tong HAROEKOE (Van een Ambonnees onderwijzer) Dorsila Wat Tainaloehoe is voor Ambon, is Dorsila voor Haroekoe (Eilandje, vlak ten O. van Ambon); de boze geest, die de mensen kwaad berokkent. Ook zij is een vrouw en ze heeft, evenals haar Ambonse collega, lang haar. Maar algemene boze geest is ze ge wórden; dat was ze oorspronkelijk niet, en dat is ze nóg niet altijd. Ze is im mers de geest van een heel lieve vrouw, die haar moederliefde en haar liefde als vrouw niet tegelijkertijd kon volgen en het in die strijd verloren heeft. Haar volle naam was Dorsila Sitania en ze was getrouwd mèt of eigenlijk werd onderhouden dóór een Hollander, sinjo Hugo. Ze hadden twee kinderen, alle bei jongens. Toen die kinderen zeven en zes jaar oud waren, moesten ze naar schooi. Maar op Haroekoe was geen school, geen Europese tenminste en daarom moesten ze naar Ambon. Het was wreed, maar het kon niet an ders. Dorsila bracht ze er zelf heen, en ze bleef ook op Ambon; de kinderen waren nog te klein, om alleen in een vreemde wereld te staan. Maar het pakt wel eens verkeerd uit, als een man alleen overblijft. En zo ging het ook hier. Na enige tijd leefde sinjo Hugo met een andere vrouw. Haar achternaam was Singadji en ze woonde in het huis, dat tegenover hen stond. Toen Dorsila het hoorde, kwam ze terug en nam haar plaats bij haar man weer in. Ze kon nu niet meer weg, want dan zou haar mededingster haar zin heb ben. Maar ze kon haar kinderen ook niet missen en weldra werd het ver langen, ze te zien zó sterk, dat ze haar man verzocht ze terug te halen. Maar sinjo Hugo wou daar niet van weten; ze moesten wat leren en op school blijven, dus op Ambon. Zo dobberde de vrouw heen en weer tussen haar liefde voor haar man en die voor haar kinderen. Maar met de vrouw Singadji was het ook niet best; ze kon de genoten liefde niet vergeten en zon op een middel, om Dorsila van sinjo Hugo te verwij deren en hem zelf terug te krijgen. Ze vond er iets op, en haar familie was niet ongenegen haar daarbij steun te verlenen. Gezamenlijk maakten ze ru zie met Dorsila en toen die flink hoog liep, wisten ze het wel zó te draaien, dat sinjo Hugo niet langer bij Dorsila blijven kon en met z'n nieuwe liefde meeging. Dorsila kon het nu in haar huis niet meer uithouden en ging inwonen bij haar broer Hermannus, radeloos van verdriet en diep beledigd. De dagen, die nu volgden, werden de droevigste van haar leven. Rust had ze niet; haar hartzeer dreef haar van hut naar her, ze kon het nergens vinden. Zo werd het Zondag. Die morgen ging ze eerst naar de kali om water te halen en zich te baden. Ze bleef er talmen en toen ze eindelijk weer thuis kwam, was het al acht uur. Nu moest ze naar de kerk, maar ze kon er niet toe ko men. Bij haar broer Hermannus uitte ze zich; maar het was het einde, in plaats van het begin van de genezing. Ze zou sterven, diezelfde dag nog; het leven was haar ondraaglijk geworden; of hij na haar dood de kinderen van Ambon wou halen. De broer beloofde het. Toen kleedde Dorsila zich in het zwart en ging te bed liggen. En vurig bad ze om te mogen sterven. Toen de kerk om negen uur uitging, was Dorsila dood; gestorven, omdat ze haar man niet kon missen en haar kinderen ook niet. Een week na de moeder stierf het ene zoontje en weer een week later het andere. Dat was op Ambon, want Her mannus Sitania had z'n gelofte niet ge stand gedaan. Dat ze stierven, was Dorsila's wil; ze wou haar kinderen niet op Ambon hebben; liever zag zij ze dood. Ook oom Hermannus werd gestraft; hij had ze maar van Ambon moeten halen. Een maand na de dood van het tweede kind stierf z'n eerste zoon. Niemand begreep het. Mezoak was zo'n sterke jongen en nog maar zeventien jaar. En de vrouw Singadji zelf? Die heeft ze blind gemaakt, stekeblind, zodat ze al haar levensdagen terneer moest zit ten en niets kon doen. Dorsila's geest leeft voort op Haroe koe. Wie NU abonne wordt voor 1975 krijgt alle nummers tot 15 Januari gratis betaalt 39,ook al wordt de prijs volgend jaar hoger. krijgt een leuke premie Aanbreng(st)er ontvangt onze mooie Tong-Tong suikerschep I Die tak van de Singadji's, welke af stamt van haar tegenstandster, als ook de mensen, die er mee verwant zijn of er mee te maken hebben, hebben haar nog altijd te duchten en ontmoeten haar minstens éénmaal op hun levens weg. Zo is Dorsila de gevreesde wraak- neemster geworden van Haroekoe. Hoe ze zich wreekt, daar is een voor beeld van. Een Ambonnees onderwijzer, afkomstig van Itawaka Op Saparoea, werd over geplaatst van Saparoea naar Haroekoe. Z'n vrouw was verloskundige. Toen ze nog niet lang op Haroekoe waren, kwam er op een avond een vrouw bij hen. Ze verwachtte een kind je en wou weten, of alles in orde was. Zoals te doen gebruikelijk is bij een bezoek, dat dient om hulp te vragen, bracht ze een paar kleine giften mee; een half dozijn eieren en wat vis. Ze werd onderzocht en toen alles afge lopen was, vertrok ze. Maar enige dagen later werd de vrouw van de onderwijzer zwaar ziek. Angstig liep men naar een doekoen en toen die kwam, schudde hij bedenkelijk het hoofd. Hoe was die vrouw zo ziek ge worden? Hij informeerde naar de ge beurtenissen van de laatste dagen en zo kwam ook het bezoek van de zwan gere ter sprake. Haar man heette Mus- tamu, zelf heette ze Christina Latuha- rikarij. Maar nu bleek, dat haar moeder een Singadji was. Daarmee was alles ver klaard. De doekoen vertelde hun van Dorsila en haar eeuwige wraak. Ze kregen de ganse lijdensgeschiedenis van het ge slacht Singadji te horen en de vrouw kreeg de raad, om 's avonds met een beetje water naar buiten te gaan en Dorsila om vergiffenis te vragen. En toen ze dat eenmaal gedaan had, was ze ook in een paar dagen weer beter. Maar toen de onderzochte vrouw later beviel, zag ze Dorsila's hoofd voor 't raam heen en weer gaan. En de kleine heeft ook niet lang geleefd. De vroedvrouw, die haar bij de beval ling geholpen heeft is ook ziek ge worden, zwaar ziek, maar ze is niet ge storven. Haar naam was Petrosina Mustamu. Volgens een Ambonnese onderwijze res heeft het sterven van Dorsila zich enigszins anders toegedragen. Dorsila kon op 't laatst niet meer eten en niet meer slapen en ging in haar wanhoop iedere avond naar de kerk met haar bijbel en haar psalmboekje. (De psalmen en gezangen noemt men er "Maxmoer en Tahlil".) Op een keer, dat ze er weer lag te bidden, is ze zo maar verdwenen. De volgende morgen vond men in de kerk haar zwarte kle ren, de Bijbel en het psalmboekje. De kleren en het boekje worden nog altijd in de kerk op Haroekoe bewaard. 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1974 | | pagina 17