Bisschop Contra
Gouverneur-Generaal
door Dr. H. J. de Graaf
Nu in ons land meermalen bisschoppen over de tong gaan, kunnen wij oud-
gasten ons op de borst slaan en uitroepen: meer dan één en een kwart eeuw
geleden hebben wij al eens een kwestie met een bisschop in Indië gehad.
Dat zat zo. Onder de Compagnie waren er nauwelijks Katholieken in Indië. De
weinigen die er zich schuil hielden, werden op ongeregelde tijden door passeren
de geestelijken in het geheim bezocht, doch als dezen betrapt werden, kregen
ze dadelijk een enkele reis naar hun vaderland.
Katholieken in Indië krijgen gelijke
rechten.
Deze toestand veranderde, toen we in
1806 een Rooms-Katholieke koning van
Holland kregen, de welbekende broer
van Napoleon, Lodewijk Napoleon. Er
zijn toen door de Katholieke overheid
hier te lande een paar priesters, die
na de verovering van de Kaap door de
Engelsen daar het land waren uitgezet,
naar Indië gezonden, welke er wonder
boven wonder behouden in 1807 aan
kwamen. Twee jaar later volgden er
nog eens twee, zodat er toen vier pas
toors waren: twee voor Batavia, en
voor Semarang en Soerabaja elk een.
Daar zij een brief bij zich hadden van
de minister van Koloniën en Handel,
waarin bevolen werd deze Roomsch-
Catholieke geestelijken in alles gelijk
te stellen met de Gereformeerde predi
kanten, behoefden ze zich geen finan
ciële zorgen te maken. Natuurlijk had
den ze een leider, hoe kon het anders,
die in 1818 vanuit Rome de titel van
Praefectus Apostolicus verkreeg, dus
een speciaal door de Paus aangewezen
prefect, of hoofd.
Sedert 1830 was de Praefectus Apos
tolicus Scholten ijverig werkzaam, die
in 1842 zijn werk wegens ziekte moest
afbreken. Ofschoon de resultaten van
hem en zijn andere priesters niet on
gezegend bleven, klaagde hij toch over
zijn gebrek aan bevoegdheid. Het Gou
vernement plaatste en verplaatste zijn
priesters naar willekeur, waarin hij, om
des lieven vredes wil, voorlopig be
rustte. Mogelijk voelde hij ook, dat hij
over zijn eigen priesters te weinig ge
zag had. Na zijn vertrek werd zijn taak
althans voorlopig waargenomen door
pater Cartenstat, van Batavia, en wel
als vice-praefect.
In Rome overwoog men nu de Missie
in Nederlands-lndië anders te organi
seren. Een aanzienlijker hoofd zou
voortaan de leiding hebben, t.w. een
Vicaris Apostolicus, met de rang van
bisschop. Zulk een bisschop zou ech
ter geen bisschop van Batavia heten,
doch bisschop van Canea i.p.i. Canea
is een toentertijd opgeheven bisdom op
Creta, waar in de vorige eeuw nog de
Turken de baas speelden. I.p.i. staat
voor "in partibus infidelium", in het
gebied der ongelovigen. Op deze wijze
stelde de Paus bisschoppen aan in
het gebied der niet-Katholieken, waar
de weinige Katholieken nog niet in
Mgr. Jacobus Grooff,
eerste Apostolisch Vicaris van Batavia.
staat waren om zelfstandige parochies
te vormen.
De eerste Apost. Vic. komt in Batavia
aan.
De eerste Apostolische Vicaris was
Mgr. Jacobus Grooff, geboren in 1800,
die zijn sporen reeds verdiend had als
Praefectus Apostolicus in Suriname.
Daarvoor droeg hij een Nederlandse
Leeuw en was pauselijk Erekamerheer.
In de Leidse St. Pieterskerk (enige
jaren geleden verbrand) werd hij tot
bisschop gewijd. Na een audiëntie bij
Z.M. Koning Willem II, die met de R.K.
Kerk sympathiseerde, vertrok Mgr.
Grooff op St. Nicolaasdag 1844 met het
zeilschip "Maria Susanna Hendrika",
doch hij nam .tevens nog vier missiona
rissen mee, die hij in Indië als pastoors
wilde aanstellen. Op 21 april 1845 liet
het schip het anker op Batavia's rede
vallen, maar de ontvangst was vrij so
ber, op het onhartelijke af.
Zag men de bisschop ongaarne komen?
Verwachtte men een strenger optre
den?
Wat was er na het vertrek van pastoor
Scholten, in de drie jaar van het vice-
praefectschap van pastoor Cartenstat
gebeurd? Een pastoor van Soerabaja
had men moeten schorsen, en deze
was naar het vaderland vertrokken. Die
van Padang was overleden. Toen Mgr.
Grooff het gedrag der overige geeste
lijken eens ging onderzoeken, kwam hij
tot merkwaardige ontdekkingen. Drie
heren, waaronder de eerwaarde Heer
Cartenstat zelve, die zich intussen tot
pastoor van Soerabaja had aangesteld,
de Heer van Dijk, maar vooral pastoor
Grube van Semarang waren in hun
plichten ergerlijk te kort geschoten.
"Hun leven en handelwijze voorna
melijk waren eer werelds dan pries
terlijk, hun opvattingen en uitingen
over de godsdienst meer protestantsch
dan katholiek". Ook droegen zij soms
wereldse klederdracht (Grube beweer
de later: ter wille van zijn gezondheid!)
en bezochten wereldse partijen, con
certen en theateropvoeringen. Dit
schijnt hun in bepaalde kringen zekere
populariteit te hebben geschonken. Dat
waren nog eens pastoors, die dichter
bij de gewone mensen stonden!
Op 9 september 1845 heeft daarom
Mgr. Grooff het drietal gesuspendeerd,
geschorst. Te zelfder tijd stelde hij drie
der meegebrachte missionarissen in
hun plaats. Doch dit ging zó maar niet.
De nieuwe pastoor Heuvels vond de
Semarangse kerkdeur gesloten en al
les verzegeld, zelf het tabernakel met
het Allerheiligste. Vergeefs wendde hij
zich tot de Resident, met averechtse
gevolg. Hij kreeg bevel Semarang te
verlaten, daar hij zich ten onrechte
waarnemend pastoor dorst te noemen.
Hij miste immers het radicaal van
dienstdoend geestelijke, de erkenning
door de Nederlands-Indische Regering.
Grube's aanhangers zonden zelfs een
met 28 handtekeningen voorziene"Pro-
test en Klacht der denkende Katholie
ke Christenen te Semarang" aan het
Gouvernement, hetgeen in hoger krin
gen zeer serieus werd opgenomen.
Intussen was er een nieuwe gouver
neur-generaal ten tonele verschenen,
mr. Rochussen, en kort na diens aan
komst op 27 september 1845 verzocht
en verkreeg Mgr. Grooff een audiëntie,
die op 7 October plaats vond.
Het onderhoud had een correct, doch
pittig karakter. Monseigneur was on
koloniaal te werk gegaan, meende Zij
ne Excellentie. Het ware beter geweest
de drie schuldige pastoors, die door
Zijne Majesteit de Koning benoemd
waren, in plaats van hen zonder over
leg met het Indische Bestuur te sus
penderen, door zachtheid en overleg
te verbeteren. Grooff's protest tegen
de sluiting der Semarangse kerk met
een beroep op de godsdienstvrijheid
gold wel voor Nederland, doch niet
voor Oost-lndië, vond de G.G. Ten
slotte was Zijne Excellentie van oor
deel, dat elk departement of college
afhankelijk was van het Indische Be
stuur "en hij derhalve een afzonderlijk
gezag nimmer zou erkennen." Rochus
sen wenste dus geen staat in de staat,
zelfs geen kerkelijke staat. Aldus was
zijn starre opvatting. Het Gouverne
ment in alles de baas!
Bij Gouvernements Besluit van 15 no
vember werd daarom aan èlle vier
meegekomen missionarissen, die het
radicaal van "dienstdoend geestelijke"
misten, de verdere uitoefening van hun
godsdienstig werk ontzegd.
6