Met de groeten uit Mèstèr. 6 WAAR DE NAAM MR. CORNELIS VANDAAN KOMT Een en ander over de historie van Mr. Cornelis, tegenwoordig Djatinegara. De naam Mr. Cornelis, die bij iedere oud-Bataviaan zo'n be kende en vertrouwde klank had, dateerde reeds uit de 17e eeuw. Omstreeks 1650 kocht Mr. Cor nelis Senen, proponent candi- daat-predikant) en godsdienstle raar in Batavia, een stuk land buiten de stad. In die tijd was deze streek nog onbebouwd en groeide er het oerwoud. Cornelis Senen was afkomstig van het eiland Lontor in de Mo- lukken en was volgens de Haan in "Oud-Batavia" de zoon van 'n orang-kaja. Onze historische me dewerker Dr. H. J. de Graaf wijd de twee artikelen aan de levens loop van Mr. Cornelis (zie T.T. 15-7-72 en 1-8-72). De plaats naam is dus ontleend aan de naam van het landgoed van de Bandanese godsdienstleraar, dat indertijd "Mr. Cornelis' Thuyn" werd genoemd. Later in de 17e eeuw legde de Compagnie er een militaire be zetting en bouwde het kleine fort Nieuwendam, welke naam men in 1755 nog aantreft. Militaire betekenis heeft Mr. Cor nelis ook in latere tijd steeds be houden. Tijdens de Britse invasie op Java in 1811 werd hier 16 da gen lang zware strijd geleverd. De naam "Rawah bangke" is nog een lugubere herinnering aan de ze slag. Een tijd lang was Mr. Cornelis een zelfstandige ge meente, totdat het in 1934 bij Batavia, waarmee het was sa mengegroeid, werd gevoegd. Na de souvereiniteitsoverdracht werd de plaatsnaam gewijzigd in Djatinegara; voor velen die er hun jeugd doorbrachten en woon den, zal het echter altijd "Mèstèr" blijven! Ch. M. Ontjom-taugé altijd Tjalie's lievelings straat gerecht geweest. En al kun je hier wel eens (gedroogde) ontjom krijgen, zo als deze verkoper het maakt, krijg je het nooit! Gewoon een plaatje uit tempo doeloe, toch 1974! Zelfs de oude stoomloc. De Manggarai- brug ter hoogte van de oude Maarschalklaan, de enige plek waar nog altijd veel bamboe- geteks zijn. "Ken je Batavia?" vroeg de magere, donkere man in uniform. "Neen, ik ben hier voor het eerst", zei ik en door vrouwelijke intuïtie gedreven, probeerde ik het te laten klinken als een verontschuldiging. "Het lijkt me dan erg moeilijk om je werk te doen," vond de man. "Jammer dat je Batavia vóór de oorlog niet gekend hebt. Mééster natuurlijk helemaal niet," voegde hij er aan toe. Ik moest even piekeren. Hij bedoelde natuurlijk Meester Cornelis. "Ik ben anak Soerabaya en Malang" zei ik met stemverheffing en trots. Hij scheen het een kostelijke mededeling te vinden want hij lachte luidop. "Ik zal je Batavia en Meester laten zien als ik tijd heb," beloofde hij. Ik wist meteen dat hij nooit tijd zou hebben en dat ik niet de minste inte resse had voor Batavia of Djakarta of Mèstèr of Djatinegara of hoe ze het allemaal noemden. Het was eind '46 en elke straat die je niet kende was onveilig. De helft van de stad was Ne derlands, de andere helft Republikeins. Welke helft was wat? Alles liep door elkaar en ik kende niets en niemand. Wat deed ik in hemelsnaam hier als verslaggeefster? Bij het leger nog wel liefst! Hoe had ik zo dom kunnen zijn mijn gezellige, vertrouwde Soerabaja te ruilen voor deze chaos. Alles was hier anders: de roedjak, de gado-gado, de soto, de betjaks. Om van de men sen maar te zwijgen. Ik vond ze maar brutaal, te vrijmoedig, op z'n zachtst gezegd. Maanden gingen voorbij, het wende wel, ik moest er doorheen, ik zat im mers voor een jaar vast? Op een middag kwam hij me halen met de jeep. "Slaap je niet 's middags?" "Nooit," zei ik, 's middags is het rus tig, dan zwerf ik meestal rond op de pasar of zo." "Heb je het niet warm?" "Soerabaja is warmer. Hoe warmer hoe prettiger." "Dat is goed kid. Kom maar mee, dan zal ik je Mèstèr laten zien, mijn stad. Ik ben anak Mèstèr en anak Betawie net zoals jij anak Soerabaja en Malang bent. Later jouw beurt. Maar mijn gado- gado Betawie is lekkerder dan jouw roedjak petis! Dat was mijn eerste kennismaking met Meester Cornelis. En met Jan Boon met wie ik 4 jaar, en onnoamelijk veel zwerftochten later, trouwde. Batavia en Meester werden Djakarta en Djatinega ra en Jan Boon werd na 1952 en zijn "piekerans" in de Nieuwsgier, Tjalie Robinson. Toch heb ik naar mijn gevoel Batavia en omgeving nooit echt goed leren kennen en waarderen. De tijden waren er niet naar. Chaotisch, onzeker, er ontbrak alles uit Tjalie's verhalen over zijn jeugd. Salemba, de Beren laan, Manggarai, Rawah Bangké. De spoorbrug. "Kun je nagaan dat ik daar van afsprong? Nu zou ik met mijn kop in de modder zitten!" Ik keek altijd vreselijk graag naar de bamboe-vlot ten, naar het verkeer op die rivier, met lees verder volgende pagina.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1974 | | pagina 6