KERSTMIS 1930
DE UITBARSTING VAN DE MERAPI
In het militair hospitaal te Magelang in Midden Java lagen vele, vele slachtoffers
van de stenen- zand- as- en gloedwolklahars, waarmee de uitbarsting van de
Merapi van 19 december 1930 gepaard was gegaan. Ze hadden allen diepe,
zwaar geïnfecteerde brandwonden, omdat ze blootsvoets, in de donkere nacht
onder het gebulder van de laharbandjirs door de ravijnen, en opgeschrikt door
zware knallen van de onder de modderlaag bezwijkende (reusachtige) Bamboe
Petoeng, grote afstanden hadden moeten afleggen om buiten het verschroeide
gebied te komen. Wegen en paden waren verdwenen, zodat ze slechts heel
langzaam, de bodem met stokken naar brandhaarden aftastend, vooruit konden
komen.
Onder deze, voorlopig geredde, ge
wonden bevonden zich ECOMA VER
STEEG en BARDI, respectievelijk op
zichter en mantrie van de vulkanolo-
gische dienst. Ze waren pas aange
komen uit Bandoeng en op weg naar
hun waarnemingsposten, toen ze wer
den overvallen door de eruptie van de
eeuwig rokende Merapi. Zo'n Merapi-
eruptie is een echte uitbarsting, omdat
een, in de loop der jaren gevormde
lavaprop in de krater, plotseling wordt
uitgeworpen en lahars vormt, die, alles
verwoestend en verbrandend, de dicht
bevolkte hellingen bedelven.
Reeds maanden van te voren was een
verhoogde werking van de vulkaan
waargenomen en op geregelde tijden
kwam de opzichter PETROCHEFSKY
(gevluchte Wit-Rus!) de temperatuur in
verschillende kratergaten opnemen.
Ook stond er in de desa Babadan, in
een vluchttunnel, een zelfregistrerende
seismograaf, die steeds werd gecon
troleerd.
De gloedwolklahar is kenmerkend voor
Merapiuitbarstingen. Een dergelijk ver
schijnsel deed zich ook voor bij een
uitbarsting (ik meen in 1850) van de
Mont Pelée op het eiland Martinique,
toen een hele stad in een oogwenk
werd vernietigd. Deze gloed-aswolk
heeft een temperatuur van plm. 400
graden Celsius en doodt mens, dier en
plant onmiddellijk. Wij vonden lijken
van mensen, die naar hun houding te
oordelen, plotseling waren gedood door
inwendige verbranding.
Hoe verschrikkelijk deze gebeurtenis
is geweest moge blijken uit het vol
gende artikeltje, dat ik, als Kedoecor-
respondent van de dagbladen "De Lo
comotief" te Semarang en het "A.I.D."
te Bandoeng, schreef in januari 1931.
Ik heb het uit de oude spelling over
gezet.
IN MEMORIAM
BARDI KARTODIHARDJO
Gistermiddag 14 januari 1931 om 1 uur
overleed het zoveelste slachtoffer van
de Merapiramp tengevolge van beko
men brandwonden: de mantrie van de
vulcanologische Dienst, Bardi. Hij is
een groot aantal jaren als opnemer aan
de vulkaandienst verbonden geweest.
Het was door zijn bizondere geschikt
heid, dat hij het vorig jaar werd uit-
Waarnemingspost van de Vulkanologische
Dienst op Babadan. Op de foto de Heren
Z. van Meerten en Roders, opzichters van
de Vulkanologische Dienst op weg naar de
top van de Merapi, mei 1930.
gekozen om de geoloog op de Snel-
lius-expeditie te vergezellen.
Bijna alle eilanden van de Molukken
werden toen bezocht. Nauwelijks was
Bardi terug, of hij werd geroepen naar
de Merapi om op de post MARON aan
de bovenloop van de kali Batang, zijn
observatiewerk te verrichten. Tot het
laatst toe is hij op zijn post gebleven
en met de hem eigen nauwgezetheid
heeft hij zijn waarnemingen verricht en
vastgelegd. Pas vrijdagmiddag 19 de
cember (1930), na de eerste hevige
explosie is hij voor de vernietigende
laharstroom gevlucht. Hij heeft toen
moeten lopensvoor zijn leven. Het was
uitsluitend te danken aan zijn goede
terreinkennis, dat hij het er levend af
bracht.
Hij wist, dat hij vóór de aanstormende
I a h a r (steen- en zandstroom) een
laag gedeelte in het Blongkengravijn
(blong-keng: hóórt U het geluid van de
donderende bandjir?), de z.g. DJOE-
RANG DJERO (diepe bedding) moest
bereiken, omdat hij anders ingesloten
zou geweest zijn. En juist was hij dit
gevaarlijke punt gepasseerd, toen de
dood en vernieling veroorzakende
gloeiende stroom er door suisde.
Bardi is doorgerend tot Ngepos, waar
hij van vermoeidheid ineen zakte. Daar
werd hij vrij spoedig gevonden door
opzichter Ecoma Versteeg, die op weg
was naar MARON. Bardi heeft hem
kunnen bewegen niet door te gaan naar
boven, omdat het daar een hel was.
Versteeg besloot die avond niet verder
te gaan dan GEDJOEGAN, dat vlak bij
de hierboven genoemde Djoerang Dje-
ro ligt. Bardi ging met hem mee. Ze
namen hun intrek bij de loerah (het
dorpshoofd), de enige, die in de desa
Gedjoegan een houten huis had. Alle
andere huizen waren van bilik (gevloch
ten bamboe). Hier was Bardi nauwe
lijks bekomen van zijn vermoeidheid,
toen, omstreeks half acht, in de don
kere avond de grote lahar, die tussen
de 1300 en 1400 slachtoffers zou ma
ken, Gedjoegan overviel. In het huis
van de loerah waren op dat moment
aanwezig 15 personen. Allen vlogen
naar buiten en liepen in de vlak naast
het huis uitgevloeide laharstroom
brandwonden aan de voeten op. Rond
om zich zagen ze niets anders dan
rook en vlammen, terwijl de atmosfeer
verstikkend heet was. Versteeg was
nog bij machte terug te keren in het
huis van de loerah, maar mantrie Bardi
was door het gloeiende zand het erf
reeds overgestoken en viel neer tegen
een paggar. Op een vraag van Ver
steeg, wie branie was de mantrie te
verlossen uit zijn benarde positie,
meldde zich een eenvoudige desa
man TJONDROSEMITO genaamd, een
naam, die aan de vergetelheid moet
worden ontrukt! Deze man zocht zich
heel voorzichtig een weg langs en
over gloeiende stenen naar de pagger
en bracht de mantrie terug in de wo
ning van de loerah. Deze Tjondrosemi-
to, die zijn voeten ernstig verschroeid
had bij deze redding, kreeg later op
een receptie bij de resident van Mage
lang de kleine zilveren ster uitgereikt,
waarbij het opviel, dat deze eenvoudige
tani, die nog nooit in zo'n voornaam
gezelschap had verkeerd, van zulk een
zelfbeheersing (het ideaal van de Ja
vaan!) blijk gaf, dat hij zich volkomen
op zijn gemak voelde en uit niets enige
emotie liet blijken. Ik bewaar zijn foto
nog altijd als aandenken aan een per
fect gentleman.
De gloedwolk had de hele desa Ge
djoegan verschroeid en was door de
bilik wanden van de huizen overal bin
nengedrongen en niemand was ge
spaard gebleven. Het huis van de loe
rah was het enige, dat de "Nuée Ar-
dente" weerstaan had. Intussen was
ook in dat huis een zo verstikkende
atmosfeer ontstaan, dat ademhalen zo
goed als onmogelijk was.
Bardi en Versteeg hadden zich op een
baleh-baleh uitgestrekt in de stellige
overtuiging, dat hun laatste uur ge
slagen had. Uit de omringende huizen
hoorden ze noodkreten en gebeden,
die al snel verstomden, omdat de dood
zijn oogst binnenhaalde
Plotseling begon het modder te rege-