0 CHAMPAGNE EN OUDE KANT Nagekomen Kerst- en Nieuwjaarswensen. We logeerden in een berghotel in de Dolomieten. Hadden vermoeiende da gen achter de rug, wandelingen ge maakt in de wijde omtrek en ook een eindje de bergen in. "Vandaag doe ik niets, ik wil uitrusten." "Dat kan", zei mijn man, "maar we gaan nog wel even een paar foto-rolletjes halen in 't dorp." 't Dorp, Molveno, was vlak bij. We slenterden wat door de smalle straat jes, kochten fruit aan een stalletje op 't plein. Waar aan een waterreservoir gezellig kwebbelende vrouwen hun was deden. En 't was niet eens Maandag. Ineens, ..."Hè... zijn jullie er ook?" We stonden oog in oog met goede kennissen. Twee meisjes en een jonge man. Ze logéérden zelfs in ons hotel. "Wij gaan naar de Refugio Selvata, gaat u mee?" "Neen, vandaag ben ik moe. Ik blijf in de buurt. Ga alleen maar wat bloemen zoeken voor 't feest vanavond." Een wedstrijd in bloemsier-kunst, waarbij alleen gebruik gemaakt mocht worden van wilde bloemen. "Daarvoor gaan wij juist de berg op. Daar zijn vast een heleboel ciclamini's; ga nou maar mee." "Echt niet, ik ben niet gekleed voor een bergtocht, kijk maar naar mijn dunne zooltjes." "Dan nemen we de lift naar boven, van de Pradel is 't maar een kleine wandeling." Natuurlijk was 't dom, maar ik liet me overhalen. Op de Pra del dronken we eerst nog een kopje koffie, we informeerden naar de weg naar Selvata. O, dat was niet ver; maar met die vele regens een paar weken geleden! Met een zijdelingse blik naar mij. Ja, 't was voor mij bedoeld en 't stemmetje van binnen dat mij altijd waarschuwt, fluisterde ook al: "Laat ze alleen gaan, blijf hier op ze wachten." Maar oudere mensen overschatten zich wel eens meer, ik had eenmaal toege stemd, nu zóu ik ook met ze mee gaan. Bovendien, als de weg te moei lijk werd kon ik altijd nog omdraaien, 't Werd een heerlijke wandeling; eerst door een alpenweide met vrolijk ge klingel van koebellen. Dan door een sprookjesbos van ruisende sparren. En toen, plotseling stonden we voor de massieven van de Dolomieten. Grim mig, ongenaakbaar, maar adembene mend. Wat voelde ik me klein; "een nietig atoom in een groots geheel." En dat de weg slecht zou zijn, daar merkten we niks van. De twee meisjes huppelden voor ons uit, telkens weg kruipend in een spleet om te zoeken naar ciclamini's. Jonge kidangs, met vleugels om hun enkels. Zij waren, vóór mij, om een bocht verdwenen, de mannen morrelden, ver achter, aan een fototoestel. Zo kwam 't, dat ik, op een gegeven ogenblik helemaal alleen voortsjokte; want ik was écht moe. "Maar wat bedoelden ze met gevaar?" vroeg ik me af. We moesten al vlak bij de R. Selvata zijn. Ik kréég 't antwoord, prompt. Ik stond er nl. bovenop, met allebei mijn benen. En ik durfde niet vóór, niet achteruit, 't Wegdek was niet langer vlak. 't Liep schuin af naar een grijnzende afgrond. 't Was niet eens een zware glooiing, de meisjes waren er immers ook over heen gegaan. Maar zij waren jong en niet moe; en ze hadden stevige schoe nen aan. Onder mijn gladde zooltjes rolde 't grind weg, langs de helling de diepte in. Dat verlamde mij van top tot teen. Met mijn rechterhand zocht ik steun aan de bergwand. Géén rot- sën, een wal van losse aarde en grind. Mijn voeten begonnen te transpireren in de lichte schoentjes, mijn handen werden ijskoud Daar kwamen, om de hoek, de mannen. Ze zagen me stuntelen. Alle voorzich tigheid uit 't oog verliezend, liep mijn man met grote stappen, onder mij langs op 't hellend vlak tot daar waar de weg weer recht lag. Hij stak mij een stok toe...pak dan... Te kort, een klein beetje maar. "Probeer te reiken." "Ik durf niet, als ik me beweeg glij ik weg en ik neem Eppo mee." Eppo stond op dé helling, een meter onder mij. Stok en bergschoenen stevig in de grond geplant. Om mij tegen te houden, als ik ging schuiven; de enkele meters en daneen gapend ravijn. "Wel neen, we gaan niet omlaag." stelde hij me gerust. "Laat maar... nog even..." Ik haalde diep adem, dan, trillend over mijn hele lichaam, liet ik me heel lang zaam zakken op mijn knieën. Gelukkig had ik tenminste een lange broek aan. Met de handen tegen de wal, mijn rug naar de diepte gekeerd, schuifelde ik de paar meters af die me scheidden van de veiligheid. Drie paar handen trokken me overeind. De meisjes, die 't maar raar vonden dat we zo lang weg bleven, waren terug komen lopen. Eppo was er ook gauw bij; niemand zei een woord Dan stamelde ik: "Hoe in Godsnaam moet ik er voor een tweede keer langs?" "Je hóeft er niet meer langs, we zoe ken een andere weg." Ik had 't me makkelijk willen maken, deze dag. Pas tegen 't avondeten kwa men we in 't hotel terug. Geen tijd meer om bloemen te zoeken, jammer, ik had graag iets moois ge maakt, ik had zoveel bloemen gezien op onze zwerftochten. Spijtig liep ik door de achtertuin naar de vleugel waar onze kamer was. Om me in elk geval lekker op te frissen. En toen zag ik 't, dat, waarvoor ik me had laten meeslepen de bergen in, waarvoor ik dood gevallen had kunnen zijn. Hier stond 't, in de hotel-tuin, 't mooiste van 't mooiste, overgoten door de rood gouden stralen van de avondzon. Zó veel, zó dicht bijdat niemand 't zag Daar lag ook een mooie lege fles, door iemand uit 't raam geslingerd. En dat moest 't zijn, die sierlijke fles en dat beeldige fluitekruid, als kant zo fijn. Zó teer, dat ik bang was dat 't uit el kaar zou vallen, toen ik 't in mijn han den nam. Op de kamer had ik nog een ongeopende doos bonbons. Voorzichtig wikkelde ik 't lint er af, de dunne cello faan. Daar knipte ik een cirkel uit met een gat in 't midden, waar de hals in paste. Dan stak ik, dicht op elkaar, plukjes fluitekruid vast op 't cellofaan. Ik schoof de fles door de opening in 't midden en... ze droeg een japon van kostbare oude kant, opgehouden om haar slanke leest door 't gouden lint. De onderjapon kreeg in 't lamplicht een glans van mat paarlmoer. Ja, 't werd een mooie avond. Met, in ruil voor mijn aangeklede, een fles champagne als eerste prijs. Die we natuurlijk de zelfde avond met ons vijf'en nog leegdronken. Op mijn gelukkige gesternte Plantersvrouw Familie, Vrienden en Kennissen: Prettige Kerstdagen en Het Beste voor 1975. Teddy Davies/Corrie Da- vies-Kuen, Haverland 20, Velp - Gld. Familie, Vrienden en Kennissen: Prettige Kerstdagen en Het Beste voor 1975. Dorothy Davies, p/a Ned. Ambassade, Jakarta. Oma J. E. Kuen wenst Familie, Vrienden en Kennis sen: Prettige Kerstdagen en een Gezegend" 1975, Haverland 20, Velp - Gld. 30

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1974 | | pagina 30