De "bedriegertjes" in het park van kasteel Rozendaal, waarvan het marmer is versierd met Indische schelpen uit de verzameling van G.G. Johan van Hoorn. verwierf verschillende landgoederen, o.a. Struyswijk, genoemd naar zijn eer ste schoonvader. Daar werd o.a. de eerste Arabische koffie geplant, die later zo veel tot de welvaart van Java zou bijdragen. Zo werd hij de grootste grondbezitter van Batavia. Ook bezat hij het eilandje Edam in de baai van Batavia. Bovendien zou, gelijk men zegt, Van Hoorn's fortuin, behalve door zijn "gelukkige" huwelijken, sterk ver groot zijn door zijn relaties met Chine zen. Het viel sommige Europeanen zwaar voor de deur van Zijne Edele te moeten wachten, wanneer deze met de een of andere rijke en voorname Chinees in een drukke conferentie was, waarbij het heus niet alleen over de zaken der Compagnie ging. Ook met de Inlander, gelijk men toen zeide, kon hij best opschieten. Van Hoorn wordt ons nl. beschreven als een vriendeliik man van middelmatig postuur, gezet, maar niet zwaarlijvig, meestal opge wekt lachende, met een hoge stem. Hii was vroeg vergrijsd en liep wat ge bogen, hetgeen aan zijn zittend leven achter de schrijftafel werd geweten. Steeds poogde hij zijn bezoekers te helpen, waar hij kon, en bleef voor komend, ook als hem dit helpen on mogelijk was. Daarentegen was hii enigszins schuchter en trad niet steeds even krachtig op. Eens zou hij uit de Raad van Indië weggelopen zijn, omdat hij niet tegen de oppositie aldaar op kon. Overigens was hij een harde werker en een voortreffelijk administrateur. Zo bracht hij belangrijke verbeteringen aan in de administratie der Compagnie, die, gelijk bekend, een zeer groot lichaam was. Het was in die dagen, dat de Indische samenleving een ongekende culturele bloei doormaakte. Ik heb daarover al eens in Tong Tong geschreven, hoe veel knappe koppen Indië toen rijk was b.v. de natuuronderzoeker Rumphius, de arts-japanoloog Kampfer, de veel wetende ds. Valentijn, de malaicus ds. Leydecker enz. Zelfs de manhaftige kapitein Franpois Tack liet zich niet onbetuigd, getuige een kort handschrift van hem in de bibliotheek van het Kon. Instituut voor Taal-, Land- en Volken kunde te Leiden. Ongetwijfeld heeft Van Hoorn met verscheidenen dezer uitblinkers contact gehad. Volgens Valentijn kon de combinatie van schoonvader G.G. en schoonzoon Directeur Generaal in Holland Heren XVII slechts matig behagen. Zij zouden daarom de oudste, Outhoorn hebben teruggeroepen en de schoonzoon in diens plaats hebben gesteld. Toch is de 70-jarige oude heer niet gerepatri eerd, daar hij tegen het gure Hollandse klimaat opzag. Ofschoon Heren XVII niet graag een oud-G.G. in Indië zagen plakken, is hem toch toegestaan te blijven waarna hij nog 16 jaar op Java bleef om pas in 1720 op ruim 85-jarige leeftijd te overlijden. Hij overleefde niet slechts zijn schoonzoon, doch ook twee zijner opvolgers. Johan van Hoorn, die erg tegen de zwarigheden van het hoge ambt opzag, aanvaardde dit na lang aarzelen pas een kleine drie jaar, nadat hij de be noeming had ontvangen, op 15 aug. 1704. Het was niet bepaald de geschikt ste tijd voor een kantoorman als Van Hoorn, immers er dreigde op Java een hevige oorlog, die feitelijk al begonnen was. Soenan Mangkoerat II, die men medeplichtig achtte aan de moord op Tack was in 1703 overleden, het rijk in de grootste verwarring achterlaten de. De avonturier Soerapati had zich in Oost-Java een eigen rijk aangemeten met de Kraton in Pasoeroean. De derde Mangkoe-Rat, bijgenaamd Mas, was de Compagnie niet goed gezind en heulde met Soerapati. Daarom erkende de Compagnie de naar Semarang gevluch te broeder van de overleden vorst als Soenan Pakoe-Boewana I. Dit beteken de strijd. De koude oorlog van 1686 tot 1704 werd nu een werkelijke oorlog, waarbij het heet toeging. In 1705 werd Mangkoe-Rat III uit zijn Kraton verdre ven, het volgende jaar sneuvelde Soe rapati, moedig strijdende. Het bloed van Tack was na 20 jaar gewroken. Enige jaren later kwam soenan Mang koe-Rat III Mas te Batavia zijn kris aanbieden. Hij werd naar Ceylon ver bannen (di-sélan, zeggen de Javanen). Als gouverneur-generaal zette Johan van Hoorn zijn werk gestadig voort. Hij is het geweest, die na de proef nemingen op zijn landgoed Struyswijk, aan de regenten in de Preanger koffie bonen uitdeelde, met de opdracht de vrucht der daaruit ontsproten bomen bij wijze van belasting in te leveren. Het Preanger-stelsel was geboren, dat het ruim twee eeuwen zou uithouden. Hiermede was de Compagnie niet en kel zeevaarder en koopman, doch ook landbezitter en -ontginner geworden. De cultures zouden eens Java tot een hoogtepunt van welvaart brengen, waarop de bevolking al te uitsluitend door vermenigvuldiging zou reageren. Vroeger dan hij gedacht en gehoopt had, kwam ook voor Johan van Hoorn het uur van scheiden. Ook hem riepen Heren XVII terug en hij vertrok op de Sandenburg als hoofd der retourvloot. Veel nam hij mee: zijn gezin, vier djongossen en twee baboes, doch ook een Chinese arts, dokter Tsjoebittia, die hem reeds enige jaren behandeld had. Verder ging in zijn scheepskisten een bedrag van 472.217 en 12 centen aan wissels mee, zo ook een grote hoeveelheid Compagniespapieren, die in 1867 bij een Haags antiquariaat te rechtkwamen, dat ze aan het Kon. Instituut, toenmaals in Den Haag, ver kocht. Men vindt er o.a. een verzoek schrift van 30 zijner Chinese vrienden, die hem plechtig en dringend verzoch ten, niet af te treden, doch te blijven. Tot zijn spijt was dit onmogeliik. Zi'n schoonvader Abraham van Riebeeck, zoon van de stichter van Kaar>sf?"J volgde hem op. Een bijzonder onderdeel zijner bagaoe vormden een qrote collectie schelpen en horentjes, afkomstig uit de Indische zeeën, die destijds door vele aristo craten met ijver en hartstocht werden verzameld. Onderweg hield de pennelikker na tuurlijk een dik journaal aan, dat nog in de bibliotheek van het Kon. Instituut wordt bewaard. In oct. 1710 kwam de retourvloot be houden in patria aan en de oud-Gou verneur-Generaal bracht verslag uit over de staat, waarin hij Indië had achtergelaten. Heren XVII uitten hun waardering door het schenken van een gouden keten met penning, ter waarde van 1500,bij wijze van "lintje". In Amsterdam betrok Van Hoorn een fraai huis aan de Herengracht. Daar overleed hij reeds op 21 febr. 1711 ruim 57 jaar oud. Hij werd in alle stilte, zonder enige statie met lantarens be- (lees verder volgende pagina) 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1975 | | pagina 7