Plantersleven in de ALAS en Gajoelanden Herinneringen aan lang vervlogen dagen De schrijver van deze herinneringen heeft over zijn leven ais planter in de binnenlanden van Aceh (zo schrijven we Atjeh tegenwoordig toch?) al eens eerder iets geschreven. (T.T. No. 9) Hier volgt nu een vervolg op dat artikel. Op zekere morgen sprak ik mijn vriend Sakri op de grens van mijn Afdeling; we waren de Brandgangen aan 't wie den. 't Was droge tijd en 't gevaar voor brand erg groot. Even een gezellig praatje over een en ander en ik sprak af, dat ik 's avonds op "Sadong" hem kwam bezoeken. Hij had een tijgerspoor gevonden; daar had ik oren naar! Die middag was ik al vroeg thuis. Het idee al van een "Matjan" te schieten liet me niet los. Ik besloot, nadat ik thee gedronken en pannekoekjes ge geten had, maar direct naar Sakri te gaan, om voor donker dat spoor te bekijken. Nam een paar flessen bier en wat rokerij mee. Sakri en ik gingen kijken, niet zo ver van zijn huis. We volgden het spoor; 't liep over een vrij dikke, deels al vermolmde boomstam, over het ravijn tje. Men sprak van "Aloer". Het spoor liep tot in een kreupelhout bosje. We spraken af, het eens met een "tijgerklem" te proberen, maar Jan van Gils, mijn baas, zei ons al; "Ik geef jullie niet veel kans". Toch lieten wij de klem van "Baleg" komen! We stel den hem op 't platform op, op scherp gezet, de heleboel gecamoufleerd met takken. Ik bleef de avond van mijn bezoek langer bij Sakri, omdat er een zwaar onweer losbrak. Toen de bui over was, vertrok ik. Was gekleed in mijn werkkleding, rijbroek met putee's, wit shirt en omdat het daar op 2500 M. hoogte 's avonds nogal fris was, had ik er nog een Europees jasje overheen. Lampoe senter en mijn Mau ser karabijn bij me! Liep het pad naar beneden af, om over de beek te komen. Normaal kwam men over diverse grote steenblokken, maar nu was de beek door de regen gezwol len, de stenen nat en ik met mijn ke- bonspijkerschoenen van "kambingleer" van één ringgit p. paar, maakte toch een schuiver, plonstot mijrunek toe in het koude water; natuurlijk "hele maal kletsnat!" Dit "intermezzo" gebeurde om half 10 's avonds en zo kwam ik met mijn natte plunje thuis, nam een flink glas whiskey voor de schrik! Ik moest Athmah, mijn trouwe verzorg ster alles vertellen. Zij was er toevallig niet bij; vaak ging zij mee, want ook zij moest een verzetje hebben. Ik had dit vrouwtje al enige jaren, want geachte lezer, nergens leert men vlug ger en beter Maleis en Javaans, dan "in de klamboe!" Het ligt toch voor de hand: dag en nacht het "Levend Woor denboek" bij je?" De volgende dag sprak ik Sakri weer en ik vertelde hem van mijn avontuur. Ik zei, dat we daar een voetbrug moes ten maken. Op mijn achtererf lagen planken van 35 cm. breed. Die liet ik brengen en zo gebeurde het. De plan ken werden op een dode boomstam getimmerd, en "last but not least", Sakri maakte er nog een leuning aan van een stuk stalen scheepskabel. Het was een prima stukje werk en 't leed was geleden. De tijgerklem zat dicht zonder resultaat. Later hebben wij nog eens met een z.g. "valkooi" een poging gedaan; een vrije dag met vier man eraan gewerkt; een jong geitje van een rijksdaalder erin, weer niets. De hele rataplan kapot. Wel had hij 't geitje opgevreten! Na verloop van tijd diverse tijgers op enige afstand qezien, prachtkansen om te schieten gehad, maar dan had ik mijn spuit niet bij me. En nam ik 't ge weer mee, dan zag men niets! Zo was het altijd. Ik bepaalde er mij dan ook alleen toe om op herten te jagen en met mijn "Beaumont" éénloops met fijne hagel, groene duiven te schieten. Vaak in één schot 10 stuks of meer. Die waren zo lekker in de soep! Athmah was een prima vrouwtje, zo trouw en zorgzaam. En koken! Zelfs krentenbrood bakken, moccataart ma ken en noem maar op. Ik kreeg weieens op mijn duvel, als ik tamelijk aangeschoten thuis kwam! Dan bestelde ik bij Wong Koeng Hong een lap soetera voor een badjoe om het weer goed te maken! Men deed wat om de vrede te herstellen! En dan kwam het pakje met soetera. Ik hoorde haar steeds zeggen: "Bagoes tahoeh" en dat vele malen achtereen. Dan kwam haar "Singer naaimachine" voor de dag boven op een 4- poots bankje met een laadje erin voor garen-band- knoopjes, etc. En zij op een tikar op de grond achter de machine; ja, wat was zij vlug en handig! Ik had daar een goed, gezellig leven. Ook een gramofoon met Gamelan Se- lendro platen en platen van Miss Ri- boet, en nu en dan kwam op vrije dagen, de krani van 't "Kantoor" met zijn Band bij mij om muziek te maken. Heel leuk. Hij speelde Viool en Guitaar als ook, begeleid met zang "Oleh- Oleh-Bandoeng," e.a. Eenzaam was het daar niet. Steeds was er wat te doen, ook bij mij op de Af deling. We hadden een Gamelan; die was voor drie Afdelingen: "Baleg", "Sadong" en mijn Afdeling "Radja Wa- li". De koelies vroegen 't mij vaak. "Ja jongens, dat kan, maar als er herrie of ruzie in het werk komt, dan is 't gauw gedaan. Ik zal een bon uitschrijven, dan kun je alles halen." Op "Baleg" waren nogal vaak diverse feestjes: "Rngeng Malajoe", "Ron- geng Djawa", etc. Dan was mijn vriend Sakri helemaal, kan men wel zeggen, in "Gala". Hij zag er toch zo komisch uit: jas-boeka, wit overhemd met strop das en een bril op met donkere glazen; 't was echt om je rot te lachen! Mijn persoontje: witte broek en licht groen drill jasje, wit overhemd en stropdas. De hele vertoning kostte geld, elke genodigde gaf spontaan zijn bijdrage koelies meestal twee kwartjes, man doers een riks en ik, de toean, tien gulden. Daar kregen we dan ook bier voor. Mijn baas kwam er nooit; tegen mij zei hij altijd: "Je bent mijn vertegenwoor diger!" Het geld lag of kwam altijd op een blad onder een selendang te liggen. De 2e Ronde lag alleen de selendang op 't blad; ik had al enkele biertjes op en men zou tot 't tandakken" over gaan. Nu dacht ik: "Dat zal ik ook eens even bruin bakken". Nam de selendang op en hing hem om, als teken mee te doen. Er ging een luid applaus op: "Berang- kali Toeaan soedah djadi setenga gi- la?" hoorde ik roepen. En Sakri riep maar van "Djangan, Toeaan tidah bi- sah", en ik er tegen in, "Ja hoor, bisah, thuis al zo vaak aan 't oefenen ge weest op mijn Gamelan-platen." Het was dan zo, ik deed mee op mijn manier, één rondje! Het werd zo langzamerhand tijd om naar huis te gaan. We hadden 't geluk, dat de chauffeur van de vrachtauto, die iedere dag de post meebracht naar de onderneming en dan een lading hars of terpentijn meenam, er was. Deze chauffeur bracht Sakri en mij veilig naar huis. Sakri was iets boven zijn theewater geraakt, maar ik kleedde hem thuis uit en legde hem in bed. Dat kwam wel meer voor; een heel gewoon iets, "geen vuiltje aan de lucht!" Zuiver een vriendendienst voor "Sobat keras!" De volgende dag gingen we niet op jacht. Lekker rijsttafelen bij mij met Sakri. 's Middags zou de Band van "Baleg" komen, dus weer een verzetje! A. J. M. Keukenschrijver 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1975 | | pagina 15