In HET GELUK VAN HET JAGEN EEN EETLEPEL KRUIT (II) PASAR MALAM ZUID AUSTRALIË "De jacht behoort tot het zuiverste repertoire van het menselijk geluk" José Ortega Y Gasset. door J. G. A. LA BASTIDE Hij opende twee flessen. A Mangs op vatting van gastvrijheid bestond daarin, dat hij niemand de kans gaf zijn glas ook maar een vingerbreed onder de rand leeg te krijgen; na iedere slok schonk hij weer bij (hij kon de aanblik van een niet-helemaal-vol glas niet verdragen). Ik had dan ook al lang geleden geleerd om, na genoeg te hebben gedronken het glas verder vol te laten staan. Daar trok hij zich overigens niets van aan, aangezien hij mans genoeg was voor twee tegelijk alleen door te blijven drinken. Echt dronken heb ik hem ech ter nooit gezien. Op dat ogenblik kwamen er op straat twee donkere figuren aanlopen. Toen zij in het schijnsel van de Petromax stapten zag ik, dat de voorste Djamin was. Hij begroette mij met een vrolijk knipoogje. Achter hem kwam het "Waardeloos voortbrengsel van een schanddaad van zijn moeder". Abu was een schilderachtige figuur. Hij was al oud, een jaar of zestig. Hoewel donker van tint, had zijn gerimpelde gezicht alle typische gelaatstrekken van de Chinees. Verder was hij klein, enigszins gebogen en gekleed in kuit broek en los jasje. Een grijs baardje van elf lange haren "sierde" zijn kin. Toen hij mij zag scheen zijn toch al gegroefde gelaat helemaal uiteen te vallen in tienduizend kleine stukjes; zijn mond met de ene zwarte tand opende in een grijns en hij stapte met uitgestoken hand op mij toe. Terwijl ik diè, onder de afkeurende ogen van A Mang, hartelijk schudde, zag ik dat hij in de andere hand zijn geweer hield. Deze dubbelloop had ik al eerder in handen gehad en een nadere beschrij ving is hier misschien op zijn plaats. De herkomst ervan is verborgen in de mist der tijden. Zelfs Abu zelf wist niet waar het ding oorspronkelijk vandaan was gekomen. Het was een dubbel loopsjachtgeweer in cal. 12, met grote uitwendiae hanen. Nergens was er een merk te bespeuren; dat was er onge twijfeld reeds lang geleden vanaf ge sleten. Tussen lopen en bascule ver toonde zich een werkelijk angstwek kende speling en de greep van de kolf was vroeger eens gebroken geweest. Dit laatste had Abu eigenhandig met koperdraad gerepareerd. De patronen laadde hij zelf; het kruit kwam van militaire kogelmunitie(l) en voor hagel gebruikte hij de korrels uit versleten fietskogel-lagers. Het was onmogelijk deze antiquiteit af te schieten met twee hanen in gespannen toestand omdat dan altijd beide lopen tegelijk afgingen. Ik was al eens eerder met Abu op Ook Australië heeft een blad Tong Tong (P.O. Box 14, Greenacres, S.A. 5086) dat de Haagse gewoonte om een jaarlijkse Pasar Malam te houden, heeft overgenomen. Op de foto hiernaast in het midden de initiatiefneemster Mevr. Puck Burt, links Mevr. Greet Bok en rechts Mevr. Guus Mensingh. Het Pasar Malam Comité kan met vol doening terugzien op het door haar bereikte resultaat: vorig jaar waren er 2000 bezoekers. Ook op andere terreinen ontplooit Tong Tong Australië allerlei activiteiten: film avonden, rijsttafelclub, picnics, selama- tan. Wij wensen onze Australische naamgenoot ook in de toekomst veel succes! jacht geweest en placht achter een boom in dekking te gaan telkens als hij een schot ging afvuren. Djamin vertelde dat we konden ver trekken en ik wenste A Mang een goe de nacht en smakelijk eten. Vervolgens maakten wij aanstalten om in de jeep te stijgen. Vóórdat ik zelf instapte over tuigde ik mij echter, dat de kamers van Abu's gevaarlijke moordwapen in maagdelijke toestand verkeerden. Ter wijl wij wegreden zag ik A Mang, met een mistroostig gezicht en een hand op het hart, in een teug mijn glas ledigen. Even buiten Petumbukan sloeg ik, op aanwijzing van Djamin, een onverhar de landweg in naar het westen. Ik wist dat deze weg uiteindelijk naar de on derneming T.P. leidde, maar zo ver kwamen wij niet want ongeveer halver wege stopten we aan de kant en stap ten uit de jeep. Het was een maanloze nacht, doch vrij helder door de sterren. Aan beide kanten van de weg verwaarloosde be volkingsrubber. Even verderop begon, eveneens aan weerszijden, een donker bambu-bos. Djamin had inmiddels zijn carbidlan- taarn aangestoken en Abu was bezig met het laden van zijn kanon. Zelf pakte ik mijn kamera met flitslicht en gaf het sein tot vertrek. In ganzemars liepen we de weg verder af in de rich ting van het bambubos; Djamin voorop met de lantaarn, vervolgens Abu en ik besloot de rij. In het bos zelf verlieten we de weg en vervolgden langs een smal paadje in noordelijke richting. Het flauwe ster renlicht kon hier niet doordringen, zo dat het stikdonker was. Slechts de nauwe, zeer felle lichtstraal van Dja- min's carbid lantaarn danste als een lange witte vinger van links naar rechts en van rechts naar links. Het ritselde voortdurend in het gebladerte naast onze voeten, geheimzinnige stemmen fluisterden ons van alle kanten toe (geen van alle afkomstig uit menselijke kelen), terwijl de geluidloze schaduwen van geitenmelkers en vleermuizen af en toe vlak voor mijn gezicht langs gleden. Spoedig kregen we allerlei ogen in de lamp; de rode vuur-kooltjes van op de grond zittende geitenmelkers of de groene lampjes van een grote moe- sang (civetkat). Telkens als zij binnen het bereik van mijn 22 Watt-sec. elec- tronenflits begonnen te komen, ver dwenen zij echter. Tenslotte gelukte het mij een foto te maken van een mooie grote uil. De geluidloze ontplof fing van de electronen-flits vervulde Abu met verbazing en bewondering. Ik hoorde hem binnensmonds dingen mompelen over de vindingrijkheid en knapheid der blanken. Daarna ging het weer verder; meer dan een uur lang bambu-bos en nog eens bambu-bos. Ik merkte dat we langzaam afgebogen waren naar het oosten, tot plotseling het bos ophield op de rand van een uitgestrekte lalang- vlakte. (lees verder volgende pagina) 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1975 | | pagina 19