Herinneringen aan Soekaboemi (III) Mensen en Huizen Vari ons huis op de Vogelweg herinner ik me weinig. Ik was nog te klein. Er is wel een oude kiek van mij met mijn moeder. Een plaatje zoals er duizenden zijn. Met Baboe sinjo en een logé, Arie Berger, bijgenaamd de Japanees, neefje van onze latere buren op de Selabatoeweg Op de Selabatoeweg in 1929. Dit wakkere viertal op de plof van oom Tjatjoel zorgde dikwijls voor de nodige opschudding. Vooral dat lekkere dier voorop (schrijver van dit verhaal) dat kennelijk weer kattekwaad in de zin heeft. Achter hem Doortje, dochtertje van oom Tjatjoel, vervolgens Johnny (nu Mr.) Grieve en daarachter mijn broer Lody. Ons eerste huis op Soekaboemi lag aan de Dr. de Vogelweg, of korter gezegd de Vogelweg, vlak bij Tjipelang. Zo ik me iets herinner van die tijd moet het uit overlevering zijn; ik was nog te klein. We woonden twee huizen van de hoek - het zou op nummer 5 geweest kunnen zijn. Tegenover ons woonde Baba Ring git (een andere keer wat meer over hem), naast ons op nummer 3 woonde de familie Steinmetz. Vader Steinmetz was een bekwaam docent aan de po litieschool, die ook aan de Vogelweg lag, boven. Moeder Steinmetz sprong mijn moeder bij als ik weer eens een kinderkwaaltje had en bereidde toegewijd en met ken nis van zaken baby-kostjes. En droeg me op de arm tot ik - goddank - ein delijk ophield met mijn doordringend geblèr. Ze had tenslotte zelf een vier tal: Kaj en zijn zusjes Siska, Greet en Ancolientje, de kleinste en de mager ste, die dikwijls (via de pagger?) op be zoek kwam en ongetwijfeld met mij rondgesold zal hebben, misschien zelfs in een slendang, naar voorbeeld van de oude Baboe sinjo. Onze andere buur was een Javaanse familie, waarvan de heer des huizes opzichter B.O.W. was. Op de hoek Tji- pelang-Vogelweg tenslotte woonden twee gezusters, Mevrouw de Leau en Juffrouw Vermandel. Hun broer was "oom" Henri Vermandei die met zijn vrouw van de Soekaboemische rust genoot na een welbesteed makelaars leven in Batavia. In 1929 verhuisden we naar de Sela batoeweg en betrokken het huis tegen over de Tjikolèweg. Natuurlijk werd er zo spoedig mogelijk een slametan ge houden. Mevrouw Bachelaar, de Ja vaanse echtgenote van Dokter Bache laar, organiseerde alles en de Penghu- lu bepaalde de dag en toen die aan brak leidde hij de heilsmaaltijd waar aanzaten de mantri's van verschillende gemeentekantoren en het huisperso neel. In de schemer van onze binnen- galerij verklonken de gebeden en het "Amin amin" en zweefde de geur van heilige bloemen en doepa. De mystiek van Java was om en in ons; mijn eerste kennismaking ermee. In dit huis begin nen mijn bewuste waarnemingen, de beelden liggen duidelijk in mijn herin nering. Daar had je bij voorbeeld het voorerf. Links en rechts waren ingangen met de bekende witte zuiltjes. Links - van het huis uit gezien - aan de kant van het paviljoen was een inrit, maar rechts een trap. Nogal verraderlijk als je als auto-bezitter niet met deze situatie op de hoogte was. Alle bezoekers werden dan ook nadrukkelijk gewaarschuwd om te voorkomen dat hun vertrek uit de hand zou lopen. Links naast ons woonde eerst Mevrouw Hersche en later de familie Berger. Een paar huizen verder "naar boven" woon den Opa en Oma Bije, op de hoek bij Gang Beynon waar achterin het school tje lag dat enkele TT's geleden werd genoemd door J. M. (Joop?) Gerver- dinck die waarschijnlijk ook op dat schooltje zat, een paar klassen lager dan mijn broer. In 1930 was Pa Sandee de hoofdonderwijzer. Ons huis was bepaald groot, had veel kamers plus een groot paviljoen, gale rijen en een hele rantang bijgebouwen. De garage lag rechts achter in het erf. Bij ons in de kost waren drie jongelui, adspirant politiecommissarissen (een veilig gevoel): Frits Helder, Harry Johan en Herman Buurman. And if still going strong, gegroet edele ridders van de Heilige Hermandad! Ook oom "Tjat joel" Vermandei - hij heette eigenlijk Charles, was de zoon van Henri Ver mandei en politiecommissaris - kwam nogal eens mampiren. Op zijn daveren de Harley Davidson, die wij dan zo snel mogelijk als rijdier in bezit namen. Ons huis was altijd overbevolkt. Het barstte er van de logé's en kinderen, inclusief het gevaarlijke en rumoerig peloton van de Bergers. Kortom, het was er oer-gezellig. In de Gang Tjipelang Leutik, die rechts direct naast ons erf lag, bevond zich onze grote verleider in de gedaante van een ès lilin verkoper. We amuseerden ons kostelijk op het uitgestrekte erf en in de bijgebouwen met de vele geheim zinnige goedangs en kamertjes en de dapoer, waar we gul onthaal vonden bij ons huispersoneel. Op het scha duwrijke achtererf, dat volkomen afge scheiden achter de bijgebouwen lag en dat alleen maar te bereiken was via een zij-erf bij de garage of via een deur in een van de kamertjes in de bijge bouwen, waren we helemaal uit het "wakend oog" van de volwassenen. Van een hoger gelegen erf sprong daar langs een watervalletje een slokan in ons domein. Het was er heel stil; een stilte die nog geaccentueerd werd door het gemurmel van water en gedempt stemmengeluid dat door het getraliede raam van de dapoer klonk. Op het wa- 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1975 | | pagina 6