Journalistieke Herinneringen (XII)
Voorlichting onder de moeilijkst-denkbare omstandigheden.
Bladerend in het onlangs verschenen vierde deel van de "Officiële bescheiden
betreffende de Nederlands-Indonesische betrekkingen 1945-1950" gingen mijn
gedachten terug naar hetgeen zich op journalistiek terrein - of liever wat ruimer:
op voorlichtingsgebied afspeelde - onmiddellijk na de bevrijding. Eerst iets over
de "Officiële bescheiden". Het jongst verschenen deel behelst de documenten,
betrekking hebbende op ruwweg het tweede kwartaal 1946. Voor we aan 1950
toe zijn staan ons, wanneer de samenstellers onder leiding van prof. S. L. van
der Wal in hetzelfde tempo voortgaan, dus nog heel wat delen te wachten. Het
spreekt vanzelf, dat men deze boeken niet kan "lezen". Zij bevatten een ver
zameling van relevant geachte documenten, notulen van vergaderingen, telegra
fische en schriftelijke berichten van Den Haag aan Batavia en omgekeerd.
Van het indisch gouvernement met zijn onderhebbenden, rapporten en alles wat
van belang kan zijn om te kunnen nagaan wat er vóór, maar vooral achter de
schermen werd bedacht en bedisseld aan de nederlandse zijde van de scheids
lijn in het verscheurde land.
Natuurlijk vormt de voorlichting maar
een zeer beperkt gedeelte van de hart
verscheurende problematiek van die
tijd, die niemand die er getuige van was
ooit zal vergeten. Voor wie tijdens de
bersiaptijd in Indië was behoef ik dit
niet nader toe te lichten. Indië verkeer
de in een staat van chaos. Voor wie er
het levend afbrachten na 3'/2 jaar be
zetting gevolgd door vele jaren binnen
landse oorlog is die periode nog altijd
een nachtmerrie. Lezers van Tong Tong
behoef ik daarover niet in te lichten.
Wederopbouw na de oorlog zou al een
vraagstuk op zichzelf geweest zijn,
maar deze wederopbouw moest boven
dien plaats hebben in een tijdvak van
hernieuwde strijd, nu tussen Nederlan
ders en Indonesiërs.
Onder de omstandigheden van toen
was een herstel van de communicatie
tussen regeerders en geregeerden
haast even belangrijk als de voorzie
ning met eerste levensbehoeften van
een verpauperde maatschappij, waar
van een belangrijk nederlands deel zich
bovendien in republikeins gebied be
vond. En dat geweten heeft. De in-
dische regering, overtuigd dat, vooral
ook omdat zij geen vuist kon maken
en in hoge mate afhankelijk was van
het Geallieerd Opperbevel met de Brit
ten als diens vertegenwoordigers, zocht
al aanstonds naar een antwoord op de
vraag, of het mogelijk zou zijn met de
republikeinse opstandigen tot een ver
gelijk te komen. Zij vond daarbij be
halve indonesische radicalen ook Ne
derlanders tegenover zich, rabiaat ge
worden door mensonterende toestan
den. Volgens een grote meerderheid
van de aanwezige Nederlanders zouden
die slechts met de harde hand kunnen
worden veranderd - en dat was nu juist
wat de Britten niet wilden en de In
dische regering niet kon - en zeker ook
niet wilde, indachtig aan het spreek
woord, dat men met bajonetten wel kan
vechten maar er niet op kan zitten.
Aanvankelijk beschikte de indische re
gering slechts over een inderhaast weer
op touw gezette Voorlichtingsdienst,''die
niet alleen ten doel had de bevolking,
voor zover bereikbaar een inzicht te
geven in de regeringspolitiek, maar ook
de horde buitenlandse corresponden
ten (in overwegende mate sympathiek
tegenover de vrijheidsbeweging) van
voorlichting te voorzien. Zoals alle za
ken in die dagen was de bezetting van
deze dienst geen team, maar een door
het toeval bijeengebracht allegaartje
van deels volkomen ondeskundige,
deels bekwame, maar na de jaren der
internering vrijwel uitgeputte krachten.
De dienst heeft geen indrukwekkende
rol gespeeld.
Intussen waren er, hier en daar in de
kampen, in het bijzonder in Batavia en
Bandoeng - gegevens over andere
plaatsen ontbreken mij - toch al wel
pogingen gedaan om in de communica
tie te voorzien. De eerste nederlandse
krant - als men het gestencilde vodje
zo noemen mag - is ongetwijfeld de
Nieuwsgier geweest, die in 1948 het
stadium van een "echte" krant bereik
te en van toen af, tot zijn ondergang
in 1957, in gedrukte vorm verscheen.
Nieuwsgier is een allermerkwaardigste
krant geweest. Uit het niets geboren
heeft zij zich in de moeilijke omstan
digheden staande weten te houden en
het zijn externe gebeurtnissen geweest
die aan haar bestaan een eind hebben
gemaakt.
In het kamp Tanah Abang troffen de
geïnterneerden na de japanse capitula
tie in het kampkantoor dat de bezet
ters aanstonds hadden verlaten van al
lerlei van hun gading aan. De Japanners
hadden er een telefoon, een stencil
machine en enige schrijfmachines ach
tergelaten. En, o wonder, een radio! Er
zaten in dat kamp nogal wat journalis
ten, en die zijn meestal nog nieuwsgie
riger dan andere mensen. Dit beteken
de, dat de radio de ganse dag in ge
bruik werd genomen en aldus enig con
tact met de buitenwereld en vooral met
zendstations buiten Indië kon worden
gevestigd. Zo kreeg men tenminste e-
nige kijk op hetgeen zich afspeelde
buiten Indië, voor velen onzer een vol
strekt nieuwe ervaring. Het spreekt ook
vanzelf dat men daar anderen wel van
wilde laten mee-profiteren. Het is de
grote verdienste van een onzer, J. G.
Gleichman (thans hoofdredacteur van
de Arnhemse Crt.) dat hij de stoot gaf
tot de oprichting van de Tanah Abang
Bode, welk "blad" zeer kort daarna van
de stencilmachine begon te rollen. Zijn
collega's-medewerkers namen elk een
paar uur "radiodienst" voor hun reke
ning en sneden onderhands papier voor
de stencilmachine op formaat met een
eveneens aangetroffen keukenmes en
bedienden zo nodig de telefoon. Dit
was nauwelijks een taak, gezien de
staat van volkomen verloedering waar
in de telefoondienst toen verkeerde.
De uitgave van de Tanah Abang Bode,
elke ochtend boordevol gegapt radio
nieuws uit die verre, vreemde wereld
De Nieuwsgier in zijn glorietijd als stencilblaadje; er zijn dan inmiddels al vijf machines
die de oplaag van 5.000 exemplaren verzorgen. Van rechts naar links: George Cleichman,
oprichter en hoofdredacteur, enige indonesische medewerkers, de dames Peelen (thans
mevr. Blaauw) en Deiss en Jaap Joppe, hoofdredacteur na het vertrek van Gleichman naar
Nederland en thans kunstredacteur van de Haagsche Courant.
14