Ik en Bentiet eluk C'est Ie ton (et Ie mot) qui fait la musique KSATRIA (Uit Tjalie's nagelaten papieren) Wie langdurig toeschouwt en nadenkt, merkt dat het door ons nogal geridicu liseerde "berani mati", dat vooral po litiek verdacht gemaakt is door te her inneren aan het "vivere pericolosa- mente" van Soekarno ergens een oer oude levensinstelling is, gebaseerd op de Werkelijkheid dat de mens (en het leven) hard is en vaak wreed. En dat de wijze mens altijd weerbaar blijft. De training van de militair in Indonesië durft enorm veel op de proef te stellen, waar onze brave Nederlandse defensie gewoonweg niet aan dénkt! Pas de tijd zal bewijzen wie goed gezien heeft. Maar omdat juist nu meer en meer het besef doordringt dat er wel eens wat waars zou kunnen schuilen in wat ge leerde onderzoekers en voorspellers zeggen: dat een algemene ondergang komende is en dat de arme ontwikke lingslanden er erger en eerder aan toe zullen zijn, kunt U hopelijk iets meer begrijpen van een kalmer voorberei ding op het "Durf te sterven! Jank niet. Vlucht niet. Sta Uw zwakker makkers bij Op een merkwaardige wijze roept deze levensbewustheid op tot ridderlijkheid. Het doet mij vreugde dat ik in Tong Tong na Ab Franken een ander presen teren kan, Hoegeng, in wie nog oude begrippen van ridderlijkheid leven. Weet U, lezer, elk oprecht Indisch hart is droevig om veel puin dat in Indone sië te zien is, maar daarnaast zijn wij Goddank niet blind voor menig jonge loot, teer en jong, maar springlevend die opnieuw aan het opgroeien is. Misschien mag ik ook herinneren aan een kort verhaaltje dat Soekarno (in de jaren van zijn opkomst) eens aan een klein gezelschap vertelde: "Eens, door het land rijdend, ondervond een wijs vorst een kleine dienst van een arme landman, die hij belonen wilde. Kies wat je hebben wilt, zei de koning: een paard of een karbouw. En als een goed opvoeder zei hij nog: "Met de karbouw zal je vele hardwerkende kar bouwen kunnen "kweken" en je zal een welvarend boer kunnen worden. Nu, wat kies je?" En de landman zei: "Geef mij het paard!" "Waarom?" vroeg de vorst. "Ik zal een ridder zijn!" Laat ons niet discussiëren over de juistheid van de keuze. Wij kozen allemaal het rund en wij hebben allemaal levenslang goed vlees en kistkalveren op de koop toe. En pas onze kinderen en kinds kinderen zullen weer ksatria's nodig hebben. Als ze er nog zijn T.R. IK EN BENTIET Zoals de gewoonte is zond onze boek handel na de verschijning van Ik en Bentiet een exemplaar ter recensie aan enige bladen. Niet in de verwachting, dat de recencenten erop af zouden vliegen. Dat zou al te optimistisch ge weest zijn. Niet alleen gaat de voor keur op dit ogenblik blijkbaar uit naar verhalen, waarin de ongetwijfeld vele misstanden in Indonesië met 't bekende opgeheven vingertje breed worden uit gemeten, maar Ik en Bentiet is natuur lijk wel een speciale lekkernij voor de ingewijden. Daarom te meer waren wij verheugd, in de Alkmaarse krant van de hand van C. H. Schaap een lovende aankondiging van Tjalie's schetsjes aan te treffen. "Mensen met belangstelling voor het oude Indië en mensen met etymolo gische interesse zullen van dit boekje smullen", schreef de recencent. En wat de anderen betreft: "Hij snap nul", zou Bentiet zeggen, of in goed Nederlands: weten zij veel! Niet van Indië en zo mogelijk nog minder van petjo, dat brabbeltaaltje, dat zo verrukkelijk past bij de sfeer van het leven van de kleine Indo. JHR Wie het geluk uit kleine waters vist, zal koning zijn en tot de dood toe zingen en 't lied als glimlach leggen in de kist. Eens zocht ik het geluk in al de dingen, die onbereikbaar blijven, tot ik wist: water en brood zijn grote zegeningen, als men 't geluk uit kleine waters vist. Soms hoort men in de schemer kindren zingen, soms lacht een vrouw zonder betekenis, en wie die vreugden als geluk gaat drinken, erkent in brood en water onbetwist de grootheid van het goddelijk geringe, dat men verrast uit kleine waters vist. Max Dendermonde In de laatste Tong Tong (No. 18) schrijft F. Cramer enkele explicaties over o.a. het woordje "siwo" in mijn boek over mijn tante Koetis, als liefkozend woord voor de jongere. Dat is juist, maar om helemaal juist te zijn: voor een klein meisje. En dan niet "siwo" omdat dit woord (met een explosieve o van bv. tóllól) hoogjavaans is voor een oudere broer of idem zus van je ouders; in dezelfde betekenis als Siwak of Wak (implosieve, w.z. zachte, niet uit te spreken k aan het eind). De siwoo die ik bedoel in mijn boek is eigenlijk te schrijven als "siwook" (weer die im plosieve, niet uit te spreken k aan het eind). Men spreekt het ook wel verkort uit als "wook"; klinkt inderdaad heel liefkozend en bedoeld voor een klein meisje. Want voor een kleine jongen zeggen ze: liek (implosieve k) of lieliek, ook erg liefkozend klinkend met een bepaalde intonatie. Gegarandeerd kreeg een moeder of tante een klusje direct gedaan als ze bij de opdracht dat liefkoosnaampje er achteraan zei. Een keer toen Koetis in Cimahi (rond de periode beschreven in mijn boek op blz. 88) aan Miran iets vroeg te doen waar hij geen zin in had, liet zij eveneens dat woordje er achteraan volgen: liek? Kun je nagaan hoe giftig Miran keek, want toen was dat woordje sarcastisch bedoeld, en de andere zus sen brulden van het lachen. Maar wan neer mijn moeder of mijn Tjang het zei kon dat wel eens een andere dan liefkozende bedoeling hebben. Afhan kelijk van de omstandigheid én de into natie. Als bijvoorbeeld een karwei was verzuimd, dat al was opgedragen. Dan klonk de opmerking heel zoetsappig: Soe, dat-en-dat is nog niet gedaan ja wook? Reken maar dat Soe 'vlóóg' om het verzuim in te halen want langer dralen kon nog eens iets ergers opleveren. Malu gemaakt tot-en-met door een ge ducht standje bijvoorbeeld. Maar dit babbeltje was zo maar even n.a.v. het stukje van F. Cramer, die zegt dat het "nggèr" ook zo liefkozend klinkt. Dat is zo. Het kan een wereld aan liefde herbergen en er uiting aan geven. LIN SCHOLTE 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1975 | | pagina 13