Aan de zuidzijde van Soekaboemi: terrassen vol gouden en groene padi; groen in alle denkbare schakeringen tot aan de wazig blauwe einder waar als een beschermende arm om deze rijkdom heen de Djampang-keten ligt, de Djampang, waar we van ons huis op uitkeken. ze buurman Mr. Hoed, de landrechter. Dat beest bevuilde alle galerijen en ondernam strooptochten naar de da- poer, waarop Kokki Mina gillend naar buiten en Amat en Kebon tierend en met sapoe's in de hand naar binnen stoven. Vooral onze major domus was gebeten op het ondier en leefde ermee op voet van oorlog, omdat hij zijn galerijen brandschoon wenste te hou den. Amat was echter wel uitermate partijdig: onze kippen mochten alles, 's buurmans vogel niets. Maar ja, die gaf dan ook aanzienlijk meer inhoud aan zijn visitekaartjes. Baboe sinjo is lang bij ons gebleven. Ook op de Wilhelminaweg was ze er. De oude dame hoorde erbij, alhoewel er nauwelijks iets voor haar te doen viel. Ze zat dikwijls bij mijn grootmoe der verstelwerkjes te doen of ze stond op de galerij kleren te strijken met zo'n grote zwartgeblakerde ijzeren bout waarin arang te gloeien ligt. Als ze een kabaja of ander kledingstuk minutieus gestreken had legde ze de bout op een stapeltje opgevouwen pisangblad. Dat gaf een heel speciale geur aan haar bezigheid. Als het dan stil was in de middagpauze zat Amat wel eens bij haar op de galerij, in bezadigd ge sprek vol hormat zijnerzijds, onderwijl in alle rust een krètèk rokend. Baboe Dalem intussen redderde wat in de binnengalerij. Als de eerbiedwaardige Bapak Atmadja verscheen trok Amat zich terug in de bijgebouwen om daar instructies te geven aan de jeugdige hulp die hij in dienst genomen heeft voor het grove werk en die hij drilt en op gezette tijden een uitbrander geeft. De middagrust is weer voorbij zo om streeks 4 uur. En het huis ontwaakt. Wij niet, want wij hebben niet geslapen maar zwierven ergens rond, soms in de tuin of in de bijgebouwen. Ik zorg wel dat ik om die tijd present ben bij Grootma die dan lekkernijen koopt van een Chinese vrouw. En ik troggel haar een paar stangen goelali af: "Mag Oma?" - "Mag vent". We hadden be slist niet veel woorden nodig om elkaar te begrijpen! Intussen is Atmadja op de achtergalerij in gesprek met Baboe Dalem. Atmadja is onze toekang menatoe, een statige oudere Soendanees in een hagelwitte toetoep, een fraaie kain strak om de heupen, om het hoofd een fijn en kun stig geplooide kain kepala. Hij heeft een grijze snor, draagt een bril, een prachtig vulpotlood en stijlvolle schoe nen. En hij wordt door Amat altijd met veel égards ontvangen, ledereen heeft respect voor de oude heer, wij ook. We zorgen altijd in de buurt te zijn als Ma met Baboe Dalem de was nakijkt en nieuwe orders geeft, leder stuk goed wordt door Pak Atmadja keurig in een notitieboekje opgeschreven (met dat vulpotlood). Dit is het ritueel waar wij monjets altijd vol spanning naar uitzien. Na iedere aantekening maakt hij een kleine elegante buiging en doet een pasje achterwaarts, richting zij kant galerij, die altijd nog zo'n 50 cm boven de tuin ligt. Hoe hij 't hem lapte weet ik nog niet, maar na zijn laatste notitie en buiging stond hij altijd met z'n hielen boven de afgrond. Nooit echter is hij aan onze stille wens tegemoet gekomen. Inmiddels is Amat met zijn "ritueel" bezig: de voorbereiding van de mid dag-thee. Voor hem is alles wat hij doet een ritueel dat zijn volle aandacht heeft. Amat Nurya, zoals hij voluit heet, is een geboren gentleman's gentleman, maar dan ook every inch. a gentleman, met zijn schrandere kop, zijn smette loos costuum en zijn hoofdse manie ren. Hij moet voor iedere pur-sang butler waar ook ter wereld een ideaal voorbeeld zijn. Bovendien is hij een persoonlijkheid en dus de baas in huis. Niet omdat hij het daarop aangestuurd heeft, neen, hij werd als zodanig zon der meer aanvaard door zijn stijlvol optreden. En hij gaat voor niemands grillen door de knieën - ook niet voor de onze. Want dan berispt hij met een ernstig gelaat en geeft lessen in adat Hij is ook de zorgzame die uitkomst brengt: midden in de klappertuin staat een djamboebolboom met overheerlij ke vruchten, waar de kalongs evenals wij verzot op zijn. Amat bewaakt de boom als een heilig, erfgoed en houdt de bloei scherp in het oog. Zodra een vruchtbeginsel zichtbaar wordt hangt hij er een bam boekorfje om en de kalongs kunnen er naar fluiten. Dan weer is hij de kame raad die met ons op het tussenerf glas touw maakt (zijn geheim recept) zodat je er nauwelijks nog kunt lopen omdat tussen alle bomen glasscherp vlieger touw te drogen hangt. Intussen zoekt Kokki Mina zich een ongeluk naar haar tjobek en oelekan die wij gebruikten om glasscherven mee fijn te wrijven. En dan: "Looooh! Terlaaaaloe, anak sètaaaan! En wij hollen. Soms rent Amat uiterst onwaardig met ons achter losgesneden vliegers aan die warrelig uit de hemel neerdalen, klimt met ons over paggers en baggert met opgerolde broekspijpen door em- pangs. Wie het eerst de vlieger te pak ken heeft is de nieuwe eigenaar. Dat is een ongeschreven wet die iedereen respecteert. Hij bemachtigde er heel wat voor ons. Ook zó brachten wij de middag door terwijl het huis in rust was. Tegen de tijd dat we verfomfraaid thuiskwamen was onze kebon met zijn binnenshuis'e bezigheden begonnen: hij zorgde dat de mandikamer van vers water voorzien was; ging dan in het grote fornuis in de dapoer voor Mina het vuur aanleggen en weldra waren ook de bijgebouwen weer vol leven en bedrijvigheid. Onze hovenier harkte daarna de grintpaden bij en zijn laatste werk van de dag bestond in het "lezen" van het grote grasgazon, zijn trots en prestigeobject. In deze sappige gras wei mocht geen stukje onkruid groeien, vond hij, en de kanna's moesten vlam men als de avondzon na het frisse gieter-bad dat hij ze gaf. Als een grote lampion hangt de maan aan de avondhemel. Contouren van bomen en huizen lijken te phosphori- seren in de nacht die vol is van een ijl tjriek-tjriek-tjriek. Ergens vandaan zweeft een droefgeestig soeling-me- lodie'tje door de nachtelijke wereld. Machtig décor voor een dood-eng spookverhaal. Op zulke momenten voelt de new-comer, de echte tö, zich hevig beklemd en verlangt naar de lees verder volgende pagina 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1975 | | pagina 15