LOUIS DE BOURBON
GEVOLG EN OORZAAK
HET DAGBLAD
Omdat ik het geluk heb ook in Door-
werth te wonen, was het Louis de
Bourbon zelf die kort voor zijn overlij
den en wel op 23 november een exem
plaar van zijn net verschenen Verza
melde Gedichten bracht, met een op
dracht aan mijn echtgenote, Eka Tho-
den van Velzen, een Indisch meisje, en
aan mij, vriend uit lang vervlogen lite
raire tijden. Ik haastte me toen de ge
dichten in een uitvoerig artikel in de
Groene Amsterdammer van 11 decem
ber te bespreken. Dit artikel heeft men
hem nog voorgelezen en ik heb bericht
ervan gehad dat hij er zeer mee inge
nomen was en mij dankte. Op 9 januari
was hij niet meer.
Aan het slot van dit artikel citeerde ik:
Dichters, dromers, uitverkoren
vrienden, no haves en toch welge
boren
die aan wet noch grens zich storen
die onuitroeibare rebellen,
ongerief noch nooddruft tellen
en schreef daarna: "Eén troost houdt
hij, die zich in deze vijf regels duidelij
ker dan ooit getekend heeft, als licht
punt voor ogen: hij laat iets na, zijn
leven zet zich voort in zijn gedichten.
Zijn gedichten zijn ten volle geworden
wat zijn lichaam en geest geweest zijn
in dit tijdelijke leven.
Wat het uiterlijk van zijn poëzie be
treft, als kind van zijn tijd bekommerd
om welluidendheid, gaf hij er onbewust
de vormen aan, waarvan een oude
traditie de duurzaamheid waarborgt...
Maar dit sluit hier en daar een zekere
speelsheid niet uit, een speelsheid die
alleen een groot woordvermogen zich
veroorloven kan."
Bovenstaande regels hebben alleen ten
doel Mevrouw H. L. Burghardt-de Boer
te Deventer in zoverre gerust te stel
len, dat van literaire zijde b.v. ook in
ons PEN-orgaan wel degelijk aandacht
is besteed aan het dichterschap en
heengaan van Louis de Bourbon. Wij
oudere schrijvers zijn in deze druk
doende tijd een beetje snel overstemd,
maar scripta manent.
C. J. KELK
'Isti
L
vooral omdat de aarde nog steeds blijft
trillen en dat af en toe afgewisseld met
echte schokken; maar die worden lang
zamerhand minder sterk.
Toen ik je mijn eerste berichtje stuurde
hadden wij nog geen verder inzicht in
wat er precies was gebeurd. Het blijkt
nu dat de Salak niets met de oorzaak
van de aardbeving te maken heeft ge
had, maar het is wel mogelijk dat de
aardbeving ergens in de vulkaan een
scheurtje heeft veroorzaakt waardoor
uit de diepte rook en stoom worden
uitgeblazen. Het epicentrum van de
beving is volgens de seismologen even
bezuiden de kust van Bantam en op 33
km. diepte geweest. Het typische is dat
het er dicht bij gelegen Pelabuhan Ratu
en Malimping niets hebben geleden en
dat de schok in onze buurt aan de op
pervlakte is gekomen en in onze om
geving een 2400 huizen, licht en zwaar,
heeft beschadigd.
Tot zó ver mijn broer; mag ik erbij aan
tekenen dat Ratu Kidul, de Vorstin van
de Indische Oceaan, zich vanuit de
diepte van haar onderzeese verblijf
heeft doen gelden, maar haar landings
plaats Batu Karut, daarbij heeft willen
sparen. Ik zal mijn broer aanraden om,
met zijn gezin, een gepast offer te
brengen aan de vertoornde Vorstin, bij
een volgend weekend bezoek aan dat
prachtige plekje aan de Pelabuhan
Ratu.
Zijn er onder Uw lezers misschien lie
den met seismologische ervaring, die
kunnen beoordelen of mijn volgende
mening juist is: dat het zó diep ge
legen epicentrum van de beving aan de
zuidkust een verticale trilling heeft ver
oorzaakt en geen horizontale; en dat
daardoor bij de beter gebouwde stenen
woningen geen schade aan fundamen
ten en buitenmuren werd veroorzaakt,
doch wel aan de binnenmuren?"
C. J. HARTMAN
Geachte Redactie,
"Als vervolg op zijn verslag over de
aardbeving in het Soekabumische op
9 en 19 februari j.l. zond mijn broer, de
heer A. G. Hartman te Tjibadak, mij
nog een verdere toelichting, die ik hier
onder aanhaal. Deze toelichting sluit
m.i. zo bijzonder goed aan bij het in
hetzelfde nummer van Tong Tong (no.
17 dd. 15-3-'75) opgenomen artikel over
"Ratu Kidul en Samudra Beach Hotel"
(pag. 6), dat ik het U niet onthouden
wil:
Tjibadak, 28-2-'75je begrijpt dat
we deze weken nog steeds leven in
het teken van de aardbeving, en dat
Naar aanleiding van de Journalistieke
Herinneringen (XIII) over Het Dagblad
schrijft ons een lezer, die de gebeurte
nissen op de voet volgde als mede
werker van de toenmalige Regerings
Voorlichtings Dienst ons het volgende:
Wellicht kan het volgende dienen ter
aanvulling van uw artikel over Het
Dagblad. Ik heb in het Instituut voor
de Tropen mijn kennis van zaken nog
eens getoetst aan de daar aanwezige
nummers van Het Dagblad; ze zijn er,
vrijwel compleet.
De eerste nummers zijn niet interes
sant. Er wordt geen verantwoordelijke
redacteur genoemd. Administratie Kolff.
Redactie-adres RVD, Koningsplein.
Het blad beperkt zich tot berichtgeving:
mededelingen van lokale gebeurtenis
sen, wat berichten uit Nederland, of
ficiële berichten verband houdende met
het op gang komen van de burgermaat
schappij: distributie, kleding-verstrek-
king enz.
Journalistiek gesproken is het geen
krant.
Per 1 januari 1946 krijgt het blad een
ander karakter. Een "kop", duidelijk
van een speciaal ontwerp, uitgeefster
is "De Nederlandse Dagbladpers te
Batavia", redactie-adres: Petjenongan
(Kolff). De inhoud vertoont nu journa
listieke vaardigheid. Naast de berichten
uit de officiële kanalen komt er karak
ter in de eigen weergave van het
nieuws. Zelfs commentaar. Er is nog
steeds geen verantwoordelijk redac
teur in het blad afgedrukt.
In het blad verschijnt echter 21 januari
1946 de volgende mededeling, die er
duidelijk op wijst dat Belonje niet al
leen stond in zijn politiek van het
kritisch volgen van het beleid in het
"bevrijde Nederlands Indië".
Ter voorkoming van misverstand
zij nogmaals (?red.) medegedeeld,
dat Het Dagblad niet is een uit
gave van den Regeerings Voor
lichtings Dienst en nog minder een
orgaan van de Nederlandsch In
dische Regeering.
Het Dagblad werd opgericht door
de Nederlandsche Dagbladpers te
Batavia met geen ander doel dan
te voldoen aan de algemene be
hoefte aan betrouwbare bericht
geving en rustige voorlichting.
Teneinde dit karakter van Het Dag
blad duidelijk te doen uitkomen,
hebben wij den heer Belonje, die
van den aanvang af de leiding van
de redactie heeft gehad, verzocht,
zijn naam aan het hoofd van de
courant te willen vermelden.
Zoals met ingang van heden ge
beurt.
De directies van de
Nederlandsche Dagbladpers
te Batavia.
Belonje had dus de volle steun van zijn
directie, zij het dan niet van de finan
cier van het blad, de Ned.-lndische
regering.
N.N.
(naam en adres bij redactie bekend)
20