LANGS OUDE PADEN IN HET VOORMALIGE NEDERL.-INDIE De lotgevallen van een politieman en zijn gezin in de Gordel van Smaragd. door A. L. A. van Rees Vader kwam omstreeks de eeuwwisseling uit Nederland in Indië, waar hij diende bij het Knil (Atjeh en Sumatra's Westkust). Na afloop van zijn dienstverband kwam hij in dienst bij de Ombilinmijnen op Sawah-Loento. Dat was in 1905. In dit mijnstadje leerde hij Marie Antoinette van Buyten kennen. Het kwam in 1907 tot een huwelijk, waaruit op Sawah-Loento vier kinderen werden geboren, waarvan ik de oudste ben. Ik herinner me niet veel meer uit de beginjaren van onze jeugd. Het gezin bleef tot 1915 op Sawah-Loento en verhuisde in dat jaar naar Soerabaia, waar vader bij de Algemene Politie een aanstelling kreeg. Hij had een goede keus gedaan en bleek voor het politiewerk geknipt te zijn. Hij klom snel op van politie-op- ziener III naar politie-opziener II, zoals dat toen heette. Toen hij tot politie-opziener I bevorderd werd, kreeg hij tevens te horen, dat hij benoemd was tot Hoofd van de Politie te Padang. Dus weer terug naar de Westkust. Vader kreeg er het ressort Emmahaven bij. Aan de Emmabaai hebben we kort gewoond en vlak aan zee. We hadden een prachtig uitzicht op de binnenko mende en wegvarende schepen. In die tijd, het waren de jaren van de eerste wereldoorlog, waren enige Duit se koopvaardijschepen de Emmahaven binnen gevlucht en daar bleven ze tot het einde van de oorlog. De bemanning dier schepen maakte het vaak te bont en nog al eens moest de politie er aan te pas komen. Daar wist onze Pa van mee te praten. Aangezien in Emmahaven toentertijd geen scholen waren, gingen de oud sten van het gezin school in Padang, samen met andere kinderen. Gezamen lijk werden door de ouders enkele delemans gehuurd, voor het vervoer naar en van Padang. Vriendjes in Emmahaven waren Henk Chatelein, de jongens de Scheepmaker, de van Leeuwens, Jansen. De eerste zag ik jaren en jaren later - in 1949 - terug in Palembang en al gauw was de vriendschap weer dik aan. Hij werkte bij de Spoorwegen. Toen Pa afgelost werd, verhuisde het gezin naar Padang en bleef daar bijna de gehele oorlogstijd. Het breidde zich uit door de geboorte van nog twee jongens. We hebben gewoond in Padang op Terandam, Sawahan en aan de Oio. In de twee eerste wijken hebben we gewoond in huizen op hoge palen, wel enige meters van de grond, zodat on der het huis een behoorlijke kolong was. Deze huizen waren geheel van hout gebouwd en hadden een atappen dak. Aan de voorkant leidde een hou ten trap naar boven en aan de achter kant een naar beneden, naar de bij gebouwen. Het huis aan de Oio stond niet op palen, maar gewoon op de grond. Van Terandam herinner ik mij alleen nog, dat vlakbij, de spoorbaan liep. Daaroverheen, lag het militaire kampe ment. Achter ons huis bevond zich een kampong van Niassers; het was er altijd zeer rumoerig. Wij kinderen, slopen vaak genoeg door de pagger, en vonden het leven van de Niassers machtig interessant. Aan de Oio was het helemaal goed wonen, want dichtbij was de zee en een geweldig mooi strand tot aan Piaman toe. Vanaf het strand kon je de Apenberg zien liggen, niet eens zo ver in zee. De Apenberg hebben we vaak bezocht met onze zakken vol katjangs voor de monjets, die erg brutaal waren. Ze gristen de apenootjes haast uit je hand. Wie van de Tong Tong-lezers kent nog het mooie strand van Air Manis? Op Padang ging ik op school op de Eerste Europese, waarvan het Hoofd was een zekere Nelson. Dit schoolhoofd had de gewoonte langs de galerijen, waaraan de klassen lagen, zijn ronde te doen en daarbij telkens in elke klas, waar hij langs kwam, door het open venster een blik te wer pen. Je was nog niet jarig, als hij je betrapte op een ongerechtigheid! Mijn zusjes gingen op de school der Zusters van Liefde. Aan de Oio was een onzer buren de familie Clemens-van Daalen. Wij, kin deren waren er kind aan huis en de hunne bij ons. Een vriendje van ons uit die tijd was o.a. Bram van Thijn, wiens vader op Padang een drukkerij had. Bram is later dokter geworden en moet zich in Nederland als zodanig gevestigd hebben. De namen van bekende Padangers, die vermeld staan in Tong Tong van 1 okto ber j.l. ken ik allemaal. Ik meen, dat een zoon van de van Riebensteins de bekende Ir. van Riebenstein is, die zo'n goede naam heeft gemaakt met inpol deringsprojecten in Pakistan en Suri name! In Padang had je twee sociëteiten n.l. "Ons Genoegen" en dichterbij de Oio nog een andere, "De Club", waar menig St. Nicolaasfeest werd gevierd. Bij zo'n gelegenheid werd ik door Sint naar voren geroepen; van een papier tje werd door de heilige man mijn zondenregister afgelezen, hem zeker door mijn ouders in het oor gefluisterd. Piet pakte mij op en daar zweefde ik al boven de open zak. Opeens klonk een erbarmelijk gehuil vanuit de kin derschaar. Van schrik liet Piet me weer zakken en maakte ik, dat ik weg kwam. Mijn broertje, nu ook al Opa, (want uit Bovenstaande foto van de Heer K. P. V. van Rees, hoofd van de Politie te Padang, temidden van zijn Indonesisch politiepersoneel, allen Sumatranen van de Westkust, werd in 1918 te Padang genomen. Vóór de Heer van Rees op de grond v.l.n.r. zijn vier oudste kinderen: Roos, Leand, Netty en Arend, de schrijver van dit artikel. 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1975 | | pagina 14