Herinneringen aan Tapanoeli (Sumatra) (III) Naast onze bezigheden met de paar den, hadden we natuurlijk nog vele, vele andere. Op het achtererf lag ook het bouwmateriaal voor de bruggen en wegen, die Vader moest aanleggen. Daar kon je verrukkelijk spelen. De grote betonnen duikers die nodig waren voor de drainage waren ideale kamer tjes, waar je met je hele poppenrom- meltje huishoudentje in kon spelen. En dan kon je nog het bos intrekken, dat in een bocht van de rivier lag en dus niet al te uitgestrekt was. Daar kon je, als de mens uit het stenen tijdperk, uitkijken naar eetbare vruch ten. Veel was er niet, maar we vonden toch een paar djamboe-aër bomen, die op hun tijd vruchten droegen. Het zoon tje van Vaders Hoofdmandoer, dat ons op onze tochten vergezelde, klom er dan in om ze te plukken. In mijn ver langen naar de zalige vruchten riep ik dan de enige Batakse woorden, die ik kende: "Oelang pangani soedèna' eet niet alles op). Kennelijk had ik niet veel vertrouwen in de menselijke aard. (Vervolg: "Vanille") zeker wel 20 cm lange stokjes, die Moeder elke maand bij de langganan insloeg, werd ook bewaard in het grote petroleumblik suiker in de goedang In die tijd smaakte vanille-vla naar vanille, vanille-ijs naar vanille en de baklucht van colombijntjes, taarten, vulden keuken, huis en zelfs de tuin met die onmiskenbaar exquise geur, die je nu praktisch nergens meer aantreft. Die zwarte stipjes in de gele vla, weet dat ik ze onwillekeurig bij elke fles, die ik uitgiet, weer zoek? Tweemaal in mijn leven heb ik een vanille-aanplant gezien: bij de familie Versteeg, ze woonden - meen ik - ter hoogte van het zwembad Sengkaling (op weg naar Batoe) en 30 jaar later even buiten Guadalajara (Mexico). De bus stopte in een stromende regen op een spiegelgladde helling van 20 gra den (Mexicaanse chauffeurs zijn mees ters in het uitzoeken van levensge vaarlijke situaties, maar daarom zijn het ook meesters in de rijkunst) mid den tussen verwilderde tuinen en toen ineens herkende ik ze, die lange pot loden. Zoveel, zoveel. En in die her kenning voelde ik me omhelsd door de tropen. Eens hielp ik bij de opruiming van een keuken van een gestorven vrien din. In een koekblikje lag een bosje vanillestokjes. Grijs, uitgedroogd, steenhard. "Die moeten daar 20 jaar gelegen hebben", zei de dochter, "want ze nam ze mee, toen we in 1950 repatrieerden." Ik heb ze gebruikt; de smaak, de geur waren er nog. L.D. Nu even nog iets over de Vader van het knaapje. De man, een Javaan, was een trouwe vriend van Vader, met wie hij al had samengewerkt, toen beiden nog jongelingen waren. Vader moest toen een "part-time job" nemen, om zijn avondstudies voor Architect te kunnen bekostigen. Zijn Vader was n.l. gestorven, toen hij 3 jaar oud was. De Javaanse jongen, Kario ge naamd was arbeider op het zelfde werk en er groeide een vriendschap tussen de twee mannen. Toen Vader later een betrekking kreeg bij de B.O.W. bezorg de hij zijn vriend, die zeer capabel was, een baan als voorman. Ambtenaren werden in die tijd zo om de 3 jaar over geplaatst, zodat ieder een poosje in de rimboe zat en een poosje in de bewoonde wereld. Toen wij naar Tapa noeli gingen, trokken Kario en zijn vrouw (Bibih Baas) en kind mee. Het jongetje was van onze leeftijd en werd uiteraard ons speelkameraadje. Onze jeugd was, zoals ik al eerder opmerkte, grotendeels spel, daar in de grote omtrek geen scholen te vinden waren. Toch moesten ook wij wat leren. Dat was de taak, die Maatje op zich nam. Zij leerde ons lezen en schrijven, en wel zo goed, dat lang voordat ik een school van binnen had gezien, ik al Robinson Crusoë las. Toch had onze lieve Moeder vaak geen tijd voor ons, want zij moest alle correspondentie voor Vader verzorgen. Een secretaris of secretaresse was in die tijd althans in de Bataklanden niet te krijgen. Zo flalifigii ö-Yi<s .T "MET LOOD EN LIJN" Naar aanleiding van het artikel "De Hy drografische taak van de Gouverne- ments Marine" (T.T. no. 22) schreef onze lezer, de Heer R. P. G. A. Voskuil: Graag zou ik willen wijzen op het be staan van een boekje, dat is uitgegeven ter gelegenheid van het honderd-jarig bestaan van de Afdeling Hydrografie van het Ministerie van Defensie (Ma rine) in 1974. Dit boekje, getiteld "Met Lood en Lijn", behoorde bij de Nederlandse zeekaar- teringen, die ter gelegenheid van dit jubileum in de zomer van 1974 in het Maritiem Museum "Prins Hendrik" te Rotterdam werd gehouden. Een belangrijk deel van dit boekje is hoefde Maatje zich nooit te vervelen en gelukkig was Grootma er nog. "Groot" zoals wij haar noemden, was de moe der van Paatje. Zij woonde bij ons en nam Maatje veel werk uit handen. Als wij naar Batang Tore moesten, bleef zij meestal in Padang Sidempoean om voor de dieren en planten te zorgen. Maar het kwam ook voor, dat zij in Batang Toroe bleef - als enige Blanda - om hulp te bieden aan de werklui, als er soms een ongeluk mocht gebeuren. Doktoren waren er niet, dus of Vader of Moeder of Grootmoeder verzorgden opgelopen verwondingen. Ik herinner mij nog goed, hoe slecht Maatje ge schikt was voor dokterswerk. Ze ver bond een gewond been of een gewon de arm snel en goed en viel dan flauw. De taak de mensen van Kinine te voorzien tegen Malaria, bezorgde haar minder emoties. Het moeten toch wel zorgvolle jaren voor haar geweest zijn, met haar hele gezin zo ver weg van alle medische hulp te zitten. Vader had een ernstige ingewandskwaal, waardoor hij veel bloed verloor, wat hem erg verzwakte. (Bacterie- of Virus infectie? Wie wist dat toen!) Daarom ging Maatje met hem mee, als hij te paard de rimboe in moest om het tracée van de aan te leggen weg uit te zetten. Zij kon dan voor hem koken en er voor zorgen, dat hij geen nieuwe in fectie opliep door gebrek aan hygiëne of dat de kwaal verergerde doordat hij ongeschikt voedsel kreeg voorge schoteld. Wij bleven dan onder de hoede van Groot thuis. Achteraf denk je dan: "Wat waren wij vaak lastig en ondeugend" maar ook: "Wat had die vrouw een tact en een wijsheid". Al had ze nooit boeken over kinder psychologie gelezen! Mevr. J. v.d. Gr.-v. R. gewijd aan de geschiedenis van de hydrografische kaarteringen in het voormalig Nederlands Oost-lndië. Het is geillustreerd met foto's van oude op nemingsvaartuigen, kaarten en instru menten. In het Maritiem Museum "Prins Hen drik" zijn nog exemplaren 10, te koop." ABONNEES AMERIKA ATTENTIE Uw abonnement (luchtpost 24,-; zeepost 19,-) kunt U per check voldoen aan: (verhoogd i.v.m. de koersdaling!) Roy Steevensz, c/o East-West House, 7357 Franklin Ave-, Holly wood, California 90046. Indien U Uw Tong Tong niet hebt ontvangen of Uw exemplaar be schadigd is, en U een ander wenst, kunt U zich ook wenden tot Roy Steevensz. Naar Den Haag schrijven duurt lang 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1975 | | pagina 20