nederlaag die het rijk van Daha hem had toegebracht. Sindsdien was Jay- akatwang, de overwinnaar van Kerta- negara, de opperheer met als zetel de kraton in Kediri. Het was wel een his torisch toeval, dat het leger van Daha juist Raden Wijaya achtervolgde tot aan de Kalimas, toen het Chinese ex- peditieleger landde in Sedayu. Omdat Raden Wijaya de schoonzoon van Ker- tanegara was, werd hij als een gevaar voor Daha (Kediri) beschouwd. Hij voelde zich van het zuiden uit in 't nauw gebracht door een binnenlandse vijand en vanuit het noorden door een buitenlands invasieleger. Vandaar dat hij onmiddellijk overleg ging plegen met Tjakradiningrat van Madura, met wie hij bevriend was. Zo kwam R. Wija ya ertoe het Mongoolse expeditieleger door list uit te spelen tegen de troepen van Daha, die veel sterker waren dan zijn eigen legertje. Zijn list bestond eruit dat hij de Chinese generaals de prinsessen uit de kraton van Jayakat- wang beloofde te geven, als zij erin slaagden het leger van Daha te ver slaan. De Chinese generaal Ik-he Mi-se wilde daar, ondanks de waarschuwing van de adviseur Kau Hsing, wel op ingaan. Te paard reden de Chinezen in 3 dagen van Sedayu (of Ujunggaluh) naar Kediri, waar na een strijd van 2 dagen Kediri werd bestormd en viel. Gids voor het invasie-leger was vanaf de landing tot in Kediri geweest R. Wijaya. Jayakatwangs lot na zijn gevangenneming is niet met zekerheid bekend. Liem vermeldt o.a. dat Jaya- katwang óf zelfmoord zou gepleegd hebben door in de Brantas te springen of in gevangenschap zou zijn gestor ven. Suparto meent (en ik heb dat ook wel eens gelezen) dat Ik-he Mi-se hem naar Ujunggaluh bracht. Daar zou (maar dat vertelt Suparto niet) Jaya- katwang zelfs nog een kakawin hebben gedicht. We volgen nu nog even ver der Suparto's lezing: De Chinese ge neraals Sheh Pi en Kau Hsing volgden wat later, en verlieten dus ook Kediri. Afgesproken was nl. met R. Wijaya dat ze eerst weg zouden gaan uit Kediri ter voorbereiding van een feestelijke ontvangst van de Chinese bondgeno ten ter gelegenheid van hun vertrek van Java. En nu voert Suparto twee data aan, die bij Liem geen rol spelen, zo te zien door hem bedacht (of na gepraat) pour besoin de la cause: Op 9 mei 1293 besloot R. Wijaya Kediri te verlaten, vergezeld van een "Ta(r) taarse" afdeling. Toen R. Wijaya een maal los was gekomen van de Chinese hoofdmacht, vernietigde hij deze Chi nese afdeling. Vervolgens deed R. Wij aya een aanval op de Chinezen bij de schepen in Ujunggaluh, waarna de ontredderde, uit Kediri terugkerende Chinese troepen zich met die in Ujung galuh verenigden en op 31 mei 1293 onder zeil gingen. Duidelijker is Liems versie: Na de over winning op Jayakatwang eisten de Chinese generaals inlossing van de door R. Wijaya gedane belofte. R. Wij aya paste voor de tweede keer een list toe; hij zei bereid te zijn z'n belofte gestand te doen op voorwaarde dat de Mongoolse generaals ongewapend de kraton van Daha zouden binnengaan. Anders zouden de prinsessen wel eens zelfmoord kunnen plegen door de kali Brantas in te springen, zo zei R. Wijaya. En zo gebeurde het dat de Mongoolse generaals "mabuk perempuan" en on gewapend het paleis betraden. De man nen van R. Wijaya, die hun wapens in hun kleren hadden verborgen, zagen zo de kans schoon om de argeloze ge neraals, wier aandacht geheel op het ophalen van de prinsessen was toe gespitst, te doden. Na deze ramp pleegden de generaals van Ik-he Mi-se met elkaar overleg of ze de oorlog tegen R. Wijaya zouden voortzetten of het leger zouden terug trekken op Sedayu, omdat de toplei ding van het leger was omgekomen. Ten slotte werd het besluit genomen om maar terug te trekken naar Sedayu. En zo kon R. Wijaya ongehinderd de stichter worden van het rijk van Maja- pahit (1293-1478 of 1527). Na hun terugkeer in China werden de resterende Chinese generaals gestraft door Kublai Khan (uitgesproken: Chan) wegens ongedisciplineerd optreden, terwijl de adviseur Kau Hsing voor zijn verdiensten beloond werd met goud stukken. Een lid van de Mangkunegara-familie, wijlen K. P. H. Soerjosoeradjo, heeft, aldus Liem, in de Japanse tijd eens tegen hem gezegd, toen ze spraken over de vriendschap tussen Indonesië en China: "Lol Het ontstaan van het rijk van Majapahit is het gevolg ge weest van de komst van het expeditie- leger van Kublai Khan". Liemieindigt met nog eens een vraag teken te zetten achter de vondst van beenderen in Bancar. Hij acht het mo gelijk dat de Chinezen vóór ze terug trokken op Sedayu (waar hun vloot lag) zich van de lijken van de gedode generaals hebben meester gemaakt en hoe, aldus Liem, is het dan te ver klaren dat ze begraven zijn in Bancar, (dat meer naar het zuiden ligt). Rest mij nog te vermelden, dat ik op 11 dezer de 2 onderhavige artikelen uit de "Surabaja Post" in Nederlandse vertaling heb voorgelezen aan Dr. H. J. de Graaf in Velp, aan wie ik veel dank verschuldigd ben voor diverse verhelderende opmerkingen. Volledigheidshalve vermeld ik nog dat in van Dale, de Encyclopedia Brit- tannica, Webster's "New World Dictio nary", Le Petit Larousse, de Kleine Winkler Prins, om maar een paar na slagwerken te noemen, steeds Tataar (Tatar) als de oorspronkelijke spelling wordt beschouwd. Het is mij meer op gevallen dat dit bij de Indonesiërs on bekend is en dat ze meewarig het hoofd schudden als ik vertel dat Pracanca al de juiste spelling, Tatar, kende. 2) Hier zit, zo bemerkte ik na lang puzzelen, de kern van Suparto's kri tiek op Liem: Suparto beweert, zo te zien aan de hand van een "paper" (mo gelijk is een stuk bedoeld dat de Sura- bayase gemeenteraad bewoog tot zijn besluit), dat het Tataarse leger werd verjaagd (terusir) door R. Wijaya uit Ujunggaluh op 31 mei 1293 na een tegen hen geleverde strijd (perjuang- an). Dit is echter zowel in strijd met de door Suparto zelf aannemelijk (sesuai dengan pikiran) geachte overweging lees verder volgende pag., 3e kol. onderaan p. swim Twee gezichten op Pasar Besar in Surabaia in de 30-er jaren. Linker foto: Het viaduct met de trambaan, in de verte het in tempo doeloe bij Soerabaianen zo geliefde taartjespaleis van Grimm, waarin later Dunlop gevestigd was. Rechts het Paleis van Justitie. Rechter foto: aan de rechterkant op de achtergrond ziet men het gebouw van de K.P.M. 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1975 | | pagina 7