Indische Polïtie-Herinneringen
0')
van C. H. Groen
Hadden wij het bij de Indische Politie moeilijk bij het uitoefenen van onze taak?
Neen, dat kan ik waarlijk niet beweren. Ondanks het feit, dat de Algemene Politie
maar in totaal 33.000 man telde in een land met een bevolking van, toentertijd
zo'n 65 miljoen zielen.
De Inlandse bevolking gaf maar zelden
moeilijkheden, behalve wanneer de
adat in het spel was. In Makassar
kwamen moordzaken vrijwel aan de
lopende band voor, omdat de adat
voorschreef, dat een echtgenoot, die
door een ander in zijn vrouw beledigd
was (overspel), die belediging alleen
maar kon wreken door de dood van die
ander. Maar toch waren die moord
zaken voor de politie niet moeilijk, om
dat de dader zich steevast zelf kwam
melden.
Hij werd dan wel voor de rechter ge
sleept, maar die hield ook rekening met
de adat en gaf maar een luttel aantal
jaren gevangenisstraf. Kwam de dader
daarna weer terug op Celebes, dan
kon hij er bijna zeker van zijn, dat hij
wel ergens zou worden verkozen tot
desa-hoofd. Hij had immers gedaan,
wat hij doen moest en had wat meer
van de wereld gezien.
Ook de in Indië geboren Europeanen
gaven maar zelden moeilijkheden, hoe
wel één van hen, mij, in een nogal ge
ruchtmakende moordzaak, 14 dagen
lang van 's morgens 5 tot 's nachts
24 a 1 uur heeft bezig gehouden (mis
schien geeft de redactie mij, in de toe
komst nog de gelegenheid dit "sensa
tieverhaal" geheel uit de doeken te
doen).
Met Brits-Indiërs heb ik vrijwel nooit
enige bemoeienis gehad. Die gingen
stilletjes hun weg, zonder zich aan
overtredingen schuldig te maken.
Arabieren gaven nog wel eens moei
lijkheden door hun woekerpraktijken,
waartegen overigens nou niet zo heel
veel te doen was.
De Chinezen: rustig volkje, dat echter
op politiek gebied (communisme), da
nig in de gaten gehouden moest wor
den en dat, wanneer een nieuwe wet
telijke bepaling verscheen, zich daar
direct overbogen, om na te gaan, hoe
ze die nieuwe bepalingen konden ont
duiken. Overigens, wat dit laatste be
treft, een eigenschap, die in Nederland
ook druk beoefend wordt. Men noemt
ons niet voor niets de Chinezen van
Europa.
Vaak hadden wij echte moeilijkheden
met de, kersvers uit Nederland aange
komen Hollanders, van wie er heel
wat meenden, dat zij het in Indië voor
het zeggen hadden en min of meer
onder en boven de wet stonden, een
opvatting, die toenam, bij het groeien
van de belangrijkheid van de functie,
die ze bekleedden. Een mentaliteit, die
wij, van de politie, probeerden tegen
te gaan.
Ik wil U één voorbeeld noemen. Vol
gens mij niet van humor ontbloot.
14
Als chef van de Verkeerspolitie in
Batavia had ik onder mij een jonge
Inspecteur, die het aankijken meer dan
waard was, hetgeen de vaak op hem
gerichte vrouwenblikken duidelijk be
wees. Slank, een mannenfiguur, keurig,
steeds in een onberispelijk wit uniform,
enfin, uitermate aantrekkelijk. Ook niet
van verstand ontbloot, want hij heeft,
buiten bezwaar van den lande, nog in
mijn tijd een jaar verlof genomen, heeft
zich op een bank in de C A S. (de
H B S. in Batavia) gezet, en het eind
diploma gehaald, waarna hij Commis
saris kon worden en dat ook prompt
werd.
Omdat ik, in Nederland, wel iets te
weten was gekomen over de waarde
van reclame en propaganda, en ik de
Verkeerspolitie naar buiten goed voor
de dag wilde laten komen, heb ik hem
belast met de dagelijkse controle over
het verkeer in Batavia.
Hij was, met zijn verstand, toch wel zo,
dat hij, bij geconstateerde verkeers
overtredingen, meer waarschuwingen
weggaf dan processen-verbaal.
Op een dag, rondrijdend door Batavia,
zag hij, dat de Inlandse chauffeur van
een "slee" van een wagen, een nogal
ernstige verkeersovertreding beging.
Hij liet de man stoppen en vroeg (rou
tine-kwestie) naar zijn rijbewijs.
De chauffeur maakte al aanstalten aan
het verlangen te voldoen, toen de ach
terin de "slee" zittende Europeaan,
zich met het geval ging bemoeien en,
op nogal hoge toon, aan de Inspecteur
vroeg, waarom hij de auto had laten
stoppen en waarom de chauffeur zijn
rijbewijs moest tonen. Dat was allemaal
maar oponthoud voor niets.
Waarop de Inspecteur, heel beleefd
antwoordde: "Meneer, bemoeit U zich
er niet mee. Het is zuiver een kwestie
tussen de chauffeur en mij. Hij heeft
een verkeersovertreding begaan en nu
moet ik nog gaan bepalen of ik hem
daarvoor een proces-verbaal zal geven
of met een waarschuwing volsta."
De Hollander achter in de slee, wond
zich hier vreselijk over op en ging door
met zijn fulmineren tegen de Inspec
teur, die hem zonder meer negeerde
en bij de chauffeur bleef aandringen
op het tonen van diens rijbewijs.
Arme kerel, die chauffeur, die niet wist
wat hij moest doen: zijn baas volgen
of aan het verzoek van de Inspecteur
voldoen. Hij koos tenslotte het laatste,
waarop zijn baas hem verbood het rij
bewijs te tonen.
Hierop zei de Inspecteur, nog altijd
beleefd: "Meneer, wanneer U zo be
gint, dan maakt U zich schuldig aan
het strafbare feit, belemmering van de
politie in het uitoefenen van haar func
tie."
Waarop de Hollander uit de auto stap
te, zich vóór de Inspecteur opstelde en
vroeg: "Weet je eigenlijk wel, tegen
wie je spreekt?"
En de Inspecteur, nog steeds doodbe
daard: "Meneer, dat interesseert mij
niets. Al was U de koning van Siam,
ik heb alleen maar met Uw chauffeur
te maken."
Waarop de opponent, zich min of meer
op de borst slaande, uitriep: "Ik ben
Directeur van de KPM'".
Waarop de Inspecteur de man een
vriendschappelijk klopje op de schou-
"^B®B3CTi a.*
Manschappen van de veldpolitie te Batavia, omstreeks 1927, voor de ingang van de
kazerne.