Indische Politie-Herinneringen 0») KIMM Indische spekkoek van C. H. Groen In mijn Indische politie-loopbaan is mij herhaaldelijk gevraagd, meestal door vrouwen, hoe ik, zo humaan voelend, toch plezier kon hebben in het politiewerk. Mijn antwoord daarop was altijd, dat iemand, die niet humaan was, nooit een goed politieambtenaar kon zijn. En ik was een goed politie-ambtenaar, als ik de over mij uitgebrachte conduitestaten mocht geloven. Stort 12,50 op giro 158225 en U ontvangt een spekkoek van ca. 500 gram, in speciale verpakking, franco thuis. "KIMM", Joh. Verhulststraat 98, Amsterdam-Z. Tel. 020- 72 84 61 KIMM staat ook op de Pasar Malam TE ALKMAAR. Wij hielden ons niet bezig met het in Amerika zo vaak toegepaste "Third degree", (het verhoren van de ver dachte onder het schijnsel van een sterke electrische peer en, wanneer de ondervrager moe werd, zijn werk laten overnemen door een andere ondervra ger, en zo vervolgens, soms dagen lang). Wij sloegen geen verdachten om hen tot een bekentenis te brengen, althans ik heb dat nooit gedaan. Ja, toch, één keer, en daar heb ik nog alijd spijt van. Het ging om een man, die ervan ver dacht werd min of meer promotor te zijn van de, in Indië verboden, Com munistische Partij. Alle hem gestelde vragen over details, beantwoorde hij bevestigend, daar mede de zekerheid opbouwend, dat hij Communistische leider was, maar als ik, dit aantonend, tot de cardinale vraag kwam, ontkende hij volkomen. Nadat dit spelletje enige malen ge speeld was, verloor ik op een gegeven moment mijn zelfbeheersing en diende de verdachte, na Weer een nieuwe ontkenning van het punt, waar het om ging, twee fikse oorvijgen toe. Ik kwam meteen tot inkeer. Voordeel voor de verdachte, want die stelde ik meteen op vrije voeten. Hij had het immers van mij gewonnen. Ik was de verliezende partij. Dat moet men kun nen aanvaarden. Natuurlijk kwamen er bij de Indische politie ook wel excessen voor, zoals het verhoren van niet volgzame ver dachten, terwijl zij aan de tenen aan een boom waren opgehangen. Maar dat betrof dan meestal een Inspecteur- Detachementscommandant van de Veldpolitie, eenzaam, diep in het bin nenland, die die eenzaamheid niet had kunen verwerken en daardoor min of meer geestelijk gestoord was. Maar, over het algemeen, waren Politie en Justitie in Indië humaan. Laat ik één voorbeeld noemen. Als jong sectie-chef in Solo, kreeg ik op een zondagmorgen het bericht door, dat in 'n bepaalde wijk van de stad een schietpartij had plaats gevonden, waar bij één persoon, min of meer ernstig gewond, naar het ziekenhuis was ver voerd. Ik spoedde mij naar de bewuste wijk, bestaande uit enkele smalle straatjes, met, aan weerskanten, aan elkaar gebouwde kleine huisjes, zon der voorerf en zonder voorgalerij maar wel telkens met een 6 a 7 treden tel lende trap naar de huisdeur. Er woonden eenvoudige lieden, klerken van bestuurs- of handelskantoren, hoofdagenten van politie, enz. in één woord lieden, die zich de hoge huis huren, die andere Europeanen betaal den, niet konden permiteren. Maar over het geheel een rustig volkje, dat, al gemeen, zeer christelijk was ingesteld en dan ook elke zondag ter kerke ging. Maar na afloop van de kerkdienst trok men in kleine groepjes van een man of zes, zeven, naar de woning van één van hen, alwaar koffie werd gedronken en later, wat meer geestrijk vocht. Zo was het ook die zondag gegaan. Jan, een vrijgezel en Piet, Klaas en Kees met hun respectieve echtgeno ten, hadden zich verzameld in het huis van één van hen. (Ik noem in deze bij dragen nooit namen en de voornamen, die ik gebruik passen niet bij de be trokkenen). iiHUhllllllll nuiiiiHiitmtt' Men was zeer gezellig bij elkaar en al aan het bier en de borrel toe, toen Kees meende, dat Jan de vrouw van Klaas (het is ingewikkeld) beledigde. Kees zei echter niets, stond op, wan delde de deur uit en naar zijn eigen woning. Daar maakte hij een kast open en haalde er een etui uit dat een, uit elkaar gehaald dubbelloops jachtge weer bevatte. Hij schroefde dat appa raat in alle gemoedsrust in elkaar, ging naar een andere kast en haalde daaruit twee loperpatronen (patronen niet ge vuld met hagel, maar met grotere stuk ken lood en meestal gebruikt voor de jacht op groot wild, zoals herten en zwijnen), vulde met die patronen de beide lopen van het jachtgeweer en wandelde met dat geweer, rustig terug naar de woning, vanwaar hij gekomen was. Daar aangekomen riep hij: "Jan, kom eens naar buiten", en toen Jan verscheen, haalde hij de trekker over. Jan gewond, hevig bloedend. Grote consternatie. Toen ik ter plaatse arriveerde, waren de gemoederen al weer wat gekal meerd en had men blijkbaar afgespro ken welk verhaal men de politie zou vertellen. Kees had inderdaad Jan naar buiten geroepen, maar toen die het jachtge weer zag had hij de loop beetgepakt. Er was een worsteling om het geweer, waarbij, per ongeluk het schot was afgegaan. Bij het door mij ingestelde onderzoek bleek, dat de patroon zes lopers had bevat. Vijf daarvan kon ik in hun in slagen in deur en muur gemakkelijk, met een normale spreiding terugvinden. Maar hoog. De zesde inslag vond ik pas in de muur vlak bij de vloer. Die loper moest dus gericocheerd zijn. Het was hierop een koud kunstje aan de hand van de beschikbare gegevens, zo niet op de millimeter, dan toch op de centimeter nauwkeurig, vast te stellen, vanwaar het schot was afge vuurd. Dat bleek op bijna 21/2 meter te zijn van de plaats waar Jan had ge staan. Van een worsteling om het wa pen was dus geen sprake. Kees, had, bij het verschijnen van Jan, bout portant geschoten. Wat was het? Poging tot moord? Men zou het, gezien de rustige voorberei dingen die Kees getroffen had, wel zeggen. Of poging tot doodslag? De in een opwelling ten uitvoer gebrachte poging iemand van het leven te be roven? In elk geval moest Kees mee naar het politiebureau, vanwaar ik de Officier van Justitie in Semarang opbelde om te vragen of ik Kees mocht vasthouden. Dat mocht. De volgende morgen, na een nachtje slapen, kwam ik echter tot de conclu sie, dat dat rustige, kalme manneke Kees, geen enkele poging zou doen te ontvluchten. Ik belde dus weer de Officier in Semarang op en stelcle hem voor Kees maar weer vrij te laten. Ook dat mocht. Ik verwittigde de vrouw van Kees er van, dat zij om 5 uur haar man mocht komen halen. Prompt 5 uur reed bij mijn sectiebureau een taxi voor, waar in de vrouw van Kees en daarnaast Jan, zijn rechterarm in een mitella en in zijn linkerarm een grote bos bloe men. De vrede was weer getekend. Al eerder had de chirurg in het ziekenhuis, waar Jan naar toe was gebracht, mij opgebeld met de mededeling, dat de verwonding erg meeviel. Er was slechts een scherf van het sleutelbeen afge rukt. Mijn reactie: "zeker aan de on derkant". En de arts: "Hoe weet U dat?" En mijn antwoord: "De politie kan ook buiten U om nog wel iets constateren". Natuurlijk moest Kees toch nog voor de Raad van Justitie in Semarang ver schijnen. Maar in die Raad bleken ook geen bullebakken te zitten en Kees kwam er van af met een luttel aantal maanden voorwaardelijke gevangenis straf, wegens poging tot doodslag. Hij kon dus zo weer naar huis. Jan heeft de afgescheurde splinter van zijn sleutelbeen in een flesje met al cohol mee naar huis gekregen. Hij wil de toch compleet blijven. 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1975 | | pagina 11