I!!!!!* Vanwege de "oude relatie" met de politiemensen wil ik hun dit plaatje niet onthouden. De goede oude Politieschool aan de Vogelweg, gezien door de oogjes van een badjing in 'n klapperboom. Op de achtergrond, achter de klappertuinen, de Djampang, rechts op de foto stroomt de Tji Meuntjreung, ook weer achter de klappers. We kijken hier in de richting van Desa Paroengseah. fen. Hij moet eens bijna het slachtoffer van goena-goena zijn geworden. Het onheil werd echter tijdig ontdekt en afgewend, alhoewel de burgemeester reeds bedenkelijke ziekteverschijnse len toonde. Hier zou weer de fameuze heer Boekebinder uit Bandoeng uit komst hebben gebracht. Ons huis was een tyisch oud-Indisch huis, inclusief inwonende geesten. De bijgebouwen vertoonden het traditio nele patroon, van achtererf naar voor erf gezien: de kamer ketjil, kamer man- di, rommelkamertje, grote goedang (te gelijk spenkamer waar er zorgvuldig op werd toegezien dat immer rijst aan wezig was, opdat Dewi Sri ons zou blijven vergezellen). Vervolgens een hele grote dapoer, een kleine goedang, drie kamers en tenslotte vooraan de stal en wagenkamer. De dapoer was schemerig duister en middenin stond een grote gemetselde en wit-gekapoer- de kookgelegenheid, met booggewelf- jes waarin hout en arang lagen. Aan de bovenkant waren de vuurgangen met gaten waarin ijzeren en een dek seltje pasten. Achteraan ging een ijze ren pijp omhoog door het dak - je keek tegen de pannen aan. De achterwand had vlak onder het dak een raam over de hele lengte van de dapoer met dicht op elkaar staande houten spijlen erin. In een hoek stond een geweldige mar- tavaan en er waren ook nog twee oude lekstenen op houten driepoot om water in te zuiveren. Verder een hele verza meling koperen dandangs en allerlei an der keukengereedschap van bamboe, hout, ijzer, aardewerk en steen. De verlichting was electrisch bedoeld: aan een stoffige draad hing een kale kool- draadpeer onder een beroet witglazen kapje. Desondanks waren er twee veel gebruikte lampoe templek en de licht schakelaar was zo langzamerhand vast geroest door on-gebruik. Hier, in deze dapoer, werden voor Malam Djoemahat Kliwon met grote aandacht en toewij ding de offers klaargemaakt, die Amat op het juiste ogenblik op de geëigen de plaatsen bracht: bij de soemoer, een oude boom, bij de trap van de achtergalerij en bij de stal. Opdat de goede geesten over ons allen en ons huis zouden waken en de duistere machten op een afstand houden. Djoe mahat Malam, avonden waarop de at mosfeer zwanger van mysterie was. Nooit werden bij ons de door de Adat voorgeschreven heilige plichten ver zaakt. Achterlangs de bijgebouwen, hoog bo ven de klappertuin, liep een zanderig paadje waar ter hoogte van de badka mer heel wat oendoer oendoer in hun zandkuiltje woonden. Dikwijls lagen we daar die kuiltjes uit te blazen en vingen we de mierenleeuwtjes met een paarde- haar. De beestjes stopten we in een korèk-api-doosje en dat verdween dan in de buidel van onze hansop. De in houd van die enorme zak van m'n tje- lana-monjet mocht bepaald bizar ge noemd worden: een paar mooie dooie klappertorren aan een draadje (om te verlak), een massa kannapitten voor m'n toeloep - ik schoot er bij voorkeur mee op Baboe Tjoetji als ze de was ophing - een fraaie gladde (levende) groene rups met van die grote witte stippen op z'n kop en een parmantig staartje op z'n achterste; een blikje met een prachtig getekende grote spin erin. Verder een stel heremietkreeftjes die we in de goot voor ons huis vingen, een verzameling uitgezochte krikil waarmee ik over honderd meter nauw keurig kon schieten met m'n kattepil en dan nooit op vogeltjes maar speciaal op vruchten in hoge bomen en op de ikan mas in de empang van Pak Kripoet achter ons huis. Vissen mocht je dood schieten, panggang en opeten vond ik; daar waren ze voor. Pak Kripoet even wel dacht er anders over. Tenslotte in die buidel m'n onontbeerlijke penne- mes tjap Carl-Schlipper-Solingen met allerlei berkakas eraan en dan nog een paar zuinig bewaarde gobangs voor onderweg, als lapar naar streng ver boden lekkers. De kamar mandi doet me altijd weer aan de laatste feestdagen van Decem ber denken. Niet zo'n vreemde gedach- tenassociatie als je weet wat we daar toen uitspookten. December op Soe- kaboemi, begin van de natte moesson, fris met toch nog genoeg mooie dagen. Eerst het Sint Nicolaas-feest op school en in de soos. Ofwel "Sinjo Kelas", waarbij je verbluffend veel verklede Soendanezen op een koeda katjang ontmoette. Kerstfeest was plechtig en we voelden ons er altijd wat verlegen onder. Op school zongen we "Stille Nah, Heilihe Nah! Maar dat kerststal letje met sneeuw hè. Aaaaaapa itoe, senèw? Kaja oedjan kapok njo! Okay, maar als je gooit met een kapok-bal, dat is net een woudduif die je met zwaar kaliber door z'n lorren knalt. Neen, dan oud-en-nieuw met honderd miljoen mertjons! Dan zag Soekaboemi blauw van de kruitdamp en het ge knetter en gedonder was oorverdo vend. En we slopen naar de badkamer met een reusachtige donderslag bij ons. Alleen de duivel weet hoe wij op dat idee kwamen. Op de brede rand van de mandibak deponeerden we dat stuk dynamite. Toen de verlengde soemboe aangestoken, gajoeng erover, zinken emmer erover en wij: smeert 'em en van het tussenerf kijken. En toen: Wloed- doerrrDaar ging het badkamerge reedschap als een raket door de oude dakpannen die rinkelend aan scherven vielen. Toen keerden emmer en ga joeng terug en nog meer pannen sneu velden. Kebon kwam op het spektakel aanhollen, staarde verbijsterd, met o- pen mond naar de ravage en grinnikte toen waarderend tegen ons om zoveel moedige inventiviteit. Daarna klom hij hoofdschuddend met een stapel reser vepannen op het dak en lapte de zaak op. Jaja, de band tussen de kevertjes en de hovenier werd er alleen maar hechter door. Genoeg over Johnny-pri- vé. U mocht 's gaan denken dat hij voor galg en rad opgroeide en wie weet is dat ook zo. Nu wil ik eens de autoriteiten van Soe kaboemi in Uw herinnering terugbren gen. De Regent van Soekaboemi was destijds de heer R. T. A. Soeria Danoe Ningrat, de Patih van Soekaboemi de heer M. Soedibja en de Hoofd Pang- hoeloe de heer R. H. Ahmad Djoewaini. De Resident: de heer de Bergh en de Assistent Resident de heer van Huls. En dan de gemeenteraden van zo'n 45 jaar geleden. Maar verwacht van mij geen volledigheid. Ik vind mezelf al razend knap dat ik dit alles kon terug vinden en oprakelen! Wel, hier zijn ze dan: 1928 - Voorzitter Mr. W. M. Ou- werkerk, leden: de heren L. W. Dürr, Dr. O. L. E. de Raadt, A. Idat, Gouw Tjoe Tie, B. Tijdeman, R. Martawisastra, (lees verder volgende pagina) 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1975 | | pagina 13