(II)
HET GELUK VAN HET JAGEN
Het kapitale hert van Kramat Gadjah
"De jacht behoort tot het zuiverste
repertoire vati het menselijk geluk"
José Ortega Y Gasset.
Jachtbelevenissen op Oost-Sumatra.
door J. G. A. la Bastide
Met een licht schouderophalen wendde Marsidi zich tot mij en zei in het Neder
lands: "De pawang heeft meer dan een volle week de sporen van het hert
nagegaan. Zelfs 's nachts bleef hij hier; één van die jongens daar bracht hem
geregeld eten vanuit de kampong. Nu weet hij precies waar het hert zich ophoudt
en welke kant wij uit moeten drijven. Zodadelijk zal hij ons onze plaatsen aan
wijzen en kunnen wij beginnen. Daar u geen eigen geweer hebt meegenomen,
is het beste dat U bij mij blijft."
"Is vier drijvers niet wat weinig, Ra-
dén?"
"Nee. De pawang zal alléén het hert
onze kant opdrijven. Die jongens zijn
er eigenlijk alleen maar om hem vanuit
verschillende vaste uitkijkposten door
signalen op de hoogte te houden van
de bewegingen van het dier. Hij zweeg
en bleef mij een ogenblik glimlachend
aankijken. Toen ik niets zei vervolgde
hij: "De pawang heeft gisteren voor
speld dat het hert vandaag door mij zal
worden geschoten."
"Het komt mij voor dat U daarvoor
niet het meest geschikte wapen hebt
meegenomen, Radèn." (Marsidi had
een dubbelloops jachtgeweer kaliber
12 bij zich).
"In dit terrein misschien toch wel' ant
woordde hij schouderophalend; "Bren-
neke-kogel, goed voor zestig of zeven
tig meter."
Op dat ogenblik gaf de pawang het
sein tot vertrek. Achtereenvolgens
wees hij de vier geweren hun plaatsen,
op afstanden van ongeveer honderdvijf
tig meter van elkaar en in een ruwe
halve cirkel, met de open kant naar
het zuid-westen.
Het duurde enige tijd voordat Marsidi
en ik, transpirerend, met modderige
soppende schoenen en onder bloedige
schrammen van het scherpe riet, onze
post, een zwaar betakte doornige da-
dap, hadden bereikt. Met moeite (en
gevloek mijnerzijds) beklommen wij
deze en trachtten het ons op een dikke
tak zo "comfortabel" mogelijk te ma
ken.
"Hij heeft ons in het midden voor de
boog gepost om aldus de grootste kans
te hebben dat ik door een verdwaalde
kogel van een van de anderen zal wor
den getroffen," grinnikte Marsidi, ter
wijl hij zich het zweet uit de ogen
veegde.
Ik staarde naar de plaats in het riet
waar de pawang verdwenen was, en
daarna door het ijle gebladerte, ge
tooid met de bekende gele bloesem,
over de golvende vlakte De zon was
intussen al aardig geklommen in de
strakblauwe hemel; hier en daar trilde
de lucht al boven het riet. Met een
kwakende kreet wiekte een bruine rei
ger voor onze boom langs.
"Waarom haat hij U, Radèn?"
"Voornamelijk omdat ik een Javaan
ben." En even later, ontwijkend, "mis
schien ook wel om een andere reden."
Een mier viel in mijn open shirt en
beet zich brandend vast in mijn rug.
Opnieuw binnensmonds vloekend pro
beerde ik het ondier te verwijderen
zonder mijn evenwicht te verliezen.
"Moet de pawang voor zijn diensten
betaald worden?"
"Ja, maar niet in geld. Dat zou hij wei
geren. Volgens traditie krijgt hij het
halve hert. Als wij niets schieten krijgt
hij niets."
"Waar komt hij vandaan?"
"Er zijn maar weinigen die precies we
ten waar hij woont. Persoonlijk geloof
ik uit de omgeving van Kisaran. Maar
dat is maar een vermoeden. Er zi!n er
die denken dat hij, als een soort kluize
naar, in een hut midden in de rimbu
leeft; of zelfs helemaal zonder hut,
samen met de wilde dieren."
Hij veegde nogmaals z'n voorhoofd af,
en vervolgde, zij het na enige aarze
ling, en in het Nederlands: "Nonsens,
natuurlijk." Maar hij vermeed mij daar
bij recht in de ogen te kijken.
Doodse stilte om ons heen. Slechts af
en toe de rauwe kreet van een grote
reiger. Als een hard stalen koepel
welfde de wolkenloze hemel zich over
deze vreemde, doch fascinerende wil
dernis. Ver weg in het westen het vaag
blauwe gebergte; in het noorden het
donkere geboomte langs de rivier; in
het oosten en zuiden de eindeloze riet
en struikwildernis; hier en daar onder
broken door een enkele, ijle boom.
Een uur ging voorbij, zonder dat een
van ons beiden sprak.
Wat is eigenlijk precies een "pawang"
mijmerde ik voor de zoveelste keer.
Dat het een heel oud, hoogst interes
sant (maar uitstervend) ambt is op Su
matra wist ik al lang. Maar wat is het
precies? In het algemeen kan wel ge
zegd worden dat de Pawang een per
soon is, die door een zekere mystieke
verbondenheid met een zeker dier (of
natuurverschijnsel!) daarover een soort
"bovennatuurlijke" macht heeft verkre
gen. Men kent vele, vele pawangs. De
"pawang hutan", de "pawang harimau",
de "pawang buaja", maar ook bijv. de
"pwang angin" (vrij vertaald: "heerser
over de wind"; zeer bekend bij de
kust-Maleiers).
Deze mystieke "ilmoe" of kennis,
schijnt in het algemeen aangeboren te
zijn, maar moet door (geheime) studie
verder worden ontwikkeld.
De dingen die de pawang op grond van
zijn ilmoe kan doen, schijnen soms
paradoxaal. De "pawang rusa" is b.v.
uitsluitend een jager, of assisteert de
jacht, op de rusa of hert. De "pawang
harimau" kan blijkbaar zowei als jager
maar ook als beschermer van tijgers
optreden (zie meer over deze speciale
pawang in het uitstekende boekje van
Hazewinkel!)
De zeer geliefde "pawang angin" kan
door her reciteren van islamitische
spreuken uit de Koran, en ook door
zingen, invloed uitoefenen op wind of
storm.
Zeker is in ieder geval dat het zo in
teressante en specifiek Sumatraanse
pawang-schap snel aan het verdwijnen
is. Binnen een afzienbaar aantal jaren
zal er geen enkele pawang meer over
zijn; en dat zal dan betekenen: een
verlies voor de Maleise cultuur van
heel Sumatra. Raden Marsidi had mij
wel verzekerd dat de betrokken pa
wang, Rachmat Dul Manap, befaamd
was over heel Noord-Sumatra; een der
laatste, echte herten-pawangs.
Maar terug naar het heden. Ik was
bijna in slaap gesukkeld met mijn mij
meringen (en nog wel op een buiten
gewoon precaire plaats!), toen de stil
te plotseling werd verbroken door een
merkwaardig geluid.
Het reuzenhert van Kramat Gadjah on
der de Ficus stond met een plotselinge
ruk op, gewei in de nek, wijdopenge-
sperde neusvleugels in de windrichting.
De tweebenige vijandde ergste
vijand die er was, gevaarlijker nog dan
de gestreepte
Doodstil bleef het staan, terwijl aller
lei vage emoties in kracht toenamen.
(Het hert dacht niet; het kón niet den
ken zoals wij mensen denken). Maar
wel was het bevreesd, en werd para
doxaal, toch aangetrokken. Ja, sterker
en sterker werd de angstwekkende,
magnetische aantrekkingskracht die
het voelde, en luider en luider dat
vreemde geluid, dat hem scheen te
willen dwingen: naar het oosten
naar het oosten
Maar het hert bleef stokstijf staan,
daar in de schaduw van de gempol,
totdat
In de verte begon een soort zware
fluittoon in een kadans: Toeoeoeoet.
toeoeoeoettoeoeoeoeoet toeoeoet
(lees verder volgende pagina)
20