HET GELUK VAN HETJAGEN Hei kapitale hert van Kramat Gadjah slot) toeoeoeoet toeoeoeoet toeoeoeoet toeoeoeoettoeoeoeoet toeoeoeoet toeoeoeoet toeoeoeoet toeoeoeoet toeoeoeoet toeoeoeoet toeoeoeoet toeoeoeoet Gelijktijdig stopte de fluit. "De jacht behoort tot het zuiverste repertoire van het menselijk geluk José Ortega Y Gasset. door J. G. A. la Bastide Op 100 meter afstand kwam de beweging in het riet plotseling even tot stilstand, om dan haaks op de oorspronkelijke richting snel af te slaan in noordelijke richting. Marsidi liet de dubbelloop van zijn schouder zakken. De woorden die hij daarbij uitte verstond ik niet allemaal, maar Allah speelde een prominente rol in wat hij zei. Nu zagen wij ook af en toe een zwaar, breed vertakt gewei boven de zwaaiende halmen uitkomen en, op ongeveer twintig tot dertig meter achter het vluchtende dier aan, als een snelle zwarte schim, de gestalte van de pawang in volle ren Jachtbelevenissen op Oost-Sumatra. Het geluid verwijderde zich nu weer en even later verloren wij het hert en zijn genadeloze vervolger uit het oog. "Een redelijk goed ingeschoten kogel buks, inplaats van"Hij zal trach ten over de rivier te ontsnappen", viel de Raden mij in de rede, doch hij ver meed mijn ogen. "Maar daar is toch een van Uw agen ten geposteerd?" "Met een Lee En- field", kon ik niet laten daaraan toe te voegen. Het antwoord op mijn vraag kwam uit de richting van de rivier. Derr derr, en even later nogmaals: derr derrr "Mis!" fluisterde Marsidi, "anders zou de pawang ophouden met fluiten!" "Hoe is het in hemelsnaam mogelijk dat die man dat beest in deze wildernis kan bijhouden?" "Itoelah ilmoe diah!" antwoordde de politieman laconiek, inmiddels verloor het eentonige geluid van de pawang fluit zich langzaam in de verte. Blijkbaar was het hert, zijn pas naar de rivier afgesneden vindend (de Sumatraanse rusa heet in het Ne derlands niet voor niets "Waterhert"; het is een uitstekend zwemmer!) terug geslagen in oostelijke richting. Nog een uur ging eindeloos langzaam voorbij. De hitte was bijna ondraaglijk; in de volle breedte van ons gezichtsveld stond de lucht trillend boven de roerlo ze vlakte. Tenslotte daalden wij af uit de boom (niet zonder kleerscheuren, vanwege de dorens!) en zakten zuchtend op de modderige bodem neer. Hè, hè, dat was beter! Nu kon ik mijn pijnlijke ledematen tenminste strekken. Deze rust was ons echter niet lang gegund, want even later werd het ge fluit in de verte weer luider en kwam voor de tweede maal snel in onze richting. Haastig beklommen wij de boom en ja hoor, daar kwam hij weer aan, nu schuin uit het zuid-oosten. Op meer dan tweehonderd meter zagen wij al zo nu en dan kop en gewei boven het riet uitkomen. Nu moest hij toch de schutterslinie dooren inderdaad twee maal derr! derr!schoten uit Lee Enfields. toeoeoeoetonverminderd de fluit. Hert en pawang hadden de schutters linie in het oosten doorbroken. Het tempo van het dier was nu echter aan merkelijk langzamer dan een uur ge leden, en met moeite onderdrukte ik een gevoel van medelijden. Afstand: tweehonderd meter; van de pawang was nog niets te zien, maar des te duidelijker klonk zijn wrede fluit. Honderd vijftig meterhonderdtwin tigRaden Marsidi schouderde zijn geweer. toeoeoeoetnegentig meter... ...tachtigToen sloeg het hert we derom scherp terug naar het noorden! "Niet schieten, te ver! fluisterde ik krampachtig en derrderr! da verden de schoten uit Marsidi's dub belloop! Op hetzelfde ogenblik zag ik iets dat ik niet voor mogelijk zou hebben ge houden: een treffer uit een gladloops jachtgeweer op bijna honderd meter afstand! Een ogenblik rees de enorme gestalte van het hert recht overeind op uit het riet, om daarna tegen de grond te slaan! "Kena!" jubelde de commandant en haastig lieten wij ons op de grond zak ken. Struikelen en vallend begonnen wij ons een weg te banen in de richting van het gevallen hert. Wij hadden echter nauwelijks de helft van de afstand op deze wijze afgelegd, toen plotseling vóór ons een opgewon den geschreeuw weerklonk, terwijl iets met luid gekraak en geritsel snel op ons afkwam! Tot op deze dag zal Raden Marsidi zichzelf nog niet vergeven hebben, dat hij op dat ogenblik nog steeds de twee lege hulzen in zijn geweer had zitten, want een seconde later barstte het ge weldige hert als een paard in volle ren uit de muur van riet voor onze ogen, om dan, snel afzwenkend, op geen tien meter afstand te passeren en in weste lijke richting te verdwijnen! Met open mond staarden wij het dier na. Enige minuten doodse stilte; toen trad geluidloos een zwarte gestalte tussen de halmen te voorschijn. De pawang! Nooit zal ik vergeten hoe de man eruit zag. Zijn kleren hingen in natte ge scheurde lappen van zijn lichaam. Zijn hoofddoek was verdwenen; hij wankel de op zijn benen. In zijn linkerhand hield hij zijn fluit en in zijn rechterhand, die hij uitstrekte naar mijn compagnon een reusachtige hertshoorn! Zo bleven beide mannen elkaar enige ogenblikken aanstaren; de uitdruk kingsloze gele ogen vastgehouden door de verbaasde bruine. "Het hert van Kramat Gadjah is door Uw hand gevallenmaar weer op gestaan!" Het reuzenhert kwam vèr, vèr weg, diep in de moerassige wildernis van riet en struiken eindelijk, zwaar hijgend en snuivend tot stilstand. Van de afge broken rozenstok links druppelde wat bloed omlaag. Ongeduldig knipperde het dier met de ogen en wreef een kant van zijn grote paardenhoofd tegen het dichte gebladerte van een lage, ruige struik; maar het vreemde onevenwich tige gevoel van zijn kop bleef. Daarna baande het hert zich langzaam nog dieper een weg in de zware be groeiing tot het een iets hoger gelegen, relatief droog stuk grond bereikte, van alle kanten omgeven door een ondoor dringbare muur van riet, takken, en gebladerte. Een soort natuurlijk hol dus. Uitgeput liet hij zich zakken op buik en opgevouwen poten. Met de neus in de windrichting controleerde het nog even zijn omgeving. Veiligde tweebenige vijand (ge vaarlijker nog dan de gestreepte), was verdwenen; het hypnotische gefluit ver stomd. Het hert sloot de ogen; het dècht niet (het kón niet denken), maar het wist dat het gevaar geweken was. 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1975 | | pagina 20