DE INDISCHE NEDERLANDER IN NEDERLAND (IV) INDO PANAS Van Gemengde Bloede (II) BLIJF NIET VOORTDUREND IN DE SCHADUW I In T.T. nr. 2 van 1 augustus stond een artikel waarin het bovenstaande onder werp werd aangesneden. Nu valt deze materie eigenlijk buiten mijn compe tentie en het is niet uitgesloten dat ik mijn hand in een wespennest steek door ook een duit in dit zakje te doen. Maar misschien heeft het zijn nut om het probleem ook eens te bekijken door de bril van een outsider. Een tweede factor die de poging om mijn mening hierover kenbaar te maken motiveert, is het feit dat ik een parallel zie tussen de categorie I.N. en mijn eigen groep. Of beter: beide groepe ringen varen m.i. in hetzelfde schuitje. De Indo wordt over het algemeen be schouwd als een quantité négligeable. En dit heeft op de lange duur uiteraard een inferioriteits-complex doen ont staan. Dit minderwaardigheidsgevoel moet allereerst worden overwonnen wil men in de maatschappij meetellen. Met struisvogelpolitiek komen we heus niet verder. In mijn vriendenkring tel ik talrijke Ne derlanders, zowel pribumi als non-pri- bumi, om maar de hier gangbare ter minologie te bezigen. Hierdoor meen ik de conclusie te mogen trekken dat Als je kennis neemt van al die inge zonden stukken waarin smalend ge sproken wordt over "tjelana-monjet- cultuur" en "het land van Pa'tjes en Ma'tjes (en ook van dat zo langzamer hand hinderlijk en opdringerig worden de gebeuzel over assimileren), dan wórd je wel panas, niet omdat je gefrustreerd zou zijn, maar gewoon omdat je die verdomde njamoek bij gebrek aan het groene spiraaltje een doodklap wilt geven. En als je panas bent word je natuurlijk onverstandig en je doopt je pen in vitriool - wat nog niet vuil genoeg is (want 't helpt toch niet hoor!). Jammer dat spandri eerste klas Tjalie er niet meer is om te antwoorden, maar z'n klewang hangt hier nog en zo no dig batjok ik ermee de engelse vlag in al die pedante betoogjes en giftige aanvalletjes op Peng en Tjo en hun Pa'tjes en Ma'tjes, ook al ben ik maar een ongeletterde Indo. Waarom denkt en spreekt gij, "Oost Indische Dames en Heren," eigenlijk zo smalend over iets, waar een medemens - al is-ie dan ook maar bruin, van houdt? Vindt ge het zo prettig om tienduizend een I.N. vergeleken bij zijn autochtone broeder in de meeste gevallen niet onder behoeft te doen, integendeel. Alleen mist eerstgenoemde in de regel de volharding, de taaiheid van zijn Europese rasgenoot. Door dit manco is een Indo in het algemeen( dus ook Indo-Chinees, dito Arabier etc.) ge neigd spoedig te vervallen in een in dolente stemming. De praktijk heeft echter geleerd dat deze sikapmasa- bodoh, deze la-ma-waaie houding nim mer productief kan zijn. Daarentegen wekt het de indruk alsof men geen interesse heeft in zaken van algemeen belang, weinig eendrachtig om voor gemeengoed op te komen. Het is dus niet omdat het zo droevig is gesteld met de algemene kennis van de Indo, niet omdat hij terzake geen belangstel ling kan opbrengen. Wel echter omdat men denkt: "Och, waarvoor? Het is toch maar een roep in de woestijn". Of: "Dat gaat mij niet aan; laat ieder maar zijn eigen peultjes doppen." Men verliest daarmee uit het oog de eigen schap van de lidi( nerf van palmblad). Deze nerven kan een kind stuk voor stuk gemakkelijk breken maar laat nu een volwassene dat proberen met een bundel lidis! Deze apathische houding, deze negatieve zienswijze is, volgens mij, de voornaamste oorzaak dat de stille en bescheiden Indo's (èn totok's) op hun hart te trappen? Dan bent U gewoon laf! Of hebt ge er onbewust de pé over in dat U niet bedeeld bent met de innerlij ke beschaving en de onschatbare cul tuurwaarden die de Indo (dikwijls he laas zonder dat hij 't zichzelf bewust is) meekreeg van het moedervolk? Of is er een nog onplezieriger reden soms, waar U liever niet aan herinnerd wordt? Waarom gunt U 't hem dan niet te ge tuigen van zijn gevoelens in ZIJN EI GEN lijfblad Tong Tong? Is zijn heim wee een schande? Zijn zijn gevoelens kwetsend voor anderen? Mogelijk voor Uw kassarre en bemoei zieke persoonlijkheid. Als U zich dan al ergert aan zijn woorden (zoals aan de geur van de doeren en die U dus al bij voorbaat niet lust), lees zijn her inneringen dan niet, maar laat die be scheiden mens, die zich niet kan of wil verdedigen tegen Uw laffe aan vallen verder met rust. En wilt ge de "keerzijde van de me daille" leren kennen, lees dan, hangend in een gemakkelijke stoel Tjalie's wer ken en ook Tong Tong, Gij, Basjes Veth van nu, of kras anders liever op! JOHN BARIS VON MOREK I.N. te licht is bevonden, in wezen min derwaardig wordt geacht en derhalve dient te worden genegeerd. Als we niet meevoelen met het wel en wee van het land waar wij in feite een integrerend deel van uitmaken dan is het gevolg daarvan net als de uitwer king van een boemerang. Weliswaar is de groep oldtimers aan het uitster ven maar dat impliceert niet dat men zich bijvoorbaat al moet gedragen als een dode. Het is niet doenlijk van onze aanwezigheid blijk te geven door voort durend in de schaduw te blijven en bovendien nog in alle talen te zwijgen. Om op te vallen moet men naar voren treden; om gehoord te worden is een stemgeluid nu ten enemale onontbeer lijk. De frequentie speelt hierbij een belangrijke rol. Het is niet aan te nemen dat er onder de lasts of the Mohicans niemand te vinden is die het frappez toujours op efficiente ma nier zou kunnen hanteren. Surabaya, september '75 THE TIK TJHIANG VOOR DE TOEKOMST LEVEN N.a.v. de "I.N.in Ned." wil ik ook m'n mening naar voren brengen. We moeten nu proberen om voor de toekomst te leven en al wat voorbij is, vergeten. Om de zg. "rassen"-discriminatie weg te werken, kunnen we twee wegen bewandelen, via het Communisme of in de "Vrije" wereld en ons aansluiten bij godsdienstige of filosofische ge meenten. Of de I.N. zich meer kan doen gelden, laat ik liever aan de Schepper zelf over, gedachtig aan het volk van Is rael dat door God zelf is uitverkoren van al de volkeren. Ik vind de uitspraak van mevr. F. v. Z.- H. niet juist als zij zei, dat zij "niets was"; in de koloniale verhoudingen, behoorde zij zeker tot de "upper- class", daarom is haar gezegde: "ik heb meer ontvangen dan ik gaf" zeer juist, behalve tijdens de Jap. bezetting. H. S. Titulaar (op weg naar Soedan) INDO IN NEDERLAND. Het komt er eigenlijk niets op aan hoe njo A of B zich voelt, tevreden of ge griefd. Ze zijn al haast dood! Het komt er uitsluitend op aan, hoe de volgende generatie Indo, ze vallen toch op, zich zal kunnen handhaven. Zich zal kunnen verweren tegen de massale taak die kan komen, als er een grote armoede in Nederland, in het hele westen zou komen, wat zeker tot de mogelijkheden gerekend mag worden. Wie bereidt ze daar op voor? De scho len? De ouders? Ik twijfel. F. Cramer Onze voorbereiding is onze achter grond. - Red. 4

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1975 | | pagina 4