Indonesia's buitenlandse politiek 60-JARIG JUBILEUM INDISCHE PENSIOENBOND Abonnement TONG TONG nu: f Opnieuw maken wij gebruik van een artikel van de correspondent te Jakarta van de Neue Zuericher Zeitung, O. G. Roeder en wel een, dat verschenen is in dat blad van 18 augustus jl. Ditmaal betreft zijn beschouwing de koerswijziging in de buitenland se politiek, die zich in Jakarta aftekent en die waarschijnlijk nog zal worden versterkt nu de situa tie op Timor zich ongunstig blijft ontwikkelen. Op het ogenblik dat wij dit schrijven spitst de toestand daar zich nog toe - wel licht zal de lezer, als hem dit stuk onder het oog komt, al op de hoogte zijn van de onvermij delijke ontknoping. Nu een samenvatting van het artikel van Roeder: Op zijn recente wereldreis (26 juni - 8 juli) heeft president Soeharto voor de eerste maal meer politieke dan econo mische doeleinden nagestreefd, al moeten de met Iran, Joegoslavië, Cana da, de Verenigde Staten en Japan ge sloten economische en financiële over eenkomsten zeker niet onderschat wor den. Maar dat betreft gebruikelijke za ken. Daarentegen verdient de koerscorrec tie van het buitenlands beleid naar aan leiding van deze reis speciale aandacht. Deze wending is kennelijk niet ver oorzaakt door binnenlandse ontwikke lingen en ook primair niet zo gewild. Het zijn eerder externe factoren die werken, m.n. de onzekere situatie in Zuidoost-Azië na het debacle in Indo- China. Aanvankelijk werd dat in de Indone sische pers gebègatelliseerd, maar dat wordt nu ingezien als een wens, die de vader der gedachte is. Na zijn te rugkeer heeft Soeharto er ongewoon dringend op gewezen dat de commu nistische zege in Indo-China het resul taat is geweest van ideologisch fana tisme. Daarbij had Amerika zich slechts beperkt tot militaire maatregelen. Een ideologisch fanatisme kan echter slechts door een soortgelijke ideologi sche vastbeslotenheid opgevangen worden. Daartoe behoren de schepping van gezond-sociale omstandigheden en versteviging van de nationale en regio nale verzetskracht. Soeharto sprak niet van "herbewapening", hij ging ook niet nader in op zijn drie uren durend ge sprek met Ford in Camp David, waar de Amerikaanse wapenhulp is besproken. Dat thema was lange tijd taboe in de openbare discussie, maar wordt nu aarzelend ter sprake gebracht. De omvang van de komende militaire hulp is in Jakarta nog niet bekend. Stevige inpassing van Indonesië in een Amerikaans militair systeem in Zuid oost-Azië blijft niet erg waarschijnlijk, maar wèl wijzen tekenen op een ver groting van de Indonesische defensie bereidheid, en het lijkt alsof sterke groeperingen in de Indonesische maat schappij oat toejuichen: militaire krin gen, nationalisten, de "functionele groepen", maar ook in Islamitische kringen. De "zwijgende meerderheid van de Islam" denkt bij een sterker ideologisch georiënteerde "anti-com munistische" politiek o.a. meer invloed in het staatsbestel te kunnen krijgen. Voorlopig valt zeker niet te rekenen op een terugkeer tot een avontuurlijke politiek als die van Soekarno. In Ja karta poogt men de beginselen van ongebondenheid staande te houden. De tacticus, die Soeharto is, weet evenwel dat nu de tijd voor het nemen van beslissingen is gekomen. Beslis singen, die tien jaren lang uitgesteld konden worden, zolang Indonesië in de windschaduw van het Vietnam-con flict was gelegen. Nu waait de koude wind uit het noorden. Zo is nu ook het probleem van een dooi in de betrekkingen met China ac tueel geworden, nu de buurlanden Ma leisië, de Filippijnen en Thailand diplo matieke relaties met Peking hebben aangeknoopt, en ook Singapore zich daartoe aangordt. Hardnekkig blijft het denkbeeld in Jakarta, dat China dan wel niet op regeringsniveau maar wel op partijniveau subversieve acties te gen Indonesië kan ondernemen, al zijn daar nu geen aanknopingspunten voor, zelfs niet in het oude onrustige gebied Kalimantan (Borneo). De hoogste vei ligheidsinstanties in Jakarta onderstre pen dat de situatie in Indonesië stabiel is, en de buitenlandse waarnemer kan dat alleen maar bevestigen. Op zaterdag 27 september jl. vierde De Indische Pensioenbond het feit, dat het 60 jaar geleden was dat ze werd opgericht. In de Expo-foyer van het Nederlands Congresgebouw te Den Haag kwamen zeer velen tijdens een geanimeerde receptie het bestuur ge lukwensen. De voorzitter van de Pensioenbond, de Heer Uythoven, memoreerde in een toespraak het vele, dat in al die jaren door de bond was totstand gebracht en moedigde aan de vervulling nog onvervulde wensen in de toekomst te blijven nastreven. REDELOOS, REDDELOOS EN RADELOOS Dit opstel betreft een geschiedkundig feit van betekenis dat maar weinig be kend is. De geschiedenisboekjes die wij op school kregen in de jaren vóór de Pacificoorlog vertelden, dat in 1672, toen Nederland in oorlog was met En geland, Frankrijk, Munster en Keulen, de toestand op een gegeven moment zó ernstig was, dat: het land redde loos scheen, de bevolking redeloos was geworden en de regering radeloos. Maar heel ander ging het toe in Oost- Indië. In die tijd was Joan Maetsuycker Gouverneur-Generaal. Hij nam het op pergezag over van het gebied van de Verenigde Oostindische Compagnie waar van 1653 tot zijn dood in 1678. Een van de rijkste bezitingen van de VOC was het eiland Ceylon, door Rijcklof van Goens veroverd in de veldtocht van 1656-'57. Het succes leidde tot de benoeming van Van Goens tot Gouverneur van Ceylon. Hij bleef in die functie tot 1673, en werd toen Directeur-Generaal van de VOC met standplaats Batavia. In 1678 volg de hij Joan Maetsuycker op als de 13e Gouverneur-Generaal van Neder- lands-lndië. In 1672 werd door de Franse admiraal De la Haye een aanval gedaan op Cey lon. Van Goens noemde deze Franse edelman een "zeerover", omdat hij, zonder enige voorafgaande oorlogs verklaring (men wist niets van de strijd, die in Europa ontbrand was) een bezitting van de VOC had aangetast. Bovendien had hij gepoogd met Radja Singha van Ceylon (een grote vijand van de VOC) een verbond te sluiten. Dat liep echter door de onhandigheid van de Fransen falikant af. Toen op een gegeven moment de vloot van De la Haye de baai van Trincemale (op de oostkust van Cey lon) was binnengelopen en daar een der forten had veroverd, nam Van Goens ogenblikkelijk de nodige stap pen. Hij zond een blokkadevloot naar deze baai, die de Franse schepen in sloot. Vervolgens werd rustig gewacht op hetgeen komen zou. Men wist na melijk, dat de Fransen onvoldoende voedsel hadden en door de twist met Radja Singha kregen zij ook niets uit het binnenland. Hetgeen verwacht werd gebeurde. Op een gegeven mo ment bonden de Franse schepen (een deel van de vloot was naar elders gekoerst vóór de blokkade) de strijd aan. Het werd een fel gevecht, waarin de VOC-schepen een der Franse vaar tuigen vernielde. De overigen braken door de blokkade heen. Een tijd later werd de strijd met de vloot van De la Haye opnieuw aange bonden, ergens ten noorden van Cey lon. Die vloot was inmiddels versterkt door een Engelse vloot. Beiden werden zodanig aangetast, dat zij de aftocht bliezen! Toen dit nieuws in Nederland bekend werd, stak het zowel regering als volk een riem onder het hart. R. van Goens

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1975 | | pagina 5