Hoe is het werkelijk in Indonesië Het soms vertekend beeld van de toestand speciaal van de werkeloosheid De bedelarij, waarop zo dikwijls gewezen wordt, heeft geen betekenis in de economie. Voornamelijk is het een neven-verschijnsel van de toeristen-industrie. Het is een makkelijke manier om aan geld te komen, zonder arbeid en zonder veel kosten (al moeten de bedelaars natuurlijk wel "huur" betalen voor de zuigelingen en kleine kinderen die zij met zich meeslepen, om medelijden op te wekken) Wie goed om zich heen kijkt, zal constateren, dat het overgrote deel der bedelaars uitsluitend te vinden zal zijn in de onmiddellijke nabijheid van toeristen-centra en dat zij zelden een aalmoes vragen aan de eigen landgenoten. Maar daarnaast bestaat inderdaad nog een andere vorm van bedelarij. Name lijk die, welke bedreven wordt door zwervers van nature (hobo-mentaliteit). Het is onmogelijk om zulke lieden aan een vaste woonplaats en vaste arbeid te wennen. De grenslijn tussen beide categorieën is so,ms moeilijk te trek ken, maar zeker is dat beide vormen over het algemeen op gemakkelijke wijze meer verdienen dan zij met vaste arbeid zouden doen. Bedelarij uit ge brek, zoals bijv. in India voorkomt, treft men in Indonesië normaliter niet. Bede larij door gebrekkigen weinig. Want de kampong waar ze thuishoren, neemt hen te allen tijde op. En verder zijn er grote rehabilitatie-centra (zoals bijv. Tjenkareng bij Tangerang) waar zij on derdak kunnen krijgen en met groot geduld (geduld is toch al een speciaal Oosterse eigenschap) getracht wordt hen op een of andere wijze weer in de werkende maatschappij in te schake len. Van regerings-zijde wordt ook wel wat gedaan, maar de resultaten zijn niet spectaculair, omdat zowel de gever als de ontvanger nog moeten wennen aan de idee van "gemeenschaps-hulpbe- toon", na eeuwen lang gewend te zijn aan "onderling hulpbetoon" (gotong royong). Het kan m i. wel twee genera ties vergen voordat die gewenning een feit is geworden. Het heeft meer dan tien jaren geduurd, voordat de idee van een ziekenfonds en financiële hulp bij sterfgevallen gemeengoed is gewor den, zelfs onder de intellectuelen (al thans ontwikkelden). Vergeten we niet dat vóór de oorlog sociale hulp in welke vorm ook helemaal niet bestond, behalve dan die "gotong royong". Het is dus allemaal nog een tasten naar de gedachte en de vormgeving aan die gedachte. Een typisch voorbeeld, hoe nog steeds de "gotong royong"-gedachte domi neert, is wel, dat men zich om materiële hulp nog steeds vlotter wendt tot de particuliere sociale verenigingen, dan tot de regering. Want in die particuliere hulp zit nog steeds iets van "onder linge hulp" Gotong Royong. De werkloosheid Een vertekende factor in het algemeen economisch beeld van dit land, ligt voor buitenlanders nog steeds in het grote aantal werkelozen. Volgens het Buro Statistiek bedraagt dat aantal, meen ik, zo'n slordige 14 millioen. Het zwakke punt in die statistische cijfers, is dat men wel de opgave van een werkzoekende registreert, maar maar diens verdere carrière natuurlijk niet volgen kan en hij dus op de lijst blijft staan van officieel werkelozen, tenzij hij zich daarvan laat afschrijven. En in het allergrootste deel der ge vallen, doet hij/zij dat natuurlijk niet. Eendeels, omdat hij/zij daar de moeite niet voor nemen wil en er geen dwin gend voorschrift voor bestaat. Ander deels omdat hij/zij er goede redenen voor heeft dat niet te doen (belasting bijv.). Vandaar dus dat het aantal officieel werkelozen gestadig toeneemt en er maar weinig van af gaat. Maar als ge probeert om werkers te vinden, dan blijkt dat bijzonder moeilijk te zijn. Om de eenvoudige reden, dat er in werke lijkheid maar zeer weinig werkeloos heid bestaat. En dat is begrijpelijk, omdat in een zo groot land als Indo nesië met zo'n groot bevolkings-cijfer en een zich constant ontwikkelende industrie en idem agrarisch areaal, het aantal en de verscheidenheid van ar- beids-mogelijkheden zo groot is, dat een ieder die werken wil en physiek of psychisch daartoe in staat is, nooit om een baantje verlegen hoeft te zitten. Maar op het niveau moet men dan niet letten. Indien een pas afgestudeerd jurist geen emplooy kan vinden en taxi-chauffeur wordt of gids bij een reisbureau, dan is hij weliswaar niet op zijn niveau werkzaam, maar werkloos is hij niet. Wanneer een abituriënt van een mid delbare school kelner wordt in 'n res taurant, of chauffeur van een helitax, dan is hij toch niet werkeloos? Een afkomeling van een lagere school, die betjak-driver wordt of bami-boer, zal misschien hogere aspiraties hebben gekoesterd, maar werkeloos is hij evenmin. En gelooft U maar, dat er onnoemelijk veel van dezulken zijn. En dat zij heel wat meer verdienen, dan zij in door hen zo begeerde administra tieve functies verdiend zouden hebben. Maar afschrijven van de werkeloos heid-lijsten is er nooit bij. Het aantal werkelijk werkelozen is in waarheid heel gering. Bewijs: probeer Er zijn in Indonesië ook nu nog vrij veel Nederlanders en andere buiten landers die in Indonesië wonen en werken. En veel geld verdienen. Misschien maar weinig van die bui tenlanders kan, behalve de interesse voor een groeiend banksaldo nog de tijd en lust opbrengen zich te ver diepen in het wel en wee van land en volk. Niemand verwacht en vraagt dat ook. De tijd van filosoferen, van aanvaarden zonder harde feiten en cijfers is voorgoed voorbij. Werke loosheid, ziekte, bijstand zijn immers staatszorgen, daar hoeven onze hoofden niet meer over te breken. Waarom zouden we ons dan druk- maken over het hoe en waarom van de zorgen in een ander land? Dit artikel van Agus Daruch (die in Indonesië woont) dient dan ook al leen om ZIJN visie duidelijk te ma ken. Dat kan alleen in Tong-Tong, alle andere zienswijzen kunt U on getwijfeld vinden in andere kranten of tijdschriften. Laten we niet meer twisten over gelijk of ongelijk. Ver geet het na lezing desnoods direct, maar probeer het niet alleen met Uw oqen te lezen. L.D. maar eens op korte tijd aan personeel te komen. Een heksentoer! Nu over wat anders. De vrije meningsuiting Een paar weken geleden sprak ik met een Indische jongen, die in 1957 met zijn ouders naar Nederland emigreerde en nu als tourist weer een kijkje in zijn vaderland kwam nemen. Zijn be vindingen waren over het algemeen bijzonder gunstig, maar er was één ding, dat hem nogal zwaar lag. De Vrije Meningsuiting. In Nederland mocht je alles zeggen en hier niets, meende hij. Op mijn vraag of hij in de kranten de vele kritische beschouwingen had ge lezen over ontbossing, de douane, de bussen enz. enz., verklaarde hij, dat hij dat allemaal niet zo gevolgd had, omdat de Bahasa hem niet meer zo lag. Ik heb ze hem toen laten lezen (met de nodige vertaling erbij) en ik heb hem trachten uit te leggen, dat kritiek die niet gepaard gaat aan een daarbij tevens gegeven oplossing waardeloos is. En dat vrije menings uiting in een staat in opbouw altijd aan een zekere gebondenheid onderhevig moet zijn, omdat een volk dat nog niet hopeloos vermoeid is van eeuwenlang democratisch geharrewar, licht ont vlambaar is en gemakkelijk tot exces sen komt. Dat overigens vrijheid in volstrekte ONgebondenheid maar al te gemakkelijk in bandeloosheid over gaat. Hij grinnikte zo'n beetje en zei dat hij dat wel begreep. En ik van mijn kant begreep heel goed aan welk land hij op dat ogenblik dacht. Mijns inziens is er voldoende vrijheid van meningsuiting in Indonesië, althans wanneer men die vrijheid bekijkt bin nen de qrenzen van normaal fatsoen. AGUS DARUCH 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1976 | | pagina 10