TJALIE SCHREEF...
"HIER BEN IK EEN BARBAAR
In de "Tristia" van Ovidius staat een versregel,
die tot een gevleugeld woord gegroeid is:
"Barbarus hie ego sum, qui non intelligor ulli"
- "Hier ben ik een barbaar, die door niemand
wordt verstaan."
Weinig mensen in Holland, die het zó vaak en
zó sterk gevoeld hebben als wij, als we dit
volk niet duidelijk kunnen maken hoe erg wij
die intens blauwe Indische hemel missen, de
sterrenpracht bij nacht, de wilde geur van
alang-alang, het sjirpen van de krekel of het
getjèk van de tjitjak - de melancholie van
verre gamelan in de nacht of de geur van
katjapiring, de koele wijdheid van een Soos,
het pad in de koffietuinen, de coquette stap
van de koentoel, de scherpe kruitgeur bij de
ontbranding van de Rayard cal.12, de primitieve, virile geur van karang-riffen,
het frou-frou van een sarong of het getinkel van Ijsblokjes in een whiskey-soda...
Mijn God, wat kan je soms volmaakt verlaten rondlopen in het wérkelijk mooie
Holland (want ook Holland kan mooi zijn!) en toch navrant iets missen wat
onvervangbaar, ongeëvenaard mooi en onuitsprekelijk is. Dit is geen ondank
baarheid. Dit is geen gebrek aan aanpassing. Dit is een diepe erkentelijkheid
voor wat waarachtig mooi was - en niemand verstaat je. Hoe barbaars zijn wij
inderdaad!
En gelukkig maar zijn we tweemaal in de maand in TONG-TONG barbaren
onder elkaar
Uit: Tong Tong Nr. 7, 15-10-'58
had. Hij zakte voor Grieks op zijn eind
examen, weigerde het over te doen,
botweg, werd gedwongen voor zijn
toekomst in de leer te gaan bij een
deftige Notaris in Amsterdam, maar
dat was hem te veel. Hij leerde er wel
duistere ambtelijke brieven schrijven
en legale trucjes, die nog net wettig
zijn en waar ieder die er verstand van
heeft zich ook nu nog ten eigen voor
dele van kan bedienen. Hij heeft er
later reusachtig veel nut van gehad.
Maar voor hem, die al die slimme za-
kenslimmigheden verafschuwde, was
dit leven een kwelling, een verschrik
king. Hij wou terug naar de tropen,
naar de vrijheid, naar het vriendelijke
levensklimaat. Hij kreeg het van zijn
Vader, die hier wel begrip voor had,
nog gedaan, op voorwaarde, dat hij
zijn "opvoeding" voltooide door een
jaar verblijf in Engeland, hetgeen niet
aan dovemansoren was gezegd.
Op een dag nam hij voorgoed afscheid
van Holland, van alle hem toch zeer
dierbare Tantes met wie hij steeds,
tientallen jaren lang een drukke brief
wisseling bleef onderhouden. Hij nam
afscheid van zijn Opa, die toen domi
nee in Middelburg was en er gepen
sioneerd werd, de Opa, naar wie hij
was genoemd, Alle Meendert, en die
erg op hem was gesteld. Er waren
vele Alle's, maar Pa was Alle Banda.
Voor mij is deze voorvader ook maar
een portret, een oude man met wit
haar, een zware brede kin, felle ogen,
een scheve, gebroken neus, en een
mond met een trekje verborgen humor.
Zo kwam Pa op een goede dag in
Banda terug met als enige bagage de
familiebijbel, de complete werken van
Dickens met de illustraties van Cruiks-
hank, in prachtband, een hele serie
van de eerste detective-schrijver
Wilkie Collins, veel van Pierre Loti en
de complete en de goedkoopste uit
gave van Dumas' Vader en zoon, in
de vorm van de serie van Buffalo Bill,
twee kolommen, fijngedrukt op slecht
papier. Ik heb ze alle verslonden.
Op Banda werden de banden met de
familie Ba'Adila weer aangeknoopt. Pa
leerde er de nu officiële Bahasa en
het Arabische schrift van deze al oude
Heer. Ondanks de grote lacune in za
kelijk inzicht zag mijn Opa toch wel
ver in de toekomst en was hij zijn tijd
ver vooruit. Hij voorzag, dat er een
eind zou komen aan koloniën en be
greep, dat men land en volk via de
taal moest leren begrijpen.
Pa, nog erg jong, verveelde zich ten
slotte in Banda. Daar was hij te be
wegelijk en te agressief voor. Hij ver
trok naar Oost-Java en "ging in de
cultures", zoals dat heet. Het was toen
tegen 1895 een vrij hard bestaan. Iets
waar hij altijd met genoegen over ver
telde, over de periode, dat hij geen
schoenen meer had, etc.
Wegens zijn moeilijke karakter, het
feit, dat hij niet verdragen kon door
een ander mens te worden gecom
mandeerd, blindelings te moeten ge
hoorzamen, bleven het steeds korte
dienstbetrekkingen op koffie- en sui
kerondernemingen, vrijwel steeds ein
digende met een paar rake klappen
over en weer en natuurlijk ontslag.
Zo dwaalde hij langzamerhand west
waarts vanuit Oost-Java in de koffie
naar Weleri in de Indigo en Pagilatang
in de thee, in de buurt van Pelantoen-
gan. Hier werd alles wat baas was
hem tenslotte te machtig. Van nu af
aan, zou hij zich zelf zijn, ten koste
van alles en dat hield hij tot zijn dood
in het kamp toe vol.
Pangilarang ligt op ongeveer een dag
reis te voet van het Diëngplateau ver
wijderd, hetzelfde plateau, dat toen al
een vacantie-oord begon te worden.
Het is het mooiste stuk van heel Java,
dat weer het mooiste eiland is van
Indonesië. Voor mij mag U Singapore
mooier vinden of wat dan ook en daar
kan ik U alleen om beklagen. Er staan
de oudste tempels van Java, oude
Hindu waterwerken, er zijn solfataren
en stikstofvalleien, er zijn meren en
moerassen en plekken met drijfzand.
Er hadden zich enkele zonderlingen
gevestigd in de eenzaamheid. De
eerste was een Baron van Heeckeren
voor zover ik het goed heb onthouden,
volgens Pa 's Lands advocaat of zo.
Verder mijn andere Opa Johan Hein-
rich Wieland, een Zwitserse huursol
daat, die nog meegevochten had in de
oorlog in Sicilië tegen Garibaldi. Hij
nam alles over van de Baron en ik
groeide dus op tussen de meest fraai
gekrulde Biedemayer en Victoriaanse
meubels in.
Deze echte Opa, die mij met zijn rare
dialect uit Stafa bij Zürich nog Fritzi
noemde, was na zijn pensionering,
toen het detachement te Wonosobo
werd opgeheven, naar de Diëng ver
huisd, misschien, omdat het hem deed
denken aan zijn bergdorp met zijn
koeien en mist en stilte en meren. Hij
"ging af op een jaarwedde van 120
gulden", zoals het officiéél heette. Ik
zat als kind nog bij hem op schoot, en
bij Ma' Nini, nooit op een Hollandse
schoot.
Hij had tien kinderen, die hij zeer zorg
vuldig wilde beschermen tegen de
boze buitenwereld. De twee oudste
kinderen volgden nog enkele klassen
van de Europese Lagere School, de
anderen volgden de desaschool. Die
bescherming lukte niet. De oudste
dochter Anna, voor ons Ma' Antjie,
trouwde met een Javaan, Bapak Man-
goen; de tweede, Hendrike trouwde
met mijn Pa. Natuurlijk slechts volgens
de Mohammedaanse ritus, omdat er
geen ambtenaar van de burgelijke
stand was. Tante Louise trouwde met
een andere gepensioneerde Zwitserse
huursoldaat Jacob Aemizegger en zo
ontstond een uitgebreid Wieland na
geslacht nu over de hele wereld ver
deeld in allerlei nationaliteiten en met
allerlei rangen.
Pa en zijn jonge vrouw Riek, zoals hij
haar noemde, vestigde zich in de
dessa Ketjepit, een gehucht eigenlijk,
ingeklemd (zoals de naam aanduidt)
tussen de bergen. Hij had er een moei
lijke tijd, hoewel hij er in de kost was
van de kepala kampoeng en heel
goedkoop leefde.
Zo'n loerah is Burgemeester net als
die van Rijswijk, met minder scholing,
maar misschien even wijs en voor on
ze Lieve Heer zeker niet minder. Hij
was niet zo goed bij kas en als hij
lees verder volgende pag. 1e kol. onderaan
13