HET GELUK VAN HET JAGEN
Met een oud
Edouard de Beaumont
legergeweer op ti|ger|acht
Boekhandel Tong-Tong
"Pluizen op de hand van God"
"De jacht behoort tot het zuiverste
repertoire van het menselijk geluk"
José Ortega Y Gasset.
Enkele maanden nadat ik mijn eerste
tijger schoot, kreeg ik bericht van een
Kreo (kamponghoofd), dat ongeveer
1 km van zijn kampong een grote
trekkarbouw door een tijger was aan
gevallen en gedood. Aangezien een
trek-karbouw een volwassen en sterk
dier is - hij moet zware gezaagde
boomstammen van 5 a 10 meter, langs
bospaden slepen - veronderstelde ik
dat genoemde tijger een machtig ex
emplaar moest zijn, vooral omdat de
karbouw niet tijdens zijn werk - het
slepen - was aangevallen. Hij had dus
evenveel kans om te winnen of ver
liezen.
Intussen was mijn gewezen detache-
ments commandant met de huid van
de tijger met verlof naar Europa ver
trokken, waardoor ik de nieuwe baas
om toestemming moest vragen. Die
kreeg ik wel, maar geen dienst kara
bijn en aangezien ik niet over een
eigen wapen beschikte, was ik aan
gewezen op oude Beaumont leger
geweren, die we mochten gebruiken
voor de jacht. Ik kreeg er een van de
fourier (magazijnbeheerder), waar een
nieuwe loop op zat en een doos mu
nitie. Hierna vroeg ik de jagers onder
de militairen wie met me mee wilde.
Er was geen liefhebber, wel als ze
karabijn bewapening mochten hebben.
Enfin, ik ging dus alleen.
Na de dienst om 13.00 uur vertrok ik
met de Kreo naar zijn kampong, onge-
.veer 6 km van de kazerne. Bij aan
komst bleek dat alles voor een slama-
tan was klaar gemaakt. De ceremonie
begon direct, want veel tijd hadden
we niet. Na afloop ging ik buiten de
kampong - aan de tegenovergestelde
kant van mijn toekomstig jachtterrein -
mijn kanon kaliber 11 mm (loden kogel)
inschieten. Op een dikke boomstronk
tekende ik met houtskool een cirkel
ter grootte van een rijksdaalder, waar
op ik van 30 meter afstand twee keer
schoot. De treffers vielen nagenoeg
over elkaar heen, met een afwijking
van 2 cm laag rechts. Hiermee moest
ik dus rekening houden.
Het was intussen 15.30 uur geworden
en we haastten ons, de eigenaar van
de karbouw en ik, naar het jachtterrein.
Hier bekeek ik de aanzit, welke op
een hoogte van 5 meter was gebouwd
in een djenkolboom.
De afstand tot de geslagen karbouw
was ongeveer 20 meter. Het kon niet
beter, vooral omdat in dit secundaire
bos niet veel keuze was voor wat
betreft bomen. Er was wel veel struik
gewas. Ik liet het kadaver met stevige
rotans aan een stronk binden, waarna
de omgeving met een straal van drie
meter werd schoongekapt. Ik had van
uit mijn posteerplaats een pracht uit
zicht.
Om 16.30 uur was alles klaar en we
klommen beiden in onze boom. Het
was nog volop daglicht. De zon stond
ongeveer 30 graden boven de horizon.
We konden dus nog best een laatste
sjekkie roken. Dat deden we dan ook,
maar we bleven op onze hoede. Mijn
geweer had ik in de hand en in de
rust gezet, de koplamp was nog niet
klaar gemaakt voor gebruik, omdat
het gewoon nog te vroeg was.
Ik had mijn sigaret nog in de mond,
toen ik geritsel hoorde. Direct daarop
zag ik de tijger snel en rechtstreeks
naar het aas toelopen. Hij begon er
aan te trekken met de bedoeling het
weg te slepen, maar dat lukte niet.
Intussen nam ik heel rustig het roker
tje uit de mond, zette het op de aanzit
zonder overtollige bewegingen te ma
ken, nam het geweer in beide handen,
zette de veiligheid op vuren en richtte.
Juist toen ik wilde schieten, keek de
tijger me recht in de ogen, waarbij hij
zijn bek opende, doch zonder te brul
len of te blazen. Ik bleef in de aanslag
en toen die grote muil dichtging, richt
te ik nog even zuiverder en drukte
door. Een enorme knal van de zwart-
kruit lading, doch er was niet veel
rook. Zeker vanwege die twee eerste
proefschoten. Ik zag hem dan ook
duidelijk als een zoutzak neervallen
zonder een kik te geven. Ik herlaadde
het geweer en na twee minuten ge
wacht te hebben, klauterden we uit
de aanzit, van waar we een flinke plas
bloed konden waarnemen.
Vooreerst kon ik de plaats van het
schot niet vinden, maar na enig zoe
ken bleek dat de zware 11 mm Beau
mont kogel via de binnenkant van het
oog de kop was binnengedrongen. Bij
sectie thuis zag ik hoe hef projectiel
verder was gegaan, nl. door de hals
in de borst en hier uiteen gespat.
Geen uitschot dus. De tijger bloedde
hevig uit de bek. De prachtig geteken
de huid was volkomen gaaf. Van neus
tot staartpunt mat het dier 3 meter 26
cm.
De kop was even breed als de middel
lijn van een militaire bamboehoed met
rand. Ik vond dit wel een resultaat om
tevreden mee te zijn, ook omdat ik
alles in werkelijkheid heb kunnen zien
en horen.
Van de nieuwe luitenant vernam ik,
dat hij graag de huid cadeau wilde
doen aan de overste (Gewestelijk Mili
tair Commandant van Palambang,
Djambi) en ik kon alles vergoed krij
gen uit het kantinefonds. Echter, de
overste had al meerdere huiden en
een collega nam 'm over, tot misnoe
gen van de kapitein van Lahat, die me
later vertelde, dat hij 'm zo graag had
gehad.
Ik wij U wel zeggen, hoeveel belang
ik stel in het offeren aan de bosgees
ten door hen mild te stemmen met een
slamatan oftewel kendoerie. Dit be
hoort nu eenmaal bij de adat van de
oer- (bos) mensen.
Ook vóór een hertejacht wordt vaak
een slamatan gehouden en zo'n jacht
wordt beslist een succes. Dit zijn heus
geen sterke verhalen uit het V.S.V.
(Voorschrift Sterke Verhalen). Ik heb
alles persoonlijk meegemaakt. T.z.t. zal
ik U een frappant verhaal vertellen.
Mijn volgend verhaal gaat over mijn
5e tijger, omdat de 3e en 4e zijn ge
schoten gelijk aan de eerste, dus niets
bijzonders.
J. KOLMUS
Noot:
Heel laconiek: "Niets bijzonders!
"Kijk, dit is nou de echte jager. Heeft
U gelezen, dat hij vóór op jacht te
gaan eerst zijn spuit inschoot? Ik zou
ze niet de kost willen geven die dat
nalaten te doen.
En wij maar wachten op de 5e tijger!
Kolmus, met wie ik in mijn jeugd in de
tuin van zijn huis op Kili-Mas, Soera-
baja, en onder een waroe-boom, hagel
(met staartjes) heb gegoten, zal zeker
vertellen. Ajo boeng! D'ruit nou tij-
door G. H. Ezendam 29,50 plus porto f 3,25
Elke jungle vechter zal bij het lezen van dit boek het weer beleven.
Van de eerste tot de laatste bladzijde een opwindend stukje geschie
denis uit W.O. II Een plaats op de boekenplank van elke Ex detache
mentscommandant c.q. patrouillecommandant is het zeker waard.
De schrijver Ezendam heeft hier elk pluisje (uit het Politierapport van
Jan Sterk) zijn werk laten doen en de wind over Godshand laten gaan.
v. d. Br.
17