O-na <fr<-
"MOEDER SQUEERS" EN
"KAPT. JAS"
Moeder Squeers.
Wordt Dickens niet meer gelezen?
Mrs. Squeers is de weerzinwekkende
vrouw van de al even afschuwelijke
kostschoolhouder Mr. Squeers in
"Nicholas Nickleby". Ze voerde de
jongens "brinstone and treacle" (zwa
vel en stroop dus), om ze de eetlust
te ontnemen.
Ze is in de afgelopen jaren ('73, '74)
tweemaal op de televisie te zien ge
weest in een (uitstekende) vertolking
van het hele boek, en eenmaal in een
(eveneens uitstekende) kindermusical
over de kostschool, waar Nicholas les
gaf - de musical was geheel door leer
krachten en leerlingen van een Engel
se school geschreven en gespeeld. Er
is nog wel wat goeds te zien op de
t.v.
Kapt. Jas.
heeft wel degelijk bestaan! Hij heette
Jeremias van Riemsdijk en was kapi
tein in het leger. Bijzonderheden zijn
te vinden in het door Blois van Tres
long Prins geschreven familie-archief
in boekvorm: "Willem Vincent Helve-
tius van Riemsdijk" (landheer van
Tjampea?) Een verre nazaat is Marie
Hageman, die nu in het nieuws is
(eerste vrouw van Pablo Neruda, na
zaat van Ricardo Reyes, eertijds con
sul van Chili in Batavia). Er is weinig
over haar bekend - iets voor Tong
Tong om na te pluizen?
M. TAN
Haan. Dat Prins het niet met hem
eens is kan mij niet overtuigen. De
landsarchivaris en zijn medewerker
waren het (bijna) nooit eens en Prins
liet nooit een gelegenheid voorbijgaan
om zijn chef te bestrijden. Voor mij
blijft - ik heb beide heren gekend -
De Haan de autoriteit, maar best mo
gelijk heeft Prins in dit geval gelijk.
Het raadsel van Kapitein Jas zal wel
nooit worden opgelost.
Een onderzoek naar de identiteit van
de eerste vrouw van Neruda werd
ingesteld door literair belangstellen-
de" JHR.
Het schaamrood steeg mij naar de
kaken bij lezing van dit briefje. Niet
alleen deze lezer maar ook andere
wezen ons op onze onvergeeflijke na
latigheid bij het "thuisbrengen" van
Moeder Squeers. Ik was een fervent
bewonderaar van Dickens zo n 70 jaar
geleden en had dus de naam onmid
dellijk moeten herkennen. Maar ja, we
worden oud! Dickens is, vrezen wij,
nu wat "uit de mode" maar in de tijd
waarover het stukje in Het Parool gaat,
en nog tot diep in het begin van deze
eeuw, was hij zó populair dat men best
kan begrijpen, hoe zijn romanfiguren
een begrip waren zelfs bij de weinig
belezen figuren van het koloniale le
ger. Maar ik had een zacht verwijt
nodig van meer dan één lezer om me
de naam te herinneren van het wijf
dat haar kostjongens des morgens
tracteerde op stroop met zwavel. Aan
allen die mijn geheugen opfristen ons
aller dank!
Wat Kapitein Jas betreft: ik voer op het
kompas van de onsterfelijke geschied
schrijver van Oud Batavia, Dr. de
Naar aanleiding van de twee zeer
negatieve reacties van de dames
Grooss en Ducelle, voel ik mij ge
roepen positief te reageren op het
liedje "Arm Den Haag
Laat ik voorop stellen, dat ik een In
dische ben en dus reageer vanuit mijn
Indische instelling.
Op mij maakt het liedje qua tektst, mu
ziek en vertolking een bijzonder goede
indruk. Er klinkt een melancholie en
een heimwee uit, die mij zeer aan
spreken.
En dan de taal. Is er één taal, waarin
men met zo weinig woorden zoveel kan
uitdrukken? Ook geloof ik, dat het
noemen van de naam in de laatste
regel in het geheel niet lelijk bedoeld
is. Integendeel, men mist iemand, die
altijd van grote steun is geweest. Ik
geloof, dat we de makers en de ver
tolkster van dit lied onrecht aandoen
door de zaak van zo'n negatieve kant
te bekijken.
P. C. v. Wijk-Ribbens
Ik zei dat "sommigen" de zangeres en
het liedje niet zo bewonderden. De
grote massa apprecieert het dus wel.
Trouwens wat negatief is voor de een
is positief voor de ander. Het gebrui
ken van een willekeurige naam (de
zangeres kende de persoon niet) is
altijd gevaarlijk, ik kan de bezwaren
van de weduwe onderschrijven.
Als we alleen met een zwaar Indisch
accent in onze zo veelzeggende taal
goed overkomen bij het Nederlandse
publiek, ajo dan maar!
"Nee, dat is geen Indische dans, hij kan
alleen niet tegen wollen ondergoed".
WESTERLING ÈN OOSTERLING
In het begin heb ik mij ook een
ietsje" geergerd aan het gezaag over
"Indische Nederlanders" etc.
Ik ben een "rasechte" Indo, d.w.z.
zoon van een nederlandse vader en
een javaanse moeder. Edoch, vreem
den, die mij na een telefoongesprek
ontmoeten, zeggen wel eens: "Ik heb
me jou heel anders voorgesteld", en
dan aarzelend: "Meer aan de totok
kant!"
Afgezien van de moordpartijen, ver
keer ik in de zelfde omstandigheid als
de heer Van Doornum. Maar zover als
hij wil ik met mijn uitspraken pertinent
niet gaan.
Beiden snakken wij naar verhalen over
Nederlands-lndië van onze generatie.
Verhalen over Nederlands-lndië ver
voor ik het levenslicht aanschouwde
zijn er genoeg geweest. Aannemende
dat wij omstreeks 1920 zijn geboren,
dan zijn de verhalen 1935 tot 1950
voor ons interessant.
Daarom de vraag: "Zijn er nog lezers
van onze generatie die (vergezeld van
een prent) een aantrekkelijk verhaal
over Nederlands-lndië kunnen schrij
ven?" Dan zijn wij ook "senang" I I
Tenslotte: of wij nu "volbloed zijn,
Totok Kesasar of Indo, heeft hier niets
mee te maken. Allen zijn wij het roe
rend eens, dat wij ons in Nederland
volkomen thuisvoelen en Nederlands-
lndië (al heet het tegenwoordig Indo
nesia) immer een onvergetelijk mooi
land blijft.
Laten wij in Nederland a.u.b. handelen
als een volbloed Westerling, maar
dan gepaard met het fijne dat wij van
de Oosterling(e) hebben meegekre
gen. A. FAVIS
Ik wil ook nog even inhaken op het
artikel inzake de Wet Uitkeringen Ver
volgingsslachtoffers in T.T. 11/12.
Wat het eerste doel betreffende het
"Nederlanderschap" aangaat, daar
weet ik te weinig van om er iets over
te kunnen zeggen.
Wat de "tweede barricade" betreft: bij
een aanvraag om een uitkering wordt
vooropgesteld een causale relatia tus
sen invaliditeit (voor nabestaanden
overlijden van b.v. echtgenoot) en de
vervolging, tenzij duidelijk anders
blijkt. D.w.z. dat hier de "omgekeerde
bewijslast" geldt.
Mevr. L. C. C. Hendriks
18